Direct naar artikelinhoud
AnalyseRegeringsrapport

Arme staat, (gemiddeld) rijke bevolking: dit is de rekening van België

Premier Alexander De Croo legt op 1 oktober 2020 de eed af bij de koning.Beeld Photo News

Het onder controle krijgen van het begrotingstekort wordt dé grote uitdaging van de volgende regering. Moeten we ons daar niet wat meer zorgen over maken, nu ook de Europese Commissie er zich mee komt bemoeien? ‘Er staat een muur, en als we de koers niet bijsturen, lopen we er gegarandeerd tegen.’

Wat is het probleem?

“België zit vast in een politiek systeem dat geplaagd wordt door disfuncties en geeft buitensporig veel geld uit, waardoor het land op een pad zit van steeds groter wordende schulden.” Het financiële persagentschap Bloomberg schuwde het drama niet in een recente analyse van de Belgische begrotingspolitiek. De conclusie was wel pertinent: “België zit op koers om jarenlang de grootste tekorten van de eurozone te boeken.”

Arme staat, (gemiddeld) rijke bevolking: dit is de rekening van België
Beeld Jannik Stegen

Dat is nu al het geval. De Belgische begroting – het saldo van alle overheden samen, onder de verantwoordelijkheid van de federale regering – stevent af op een tekort van zo’n 26,6 miljard ofte 4,4 procent van het bru­to bin­nen­lands pro­duct (bbp). Dat is ongeveer evenveel als vorig jaar, maar toen beleefden we nog de naschokken van de energiecrisis. Alleen geldt dat wel voor alle landen. Kon België in 2023 met zijn oplopende begrotingstekort nog zeven EU-lidstaten, waaronder Italië, Polen en Frankrijk, achter zich laten met een nog groter gat, dan dreigen we dit jaar naar de bodem van de Europese rangschikking te zakken. Alleen Slovakije doet het nog slechter in de vooruitzichten van de Europese Commissie.

De kans is aanzienlijk dat Europa niet gaat laten betijen. De lidstaten spraken nog maar pas af om de begrotingsregels weer wat strenger toe te passen. Pas na de verkiezingen krijgen we te horen hoe de EU het Belgische begrotingswerk beoordeelt, maar het laat zich raden dat er met rode stift op het rapport zal geschreven worden. Dat wordt dan het begin van een sanctieprocedure met aanbevelingen die zelfs op een vernederend verstrengd toezicht kunnen uitdraaien.

De nieuwe regering, of waarschijnlijker: de huidige regering in lopende zaken, zal meteen weten wat te doen. Ter linkerzijde mopperen partijen al dat we ons niet door de EU in een recessie gaan laten duwen. Maar ook als je met een kritisch oog kijkt naar de Europese budgettaire orthodoxie blijft de vaststelling overeind dat de Belgische begroting echt wel rechtgetrokken moet worden.

Wat zijn de vooruitzichten?

Actie is sowieso nodig, want de economische vooruitzichten die het Planbureau opstelde voor de volgende regeerperiode, stemmen nog somberder. Het tekort loopt ‘bij ongewijzigd beleid’ op tot 5,6 procent in 2029 en ook de overheids­schuld neemt toe van 105 procent van het bbp nu tot 117 procent in 2029, zo voorspelt het bureau. Dit komt doordat de vergrijzende bevolking de staat almaar meer geld gaat kosten voor pensioenen en gezondheids- en ouderenzorg.

Dit is meteen de kern van het probleem: België combineert grote tekorten met de wetenschap dat er in de nabije toekomst nog veel extra uitgaven zullen nodig zijn, met name voor die vergrijzing. Dan zwijgen we nog over het geld dat nodig zal zijn om de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen of om onze internationale engagementen voor landsverdediging na te komen. Ook van deze kosten weten we dat ze op ons afkomen, terwijl de staat nu al geld tekortkomt én de belastingdruk tegelijk al bij de hoogste in Europa zit.

In weinig andere Europese landen staat de zogenaamde financiële houdbaarheid van de begroting over de langere termijn zo onder druk als hier. Anders gezegd: het milderen van de tekorten is geen politiek fetisj-doel op zich, het is noodzakelijk om de staat in de toekomst zijn kerntaken te laten uitvoeren.

Waar komt dat tekort vandaan?

Al een halve eeuw lang, sinds de crisisjaren 70, heeft de Belgische staat een lastige verhouding met zijn schatkist. Het probleem is dus niet nieuw en het was ooit nog veel erger – met name in die crisisdecennia 70 en 80. Dan nog valt niet te ontkennen dat de huidige regering-De Croo het begrotingstekort flink heeft laten groeien: van 2 procent in 2019 naar die 4,4 nu. Dat is op zich niet zo uitzonderlijk: ook in Nederland verslechterde het begrotingsresultaat met zo’n 2 procentpunten, maar de situatie is er wel anders. Daar gaat het van een overschot van 1,8 naar een tekort van amper 0,3 procent van het bnp.

