Koningin Elisabethwedstrijd

Belgische violiste Pauline Van der Rest: een verbluffende tiener die het ver kan schoppen

De Brusselse Pauline Van der Rest is nog maar 19, maar heeft al heel wat concertervaring en wedstrijdkilometers op de teller.© Raïs De Weirdt.

Ze is een van de jongste deelnemers, en de enige Belg: hoe heeft Pauline Van der Rest het ervan afgebracht in de eerste ronde van de Koningin Elisabethwedstrijd? Uitstekend, zo blijkt. Dat smaakt naar een halve finale.

Sofie Taes

Dit jaar staat de Koningin Elisabethwedstrijd voor de twintigste keer in het teken van de viool en van Eugène Ysaÿe – de legendarische, Belgische vioolmentor van Koningin Elisabeth en geestelijke vader van de competitie. In zo’n jubileumeditie zou je een trappelende lading jong snarengeweld van eigen bodem verwachten. Draaide dat even anders uit. Van de 63 kandidaten verdedigt er welgeteld één onze tricolore. Een wedstrijd als deze kent natuurlijk ook maar één winnaar. En waarom zou dat niet Pauline van der Rest kunnen zijn?

De Brusselse is nog maar 19 maar heeft al heel wat concertervaring en wedstrijdkilometers op de teller. Wat meer is: Pauline is een podiumbeest. Dat kan wel eens het verschil maken in de eerste ronde, waarin kandidaten een halfuur krijgen om een blijvende indruk te maken op de zestienkoppige jury. Het is zaak om in zo’n vroeg wedstrijdstadium te demonstreren dat er voldoende technische bagage is. Daarom moet elke deelnemer niet enkel met pianobegeleider, maar ook solo aan de bak met Sonate n°3 van Ysaÿe en een of meer Capriccio’s van Niccoló Paganini. Dubbel- en tripelgrepen, chromatische rollercoasters en effectballen: dit is het soort hindernissenparcours waar je met een wankele techniek nooit meer uitkomt. Idealiter laat een kandidaat in deze fase ook al een glimp opvangen van vertelkracht, stijl, inzicht en de X-factor waarachter de belofte van een glansrijke carrière schuilt.

Fantasievol, maar gefocust

Enter Pauline, met zwartwitte jurk om de schouders, storm in het hoofd maar rust in de kootjes. Knap hoe ze opent met Szymanowski’s Dryades et Pan – het slotdeel van het triptiek Mythes uit 1915. Dankzij Van der Rests fantasievolle, maar gefocuste benadering klinken de notoir lastige kwarttonen niet als een op de staart getrapte kat maar als het gesnater van een schalkse faun. Suggestief, maar breekbaar in de harmonieken – de spannendste die we donderdag hoorden – serveert ze ook ragfijne loopjes, melodieën die zich tot op de tippen van hun tenen uitstrekken en bassen zonder dieptevrees. Haar Capriccio n°20 – een Paganini-monstertruck aangedreven door een basdrone – beukt en schuurt niet zoals die van Angela Chan eerder die avond, maar zucht melancholisch, met de blik op oneindig. Ook in de sonate van Ysaÿe blijft ze gaan voor de gedurfde timing die wonderen doet voor de precisie van haar springende boog. Nog een bescheiden lachje en dan fladdert ze alweer van het podium, alsof het niets was. Maar wij vonden het heel wat, deze verbluffende tiener die wel eens ver zou kunnen geraken in deze wedstrijd.