Direct naar artikelinhoud
Column

Het is heet in de Bierstube, een hitsige hitte. Niemand merkt op hoezeer ik bekoel

Het is heet in de Bierstube, een hitsige hitte. Niemand merkt op hoezeer ik bekoel
Beeld Bob Van Mol

Daan Heerma van Voss is een Nederlandse schrijver.

Mijn geliefde vergist zich. Mijn probleem is helemaal niet dat ik te zelden ja zeg, tegen feestjes, etentjes, of andersoortige staaltjes spontaniteit. Mijn probleem is dat ik te zelden nee zeg. Dat heb ik nooit zo zeker geweten als nu, hier. Nu: een bitterkoude plattelandsavond. Hier: een afgeladen Bierstube in een klein Duits dorp nabij een concentratiekamp. Het podium wordt betreden door vijf bevallige dames. Luidkeels en tot groot genoegen van de alhier verzamelde zuipschuiten beginnen de dames schlagers te schreeuwen. Een hossende menigte, rondspattend bierschuim, schunnigheden die van tong tot tong gaan, en dan ik, een pilaar in het midden van de zaal.

Volgens de even verguisde als aanbeden psycholoog Jordan Peterson begint zelfontplooiing met het woord nee. Een klein kind is gewend steeds ja te zeggen, zijn ouders te gehoorzamen, de wil van anderen te volgen. Door nee te zeggen ontdekt het zijn individualiteit, zijn macht. Iemand die altijd ja zegt, komt er nooit achter wat hij zelf wil, wie hij is. Zo iemand is te agreeable, te aardig, te plooibaar. Iemand die altijd nee zegt, is weer niet agreeable genoeg, hij is te star. Ergens tussen die twee uitersten laveren wij allen op dagelijkse basis, we moeten nu eenmaal dingen doen die we niet willen, net zoals we onszelf nu eenmaal dingen moeten ontzeggen waarnaar we sterk verlangen.

Na de menselijke soort zo’n tweeëndertig jaar te hebben bestudeerd, kan ik stellen dat mensen die meestal nee zeggen relatief eenzaam zijn, en mensen die meestal ja zeggen zich relatief opgejaagd voelen. Doe er uw voordeel mee, zou ik zeggen.

Toen ik anderhalf jaar geleden werd gevraagd om stadsschrijver te worden van dit dorp had ik nee kunnen zeggen, maar ik zei ja. Spijt heb ik er niet van, in de mistige geborgenheid van dit Duitse achterland heb ik voor het eerst het dorpsleven ervaren, heb ik voor het eerst in een gemeenschap verkeerd waar iedereen elkaar kent; nooit eerder was ik zozeer buitenstaander als ik hier ben geweest. De paarse heides, de gesuikerde streeklekkernijen, de onbegrijpelijke openingstijden van het enige café (niet voor niets Unsere Kneipe geheten) – beetje bij beetje ben ik een ingewijde geworden. Maar vanavond, tijdens dit drankgelag, heb ik mijn grens bereikt.

Denk aan een gezelschap dat na een etentje op café gaat; als je dan meegaat, als je ja zegt, is het verdomd lastig om bij het volgende café af te haken

Als je eenmaal ja hebt gezegd, is het moeilijk om die positieve beweging weer te stoppen. Die dynamiek ken je misschien wel. Denk aan een gezelschap dat na een etentje op café gaat; als je dan meegaat, als je ja zegt, is het verdomd lastig om bij het volgende café af te haken. Jullie zijn dan immers een groep geworden die als voornaamste gemeenschappelijke kenmerk het ja heeft. Dus moet de gifbeker leeg. Dus trekken jullie langs de cafés, sjokken jullie in steeds benevelder toestand voort, niet omdat jullie daar schik in hebben, maar omdat nee zeggen op dat moment onmogelijk lijkt.

Om het ongelijk van mijn geliefde te bewijzen had ik destijds ja gezegd op het stadsschrijverschap, wat in de praktijk inhield dat ik hier in anderhalf jaar tijd anderhalve maand moest doorbrengen, anderhalve maand die ik grotendeels zelf mocht indelen, wat ik heb gedaan, uiteraard op de meest egocentrische manier denkbaar: door me in mijn appartement op te sluiten en keihard te werken. Ik had ja gezegd op de elektronische fiets die me was aangereikt, waarmee ik onlangs met een noodvaart – in de turbostand – keihard onderuit was gegaan. Ik had ja gezegd tegen de eindeloze excursie door het nabijgelegen concentratiekamp, het was een regenachtige dag, ik vatte kou. Wat had ik toch ongelooflijk veel ja gezegd!

Het is heet in de Bierstube, een hitsige hitte, een wervelende warmte. Niemand merkt op hoezeer ik bekoel, hoe mijn lichaamstemperatuur daalt en daalt, net zolang tot het een kil en benepen nee voortbrengt, een fluistering die niemand hoort. Anderhalf jaar was ik stadsschrijver van een dorp dat niemand van u kent, totdat ik uiteindelijk nee zei.

Ja klinkt als hallo. Nee klinkt als vaarwel.