Het Belgische begrotingsbeleid is dus niet goed geweest, maar er zijn een paar verzachtende omstandigheden. Dat begint al bij de startpositie. De vorige, centrumrechtse regering-Michel zwaaide af met ruzie over Marrakech, maar ook met een flinke belastingverlaging voor burgers en bedrijven. Die hebben een gat geslagen in de inkomsten van de staat. De krater van die zogenaamde ‘taxshift’ moest de volgende regering, de huidige dus, dan maar dichten. Daarvoor kreeg ze nooit de kans, want nog voor Alexander De Croo & co. de eed konden afleggen, woedde de coronapandemie al in volle hevigheid. Die verplichtte de regering om economie en gezinnen te onderstutten met genereuze overheidssteun.

Crisisbeheer – eerst covid, dan de oorlog in Oekraïne en de energieschok – is dan ook een tweede belangrijke verklaring voor de lekkende begroting. Toch zijn deze verklaringen geen voldoende excuus voor de diepte van het begrotingsgat. Want het was natuurlijk overal crisis, maar in ons land leed de begroting daar feller onder dan elders. En blijft ze daar onder lijden, ook nu de ergste impact van pandemie en oorlog wel verwerkt is.

Waarom is België zo’n slechte budgettaire leerling?

Een eerste verklaring (naast de wat stijgende rente) is een algemene begrotingswet, die in België duidelijk feller speelt dan elders. Bij een crisis stijgen de uitgaven telkens fors om de bevolking te beschermen, maar eens de crisis bezworen is, dalen de uitgaven nooit helemaal naar het vroegere niveau (de zogenaamde hypothese van Wiseman en Peacock). Burgers en bedrijven raken gewend aan de extra steun, politici durven, met een oog op de stembus, niet alles te schrappen. Denk aan de verlaging van de btw op gas en elektriciteit. In dit institutioneel versnipperde land zijn er veel bevoegdheidsniveaus waar een extraatje kan blijven hangen aan ‘nieuw beleid’.

Daarnaast laat ook de vergrijzing zich stilaan voelen. De uitgaven voor de sociale zekerheid zitten vandaag al boven de 26 procent van het bbp. Daar komt elk jaar wat bij, met een verwachte piek rond de 30 procent, over 20 jaar. De groei zit volledig bij gezondheidszorg en pensioenen. Ook zonder dat de regering iets doet, stijgen de uitgaven dus gestaag met evenveel procentpunten als het tekort nu al bedraagt.

De politieke verantwoordelijkheid van de uittredende regering-De Croo is dan ook niet zozeer dat ze veel ‘zotte kosten’ heeft gedaan. Het kabinet heeft wel extra steun voor verhoogde minimumlonen voorzien, net als een verhoging van de minimumpensioenen en aanpassing van de andere sociale uitkeringen. In de mate dat daarmee ook het armoederisico getemperd is, is dat een politiek verdedigbare keuze.

Een heikeler punt is wat de regering níét gedaan heeft. Arbeidsmarkt, belastingsysteem en pensioenregeling zijn onvoldoende hervormd om nog meer mensen aan het werk te krijgen en om deze extra kosten te compenseren.

Waarom is dat ‘werk, werk, werk’ zo belangrijk?

Meer mensen aan het werk krijgen, is bij uitstek de makkelijkste manier om de budgettaire lasten te verlichten. De staat moet dan minder uitkeringen betalen en ze krijgt meer belastingen binnen. België heeft een werkgelegenheidsgraad van 80 procent in 2030 vooropgesteld. Momenteel zitten we net boven de 72 procent. Om het vooropgestelde doel te bereiken moeten er tegen dan zo’n 550.000 20-64-jarigen bijkomend aan de slag, zo berekende StatBel, het statistisch bureau van de overheid.

Gaat dat lukken? Het wordt lastig, zeer lastig. Bij ongewijzigd beleid schat het Planbureau dat er tegen het eind van de volgende regeerperiode (in 2029) zo’n 220.000 banen bij kunnen komen. Dat is niet niks, maar dus wel minder dan de helft van wat nodig zou zijn. Het Belgische cijfer verbergt ook een aanzienlijke kloof: in Vlaanderen ligt de tewerkstellingsgraad vandaag 10 procentpunten hoger (76 procent) dan in Brussel en Wallonië (65 à 66 procent). ‘Inactiviteit’ is een veel grotere uitdaging dan pure werkloosheid, die zeker in Vlaanderen bijna verwaarloosbaar klein is. De toename van mensen die uitvallen met langdurige ziekte is een grotere reden tot zorg.

Het banenrapport van de regering-De Croo is gematigd. Met een cijfer van 300.000 extra jobs kan je naar huis komen. Ook bemoedigend is dat de tewerkstelling bij mensen met een migratieachtergrond en vijftigplussers – twee klassieke pijnpunten – wat meer gestegen is dan het gemiddelde, mede door de krapte op de arbeidsmarkt. Al blijft de kloof breed, met een tewerkstellingsgraad van in beide gevallen zo’n 58 procent.

