De veehouderij is al lang geen boerenbedrijf meer en moet naar het industrieterrein
Varkens, kippen, koeien, kalveren, geiten – ze waren dit jaar herhaaldelijk in het nieuws. En niet op een leuke manier. De dieren waren een probleem. Beter: hun bazen waren een probleem. Ze behandelden hun beesten of hun hokken met gevaarlijke gifstoffen. Gifstoffen zijn altijd gevaarlijk. Daarom heet het ook gif. Maar deze gifstoffen zijn gevaarlijk voor mensen. Daarom moest er rigoureus worden ingegrepen. Er zijn nog wel wat meer stoffen die gevaarlijk zijn voor de mens. Er is heel veel troep die over en in ons komt die ik graag wil inruilen voor een fipronilei – zelfs voor een hele kist fipronileieren.
Er is iets geks met die varkens, kippen, koeien, kalveren en geiten. Ze zijn een spiegel van de moderne mens. Voorop staat de hebzucht: de economie van de moderne landbouw vraagt grootschaligheid – volgens de economische ideologen.
vreten
Intussen is de veehouderij al lang geen boerenbedrijf meer. De intensieve veehouderij hoort niet in het buitengebied thuis, maar op het industrieterrein. Dan wordt duidelijk dat varkens, kippen, koeien, kalveren en geiten geen dieren zijn, maar productiemiddelen. Als het dieren zijn dan horen ze thuis in de natuur. Als dieren dieren zijn, laat dan al die varkens, kippen, koeien, kalveren en geiten los. Tienduizenden varkens, honderdduizenden kippen, koeien met hun kalveren en vrij loslopende jonge stieren te midden van de geiten. Het is een plaag die over ons komt. Je moet er niet aan denken? Ze vreten alles kaal en ze vernielen de hele natuur?
Intussen vreten al die beesten toch echt net zoveel als ze zouden eten dan wanneer je ze losliet. Alleen komt dat vreten nu van ver. Daar zetten onze Nederlandse dieren hun voetafdruk en vernielen de hele natuur. We zien het niet en daarom protesteren we niet. Er zijn gewoon meer dieren dan de aarde kan dragen. Elk dier leeft van een eigen stukje natuur – ook de twintigduizend varkens in een Gelderse stal. Alleen liggen die twintigduizend kaalgevreten veldjes ergens anders in de wereld.
Dus: houd niet meer beesten dan de grond die ze kan voeden. Je kunt desnoods voer kopen – als dat maar niet meer is dan je kunt verkopen van je eigen grond.
Als je niet meer dieren hebt dan grond, dan kun je koeien weer bij hun naam noemen en weet je het karakter van elk varken en welke haan er koning kraait. Dan is slachten niet meer een onderdeel van de vleesproductie, maar weer een ingrijpende gebeurtenis. Ritueel slachten is niet slecht – het is de minst slechte manier van slachten. Want het maakt zichtbaar dat er bloed vloeit en het bloed, dat is het leven.
bloed is eng
Ritueel slachten – het mag niet. Want bloed is eng. Het hoort niet bij onze schone wereld. De vleesproductie vindt plaats achter gesloten deuren, van de wieg tot het graf. Van de zeug met biggetjes tot het slachthuis. De wereld moet wel mooi blijven. Vandaar de paniek als die massaproductie problemen geeft. Een vleugje fipronil – en het hele politieke en journalistieke apparaat slaat op tilt. Net zo overdreven als die boeren met hun duizenden dieren. Doe gewoon – een vleugje van dat spul doet echt niks. Zorg alleen dat boeren het niet meer gebruiken. Daarvoor helpt een eenvoudige regel: laat dieren weer dieren zijn en laten boeren weer boeren zijn. Economisch niet haalbaar? Dat was de Nederlandse textielindustrie ook niet. Scheepjeswol en Jansen & Tilanus hebben het ook niet gehaald. Oneerlijke concurrentie uit het buitenland, met goedkope arbeidskrachten en kinderarbeid. Het zal de Nederlandse boeren vergaan als Scheepjeswol en Jansen & Tilanus. Laten ze zich daar vast op voorbereiden, want de politiek heeft niets aan hen. Ze zijn met te weinig om interessant te zijn en als de economie aantrekt houden we op een andere manier het Bruto Nationaal Product (met hoofdletters!) in stand.