Direct naar artikelinhoud
lust & liefde

“Er was geen ontkomen aan. We hebben gezoend en gevreeën alsof we vijftien waren”

Corine Kool interviewt over de raadselen van passie en affectie
Beeld thinkstock

Eerst dacht ze nog dat hij een heel bijzondere collega was. Maar Leah (46) voelde meer dan vriendschap. Véél meer. Dat zou ze hem vertellen, en dan zou het vanzelf voorbijgaan. Hoopte ze.

“Mijn huidige man en ik verhuisden in 2006 naar een nieuwe stad. We hadden allebei een huwelijk achter de rug en wilden met z’n tweeën opnieuw beginnen. Een nieuw huis, een nieuwe baan, plannen voor een baby. Maar op een ochtend ontmoette ik mijn nieuwe ­collega-chirurg in het ziekenhuis en werd op slag door hem van mijn stuk gebracht. Ik begreep het niet. In mijn man had ik de grote liefde gevonden. Ik was dolgelukkig met hem en nog altijd verliefd en deze oudere collega met zijn corduroy broek en geruit shirt was niet eens mijn type. 

“En toch raakte hij mij, iets wat je ­herkenning zou kunnen noemen, iets wat ­voorbijging aan gewone liefde, misschien wel in een andere categorie viel. De ­afgelopen twaalf jaar werkten we intensief samen. Ik kon op hem leunen als er patiënten overleden, we raadpleegden elkaar bij ­problemen. Tussen ons bestond al die jaren collegialiteit en vriendschap met een speciaal randje. Als ik ’s avonds laat aan het werk was, drukte hij me bezorgd op het hart goed op mezelf te passen. Andersom had ik de behoefte voor hem te zorgen. Maar steeds is het ons gelukt die zorgzaamheid af te doen als vanzelfsprekende ­collegialiteit. Tot ik vorige zomer met vakantie ging en me niet helemaal kon ontspannen, ik miste iets, en opeens zag ik het. Ik miste hem. Zonder er erg in te ­hebben, zat ik te checken of hij online was, en als hij online was, beschouwde ik dat als een geruststellend teken van leven en welzijn.

‘Deze oudere collega in zijn ­corduroy broek was niet eens mijn type’

“Toen ik thuiskwam, drong het tot me door dat dit niet gewoon was. We appten steeds vaker over ­triviale privézaken en gingen weleens samen naar een concert. De grens tussen collega’s en potentiële lovers kwam dichterbij. Maar ik wilde daar niet overheen. Deze man was als een vader bij mijn bruiloft geweest, maar hij was niet mijn echtgenoot met wie ik nu een zoon had. We moesten ­praten, voor dit de verkeerde kant op ging.

“Een paar maanden later, nadat hij op oudejaarsdag had geïnformeerd of de oliebollen gelukt waren, plande ik op 8 januari 2018 een meeting, op een gewone doordeweekse dag om vier uur ’s middags in de koffiecorner van het ziekenhuis. Mijn verklaring mocht niet dramatischer worden dan nodig. Een uur, niet langer, om vijf uur wachtte er een patiënt. Ik keek strak voor me uit, gooide alles er in één keer uit want dan was het maar gezegd en als het gezegd was, was het onschuldig gemaakt, dan kon dat gevoel dat van geen wijken wist en dat ik nauwelijks een naam durfde te geven niet langer aangewakkerd worden door irrationele hoop en verlangens, dan zou het gedoofd worden door de relativerende woorden van mijn collega en vriend, en konden we door met ons leven. Ik zei dat ik ­vreselijk verliefd was en vroeg hem mij los te laten. Toen ik opkeek, liepen de tranen langs zijn wangen. Hij pakte mijn hand. Ik dacht, oh my god, nu hebben we pas echt een probleem. Natuurlijk was het wederzijds, wat had ik gedacht. Iemand bij wie ik me zo op mijn gemak voelde, zo veilig, moest wel van mij houden. Ik zag zijn tranen en werd intens verdrietig. Als wij elkaar kennelijk niet hadden kunnen ontmoeten toen we 25 waren, wat had het dan voor zin elkaar nu te leren kennen, nu onze levens hun definitieve vorm hadden? Hoe wreed is het de allerhoogste vorm van liefde te vinden, die waarbij je veel meer houdt van een ander dan van jezelf, en te weten dat die nooit tot bloei kan komen?

‘Er was geen ontkomen aan. We hebben gezoend en gevreeën alsof we vijftien waren’

“Het is niet eerlijk tegenover mijn man. Ik houd van hem. Ik kan onmogelijk iedereen naar de kloten laten gaan om zelf gelukkiger te willen zijn dan ik al was. Ik kan dit niet verkopen aan hem, noch aan de buitenwereld en het minst aan mijn kind. Toch was het of ik die middag van de achtste januari met mijn confessie voor het eerst tot mijn eigen kern doordrong. En, hoe goedkoop het ook klinkt, nu ruim een half jaar later, zou ik liever doodgaan dan zonder deze man verder te leven. In ruim een half jaar is er een soort geheime affaire ontstaan, en ik schaam me omdat dat niet hoort, en omdat dit begrip ons geen recht doet. Dat eerste ogenblik in 2006 dat we elkaar zagen, bevatte een zegen, een grootsheid, een kalmte die nu, in 2018, op één plek viel. Hoe had ik kunnen weten dat dit bestond? We zeiden het laatst bijna gelijktijdig. Ik ga liever dood dan dat ik jou opgeef.

“Laatst waren we kort na elkaar jarig, en ­zonder het te weten kochten we voor de ander hetzelfde boek. Wat gebeurt hier? Ik ben arts, wetenschapper, gewend alles te beredeneren. Dit valt niet te verklaren. Ik heb zoveel pogingen gedaan te stoppen. Meteen al de dag na die eerste confessie, nog voordat het tussen ons goed en wel begonnen was, wilde ik het op een volwassen manier afsluiten. Maar er was geen ontkomen aan. We hebben gezoend en gevreeën alsof we vijftien waren. Diezelfde avond hebben we in bad gezeten alsof ik al jaren met hem in bad zat. Niet spannend, nieuw of onwennig. Het hoorde zo. Als je me zou vragen, wat wil je het liefst, dan zeg ik: dat hij een andere grote liefde vindt. Tussen ons is het te intens, zonder elkaar lijken we verloren. Ik gun hem iemand met wie de liefde vrolijk is en licht en draaglijk. Als dat er niet in zit en we er niet in slagen een ­acceptabele vorm aan onze liefde te geven, koop ik een fles whisky en schrijven we onszelf iets voor en slapen we samen in.”