Direct naar artikelinhoud
ColumnPeter Middendorp

Is het niet onder- of overschatten, maar precies goed schatten van de tegenstander, een kwestie van de vrije wil

Is het niet onder- of overschatten, maar precies goed schatten van de tegenstander, een kwestie van de vrije wil

Elke week zijn er wel weer 5 à 25 verslaggevers die op enigszins verontwaardigde toon aan trainers vragen of ‘ze de tegenstander niet toch hebben onderschat’, en elke week zijn er weer evenveel trainers die zeggen hoe onbestaanbaar het inderdaad weer is ‘dat je je als professional op dit niveau niet zelf tot het uiterste weet te motiveren’.

Is motivatie afhankelijk van wilskracht? Is het niet onder- of overschatten, maar precies goed schatten van de tegenstander, bedoel ik, een kwestie van de vrije wil?

Niets ten nadele van verslaggevers en trainers, maar waarom, als het nu al vijftig jaar elke week hetzelfde is, verandert het dan nooit? Tegen faalangst bestaan bijvoorbeeld trainingen en therapieën. Waarom heeft nog niemand uitgevonden hoe je het monster van de onder- en overschatting, die oordeelkundige koekenbakker, de kop afslaat?

Het hele seizoen hebben we met FC Emmen naar beneden gekeken, naar de voorlaatste en laatste plaatsen op de ranglijst, een enkele keer met knikkende knieën. Alsof we op een glazen brug stonden, boven een ravijn. Of, beter, alsof we in het midden van een groot meer op een dunne ijsvloer stonden en het altijd wel ergens konden horen kraken.

De laatste tijd is er iets veranderd, lijkt het. De resultaten vallen tegen. Wat een grappige zin is voor een Emmensupporter, ergens. In het begin konden resultaten helemaal niet tegenvallen. 5-0 bij Ajax? Proberen we het de volgende keer op 3-0 te houden. Alles viel mee in het begin. Alles valt mee voor wie uitgaat van de nederlaag.

De ijsvloer bleek stevig. Steviger in elk geval dan gedacht. Zelfs als we vielen of stampten, zakten we er niet doorheen. We begonnen naar boven te kijken. Als we thuis een resultaat halen tegen Heracles, dachten we, en daarna in Sittard van Fortuna winnen – wat op zich moest kunnen, thuis hadden we ze tot de voorlaatste minuut in onze achterzak gehad – spelen we ons heel even vrij van degradatie- en nacompetitiezorgen.

Nu hebben we 25 punten uit 26 wedstrijden; we lopen één punt achter op het schema van lijfsbehoud. Tegen Heracles werd het nog ternauwernood gelijk (1-1), tegen Fortuna Sittard stonden we, zoals het Dagblad van het Noorden het schreef, voor paal (3-1). Het wordt een slag om het middenveld, zeiden ze vooraf. Nou, die hebben we gewonnen. De slagen om de aanval en de verdediging waren alleen voor Fortuna.

Zoals je tegenstanders moeilijk kunt verwijten dat de adrenaline ze niet uit de oren spuit als ze het terrein voor De Oude Meerdijk oprijden, zou ik ons evenmin voor de voeten willen werpen dat we ergens in de competitie – was het na FC Groningen (1-2), na PSV (2-2) misschien? – zijn opgehouden met naar beneden kijken.

De nederlaag in Sittard was zo’n dreun waarvan je op je kont in het zand viel en zei, de hand aan de wang: ‘Moest dat nou zo? Als je gewoon had gezegd wat je duidelijk wil maken, had ik het ook wel begrepen, hoor!’ Nou, nee dus. Zo werkt het niet bij mensen. Ze moeten het voelen. Psychologisch kwam de dreun van Fortuna als geroepen. We weten weer even diep van binnen, ook op hormonaal niveau, wie we zijn.