Het is, opnieuw, de Europese vergelijking die de glans van de Belgische prestaties wegneemt. Ons land was al geen topper, en de werkzaamheidsgraad in andere Europese landen blijkt over het algemeen sneller te stijgen, zo leren de grafieken van Eurostat. De 300.000 extra banen van de afgelopen regeerperiode leverden een gestegen werkzaamheidsgraad van 70,5 naar 72,1 procent op (+1,6 dus). Maar over diezelfde periode steeg het EU-gemiddelde met 2,7 procentpunten naar 75,3 procent. In de Unie laat België nog vijf landen achter zich met een nog zwakkere werkzaamheid – denk aan de traditionele benenslepers Griekenland, Italië en Spanje. Maar, zo berekende het team van arbeidseconoom Stijn Baert (UGent), van al die lidstaten onderaan de rangschikking boekt ons land de minste vooruitgang.

Hoe zit het met onze koopkracht?

De kans dat u van al die budgettaire zorgen iets gevoeld heeft, is vrij klein, behalve als u de staatssecretaris voor Begroting bent. De gemiddelde koopkracht van de Belg is er in deze regeerperiode met 4 procent op vooruitgegaan. Geen enkel ander Europees land kan zo’n prestatie voorleggen.

Belgische huishoudens zijn de voorbije tijd dus gemiddeld wat welvarender geworden, ondanks of juist door de crises. Dit land beschermt zijn inwoners traditioneel sterk in crisistijd: de loonindexering onderstut de koopkracht, automatische stabilisatoren, zoals de (technische) werkloosheidsvergoeding, beschermen tegen de eerste of ergste economische schokken. De regering-De Croo voegde daar nog onder meer een energiekorting voor de laagste inkomens, een btw-verlaging voor gas en elektriciteit en een verhoging van de minimumlonen en uitkeringen aan toe. Wat experts de kritiek ontlokt dat de regering de steun weinig efficiënt en veel te breed uitsmeerde, waardoor ook de hogere inkomens nodeloos extraatjes kregen.

Het gaat natuurlijk om de ‘gemiddelde’ koopkracht. Een loonindexering in procenten bevoordeelt per definitie de hogere lonen, want zij krijgen er meer bij. De energiecompensaties voor de lagere inkomens zijn inmiddels grotendeels verdwenen. Zij boeten momenteel in aan koopkracht, zo toont nieuw onderzoek van de UGent.

Wat zijn de gevolgen voor de economie?

De beschermde koopkracht houdt mee de economie overeind. Met een groei van 1,5 procent deed ons land het vorig jaar veel beter dan de gemiddelde groei, van 0,5 procent in de EU en in de eurozone. Duitsland kampte met een recessie, in Nederland volgde de economie een povere, vlakke lijn. Ook dit jaar zou de Belgische groei boven het Europese gemiddelde blijven uitstijgen, en ook de komende jaren zouden we op dat spoor van matige groei blijven zitten. Binnenlandse consumptie speelt daar een belangrijke rol in. Al hebben enkele recente massaontslagen het consumentenvertrouwen een tik gegeven, volgens de laatste barometer van de Nationale Bank.

Onderstutte koopkracht en lekkende begroting zijn twee kanten van dezelfde medaille. België is een land dat een armlastige staat combineert met een redelijk ‘rijke’ bevolking. Terwijl ’s lands financiële parameters ons in de kelder van menige rangschikking doen belanden, speelt het mediaan vermogen van de Belg juist mee aan de Europese top. Het hoge percentage huishoudens met een eigen woning en een stevige gemiddelde spaarquote zijn er het bewijs van.

Het particuliere vermogen van de Belg is dan ook het sterkste wapen van het land tegen mogelijke financiële speculaties op de internationale markt. De hoge opbrengst van de door minister van Financiën Vincent Van Peteghem (cd&v) gelanceerde voordelige staatsbon gaf onder meer ook dat signaal aan die markten: België heeft voldoende middelen om, als het moet, schuld te financieren.

In andere landen, zoals Nederland, werkt het wat anders. De staat let er goed op de centen en in crisistijd staat de Nederlandse burger zwakker. Maar als de economie weer opveert, gaat het er ook sneller weer vooruit: de dalen doen meer pijn, de pieken brengen meer vreugde.

Arme staat, (gemiddeld) rijke bevolking: in ruime mate is dat het resultaat van een politieke keuze die regering na regering gemaakt heeft. De cruciale politieke vraag is nu of België de limieten van die keuze niet stilaan bereikt heeft. Of zoals Pierre Wunsch, gouverneur van de Nationale Bank, het eind vorig jaar in De Morgen zei: “Jusqu’ici tout va bien. De bescherming kost de overheid veel geld, maar ik ga hier geen crash aankondigen. België gaat niet bankroet zijn over twee jaar. Maar er staat wel een muur, en als we de koers niet bijsturen, lopen we er gegarandeerd tegen.”