Wat denk je?

(Hoe) reageer ik op racistisch, seksistisch of homofoob taalgebruik in een gezelschap?

© Arevik d’Or

Voor deze rubriek luisteren we gesprekken af, checken we de mails die u ons stuurt, of pikken we iets op wat in de lucht hangt en distilleren we er een kwestie uit. Die leggen we voor aan drie redacteurs en lezers uit drie verschillende generaties. Deze week: Hoe reageer ik op racistisch, seksistisch of homofoob taalgebruik in een gezelschap?

Lieve Van de Velde

De kwestie

Het overkomt me wel eens wanneer ik iemand op café of restaurant of in een groepje mensen dat ik niet echt goed ken een woord hoor gebruiken dat we vandaag liever niet meer gebruiken omdat het seksistisch is, omdat het racistisch is (het n-woord bijvoorbeeld), omdat het homofoob is: ik verkramp en weet niet wat zeggen. Onlangs heb ik weer op mijn tong gebeten, en nu voel ik me er uiteraard slecht over. Op zo’n moment zelf denk ik ook wel: die mens weet wat hij doet, het is niet aan mij om hem op te voeden, dit is een politieke keuze. Maar toch, ik heb zo’n spijt dat ik niet minstens heb gevraagd: “Meneer, gebruikt u dat woord met opzet? Want dat is toch een beetje in ongebruik geraakt.” 

Dus wat denk je, moet ik reageren op dat soort hufterig taalgebruik, en vooral: hoe dan?

De twintiger

Eerst en vooral vind ik het sterk dat je actief nadenkt over dergelijke situaties. Wees zeker niet te streng voor jezelf; ik denk dat we allemaal wel eens spijt hebben gehad van iets wat we niét gezegd hebben, waarbij we als het ware mentaal een ‘achteraf-gesprek’ voeren.

Het is ook moeilijk anderen op hun gedrag aan te spreken, zeker wanneer je ze niet goed kent. Misschien is het interessant om je eens in te beelden dat een goede vriend of vriendin hetzelfde zou zeggen. (Hoe) zou je dan reageren?

Er is sowieso geen ‘juiste’ manier. Je zou misschien het gesprek kunnen opentrekken door iets te zeggen als “Mag ik je iets vragen? Ik vraag me af of je je ervan bewust bent dat je zonet het n-woord hebt gebruikt”. Of: “Wat je net zei, dat kan echt kwetsend overkomen.” Geef gerust aan dat jij je hier ongemakkelijk bij voelt. Het doel is niet per se om de persoon tegenover je op andere gedachten te brengen, maar om op te komen voor waar jij in gelooft en waar jij voor staat. Het effect op de ander heb je – jammer genoeg – niet onder controle.

Rebeca Vlerick (23)

De veertiger

Wat een herkenbare situatie! Als veertigplusser kom ik op gezette tijden in een soortgelijke situatie terecht, onze generatie is opgegroeid in een tijdperk waarin er weinig tot geen aandacht was voor kwetsend taalgebruik. Foute moppen waren in de jaren 80 schering en inslag. Gelukkig is het inzicht daarover geëvolueerd, dus volgens mij is er maar één valabel antwoord op deze vraag: ja, je had iets moeten zeggen.

Maar, toch een ‘maar’. Ik begrijp je schroom – zelf heb ik misschien ook al een keer te vaak gezwegen. Waarom? Ik hoed me voor een samenleving waarin mensen ‘taalpolitie’ gaan spelen voor de ander, zonder veel context en duiding. We leven in een tijd waarin niemand zich graag laat dicteren wat ie moet zeggen, doen of denken. Als een schoolmeester iemand terechtwijzen dat de terminologie not done is, heeft volgens mij bij veel mensen een averechts effect. Als ik kijk naar mezelf, ben ik ook best allergisch voor een betuttelend vingertje. Mocht iemand mij op café ongevraagd en nogal betweterig corrigeren, dan weet ik niet of ik zo’n opmerking deemoedig zou aanvaarden en mijn fout zou inzien.

En dat is toch hetgeen je wil bereiken? Dat de persoon inziet dat zijn of haar woordgebruik iemand kwetst. Om resultaat te boeken is de toon en de manier waarop je iets zegt, belangrijk. Zelf zou ik het met humor aanpakken, of eerst het ijs breken met een luchtiger onderwerp, of vanuit mezelf vertrekken. Bijvoorbeeld: “Ik heb familie en vrienden in de queer-gemeenschap, ik weet van hen dat het woord dat jij net gebruikte, kwetsend overkomt. Maar ik heb zelf ook moeten leren, hoor.”

Marjan Justaert (43)

De zestiger

Hoe zeggen ze dat in modern Nederlands? Join the club? Ik vrees dat ik op dezelfde manier zou reageren, niet dus, en ik vrees dat ik mezelf nadien ook zou verwijten dat ik geen wereldverbeteraar ben. Of misschien doe ik dat ondertussen niet meer. Want of het nu over het n-woord gaat of over respect voor vrouwen of homo’s, ruwweg zijn er twee soorten mensen: de onachtzamen en de provocateurs. De eerste soort gebruikt het n-woord of maakt foute opmerkingen over “de vrouwtjes” en “de verkeerden” zonder zich ten volle bewust te zijn van de foute connotatie. We zijn inderdaad 2024, maar je zou schrikken bij hoeveel van mijn generatiegenoten zulke begrippen zo diep in het hoofd zitten dat het voor hen moeilijk is om het foute ervan in te zien. Tegen die mensen zeg ik met een overdosis empathie wel: “Tante Josephine, je mag dat woord niet meer gebruiken. En wel omdat ...”

Maar dan is er de categorie mensen die, zoals jouw tijdelijke tooggenoot, zeer bewust de 20ste-eeuwer uithangen. Die gun je toch niet het genoegen van een discussie? Woorden zijn nutteloos in die omstandigheden, zachte verzetsdaden veel efficiënter. Voor de oetlul in kwestie én voor je eigen gemoedsrust. Je staat recht, drinkt je pintje leeg en zegt: “Ik moet maar eens gaan, want ik ben kinderoppas voor de twee zwarte adoptiezoontjes van mijn zus. Echte schatjes zijn het.”

Marc Mercy (65)