Weinig tot geen stress bij Tim Merlier aan de vooravond van de start van de Giro. Het openingsweekend is dermate zwaar dat er voor de spurter van Soudal Quick-Step niets te rapen valt. Pas vanaf maandag begint zijn zoektocht naar een etappezege echt. “Al heb ik niet echt een idee hoeveel sprintkansen er zullen zijn”, lacht Merlier. “Het is dus voor mij moeilijk om mij uit te spreken over bepaalde etappes, laat staan ritzeges. De puntentrui? Goh, er zijn hier zoveel sprinters. Milan won hem vorig jaar en is één van de sprinters die makkelijk hellingen overleeft. Voor mij is het de favoriet voor de paarse puntentrui.”

Op zijn 31ste rijdt Merlier nog altijd maar zijn vierde grote ronde. “Omdat cyclocross mijn grote liefde was. Alles is veranderd toen ik in 2020 plots nationaal kampioen op de weg werd. Ik debuteerde in de Giro, won een rit en stapte op vraag van de ploeg na tien dagen uit koers zodat ik ook in de Tour zou kunnen starten. Ik ben nu in een fase aanbeland dat ik elk jaar een grote ronde zal doen.”

Voor Merlier is het nog maar de eerste keer dat hij samen met boezemvriend en lead-out Bert Van Lerberghe aan een grote ronde begint. “Bert gaat dat goed doen, zeker weten. Of hij in de bergritten iets voor mij kan betekenen? Ik ken hem intussen. Hij zal er alles aan doen om mij uit de wielen te rijden om aan te tonen dat hij de betere klimmer is. Eens hij dat punt gemaakt heeft, zal hij me wel bijstaan.”

Merlier denkt van zichzelf dat hij ook een beter klimmer is geworden. Na de klassiekers trok hij naar Tenerife om op de flanken van de Teide wat klimritme op te doen. “Gewoon om ervoor te zorgen dat ik de bergen makkelijker overleef. Maar je mag mij een vol jaar naar de Teide sturen, een klimmer ga je van mij nooit kunnen maken.”