Hoge Raad voor Justitie kritisch over Engelstalige handelsrechtbank

De Hoge Raad voor Justitie (HRJ) heeft serieuze bedenkingen bij de plannen van de regering om in Brussel een Engelstalige handelsrechtbank in het leven te roepen. Het wetsontwerp garandeert onvoldoende de onafhankelijkheid van het nieuwe orgaan, vindt de HRJ.

wle

De ploeg-Michel raakte het er in oktober over eens om de ‘Brussels International Business Court’ (BIBC) op te richten. Die moet internationale handelsgeschillen tussen bedrijven behandelen. Zowel de behandeling als de uitspraak zullen in het Engels gebeuren. Volgens de regering zal het BIBC de openbare middelen niet belasten, maar zelfbedruipend zijn.

De HRJ plaatst echter ernstige vraagtekens bij de wettekst. Zo ziet de Hoge Raad een probleem opduiken rond de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de magistraten. ‘Het (wetsontwerp) kent aan de uitvoerende macht bevoegdheden toe die normaal gezien zijn voorbehouden aan de wetgevende macht of aan de HRJ, een grondwettelijk orgaan dat losstaat van de drie machten’, luidt het.

Die kritiek slaat op de aanduiding van de leden door de minister van Justitie. De HRJ vreest dat deze ‘inmenging’ aanleiding zal geven tot veel discussie over de benoemingen van de leden en zelfs over de uitvoerbaarheid van de vonnissen, vooral in het buitenland. ‘Deze kwestie verdient bijzondere aandacht omdat de Belgische staat financieel aansprakelijk kan worden gesteld voor de handelingen die dit rechtscollege stelt’.

De HRJ schrijft ook dat het wetsontwerp gevolgen zal hebben voor de werking van de rechterlijke macht wanneer zonder compensaties mensen uit de gewone rechtscolleges naar het BIBC worden geloodst. Het zal de kritieke situatie van de rechterlijke macht nog verergeren, net als de situatie van de rechtszoekenden, luidt het.

‘De HRJ vreest dat de oprichting van het BIBC zal leiden tot een schending van de gelijkheid tussen de rechtzoekenden: sommigen kunnen gebruikmaken van een rechtscollege dat op hun wensen inspeelt en de middelen heeft om aan hun verwachtingen te voldoen, terwijl anderen niet in aanmerking komen om te genieten van dergelijk voorrecht’, stelt het advies nog.

De HRJ struikelt tot slot over de ‘ondoorzichtige’ financiering van het BIBC. Voor de Hoge Raad is de aangekondigde zelfvoorziening van het BIBC in deze fase niet aangetoond. De HRJ dringt ook aan op extra uitleg over die zelfbedruipende financiering.