Geklaag over Israël in VN-Mensenrechtenraad zat VS dwars
New York – Den Haag
Washington is de ‘schaamteloze schijnheiligheid’ en ‘obsessieve vijandigheid tegen Israël’ van de Mensenrechtenraad beu. Daarom stappen de VS uit de raad, was de uitleg van Nikki Haley, de Amerikaanse ambassadeur bij de Verenigde Naties. ‘Wij willen geen deel uitmaken van een hypocriete en egoïstische organisatie die de spot drijft met mensenrechten. De wreedste regimes in de wereld ontspringen de dans, terwijl geen land zo vaak door de VN wordt veroordeeld als Israël.’
Haley bestempelde de raad als een ‘beerput van chronische vooringenomenheid tegen Israël’. Ze voegde er meteen aan toe dat ondanks het vertrek het ‘kristalhelder’ is dat de VS blijven opkomen voor de mensenrechten. Ook verklaarde ze dat als de Amerikaanse klachten serieus worden genomen, de VS ‘graag zullen terugkeren’.
Ook Elkan van der Raaf van het Centrum Informatie en Documentatie Israel (CIDI) gelooft dat Amerika zich blijft bekommeren om mensenrechten. ‘Als lid van de Verenigde Naties blijven de VS schendingen aankaarten, bijvoorbeeld via de Algemene Vergadering. Ook binnen de Veiligheidsraad, het machtigste VN-instituut, kunnen de VS resoluties of protest indienen tegen grove schendingen.’
Het besluit om te vertrekken zat eraan te komen. Bij het aantreden van Donald Trump als president, eisten de VS hervormingen van de raad, vooral ten aanzien van Israël. Toch stuurde de Mensenrechtenraad maandag een internationale onderzoekscommissie naar de Gazastrook om het ‘buitenproportionele geweld’ van Israël tegen Palestijnse demonstranten te onderzoeken en niet te kijken naar de rol van Hamas. Dat was zelfs Groot-Brittannië te gortig; een regeringswoordvoerder liet weten dat de ‘Amerikanen een punt hebben’.
‘Vooral “agendapunt 7” woog zwaar voor het Amerikaanse vertrek’, meent Van der Raaf. ‘Bij élke vergadering kwam de klacht “Israël en de mensenrechtensituatie in Palestina en andere bezette Arabische gebieden” (Golanhoogte, red.) aan bod. Om die reden boycotten de VS de vergaderingen. Natuurlijk mag er kritiek zijn op Israël; maar Israël – als enige – vast op de agenda te zetten, laat de negatieve obsessie van de raad zien. De Britse minister van Buitenlandse Zaken Boris Johnson heeft gewaarschuwd automatisch tegen elke resolutie onder agendapunt 7 te stemmen, zolang hervormingen uitblijven.’
plicht verzaakt
Israël verwelkomde de Amerikaanse stap. Premier Benjamin Netanyahu zei dat de raad een ‘partijdige, vijandige, anti-Israëlorganisatie’ is die zijn plicht om mensenrechten te beschermen heeft verzaakt. Volgens de Israëlische ambassadeur bij de VN, Danny Danon, bewijst het besluit dat de VS ‘opkomen voor waarheid en recht, en zich verzetten tegen de blinde haat van internationale organisaties tegen Israël’.
Minder groot was het begrip bij de raad zelf. Vojislav Suc, de Sloveense voorzitter, prees de VS voor hun ‘zeer actieve’ bescherming van de mensenrechten, maar zei ook dat de raad vaak als eerste aan de bel trok bij een (dreigende) crisis. ‘Onze acties leidden tot zinvolle resultaten voor de talloze slachtoffers’, meende hij. VN-secretaris Antonio Guterres betreurde het besluit en benadrukte de ‘zeer belangrijke rol’ van de raad voor de bescherming van mensenrechten.
Amerika is veruit de grootste donor van de Verenigde Naties. Onder president Trump hebben de VS fors gesneden in hun bijdragen voor de VN, waaronder die voor de UNRWA, het fonds voor Palestijnse vluchtelingen. Ook trekken de VS, samen met Israël, zich eind dit jaar terug uit Unesco, de culturele organisatie van de VN vanwege de ‘extreme politisering’. <
De in Genève gevestigde Mensenrechtenraad telt 47 leden, waaronder landen met een erbarmelijke reputatie op het vlak van mensenrechten, zoals China, Saudi-Arabië en Egypte. Bij de oprichting in 2006 waarschuwde toenmalig VN-chef Kofi Annan dat de raad niet de fouten van de opgeheven Mensenrechtencommissie moest herhalen. Toch was binnen twee jaar er één vast agendapunt: Israël. De raad heeft Israël vaker veroordeeld dan alle andere lidstaten samen; vorig jaar twintig keer tegenover zes over onder andere Iran, Myanmar en Syrië.