In middeleeuws Engeland waren eekhoorns bijzonder geliefd als huisdier en bij eekhoornbontdragers.
Foto: AP

Eekhoorns lagen mogelijk aan basis van lepra in de middeleeuwen

Eekhoorns hebben in de middeleeuwen mogelijk een rol gespeeld bij de verspreiding van lepra onder mensen. Dat vermoeden onderzoekers na het vergelijken van menselijke en eekhoornbotten op een Engelse archeologische site. Het is de eerste keer dat wetenschappers een middeleeuws dier identificeren als drager van een menselijke ziekte.

Dat eekhoorns melaatsheid kunnen krijgen, weten we al enkele jaren. De bekende infectieziekte die huid, zenuwen en slijmvliezen aantast, werd in 2016 ontdekt bij enkele rode eekhoorns in Schotland en op het Zuid-Engelse eiland Brownsea. Opmerkelijk hierbij was dat het ook echt om een menselijke variant van de aandoening ging. Maar waar die juist vandaan kwam, was een groot raadsel.

Zwitserse onderzoekers van de Universiteit van Basel wilden dit mysterie ontrafelen. Gewapend met historische bronnen trokken ze naar Winchester, een stad in Zuid-Engeland, waar zich het voormalige lepraziekenhuis St. Mary Magdalen Leprosarium bevond. Op de plaats van deze middeleeuwse instelling voor leprapatiënten bestudeerden de onderzoekers 25 menselijke overblijfselen.

Daarnaast vonden ze in een put bij de 'Staple gardens' ook 12 rode eekhoornresten – voornamelijk heel kleine vinger- en teenbotten. In middeleeuws Engeland was Winchester een belangrijke trekpleister voor bonthandelaars. Eekhoornbont was dan ook bijzonder geliefd bij rijkere stadsinwoners en mensen van adel.

“Zoals iedereen nu de nieuwste iPhone wil, zo wilden onze middeleeuwse voorvaderen eekhoornbont bezitten”, vertelt hoofdonderzoekster en professor archeologie Verena Schünemann aan VRT NWS. "Ter illustratie: in het jaar 1344 bestelde het Engelse hof maar liefst 80.000 witte eekhoornbuikvellen om de koninklijke kleding mee te versieren. Maar tegelijkertijd waren eekhoorns bij veel mensen ook geliefde huisdieren.”

Een dame houdt een eekhoorn als huisdier vast op een paginarand in het 13e-eeuwse psalmboek van Guy de Dampierre.
Foto: Bruxelles KBR MS 10607 f. 88r

Terug in het laboratorium analyseerde het onderzoeksteam de verschillende monsters, die allemaal dateren uit de periode van de 10e tot de 13e eeuw. En wat bleek? De eekhoornstalen hadden meer lepra-DNA gemeen met de oude menselijke resten dan met die van moderne rode eekhoorns. "Het nauwe contact van mensen met rode eekhoorns in de middeleeuwen en de overdracht van lepra toen is wellicht geen toeval", verduidelijkt de wetenschapster.

De ontdekking vormt vooralsnog geen reden tot paniek. “Er is nog geen enkele besmetting van een moderne rode eekhoorn op de mens bekend”, stelt de archeologe gerust. “De dieren leven vandaag ook veel meer afgezonderd, dus de kans lijkt me klein dat hier snel verandering in komt.”

De impact van de vondst op lepraonderzoek vandaag

Toch kan de studie ook vandaag inzicht bieden in de verspreiding van lepra. “Op dit moment weten we dat je meer risico loopt op de ziekte bij langdurig, nauw contact met iemand die besmet en niet behandeld is." 

Waarschijnlijk vindt de exacte overdracht in die periode plaats via de bovenste luchtwegen, maar helemaal zeker weten we dit nog niet. "De lange incubatietijd van gemiddeld 6 maanden tot 5 jaar – de periode tussen de besmetting en de eerste ziektesymptomen – maakt het erg lastig om de infectiebron te achterhalen", legt de professor uit.

"Maar als nu blijkt dat dieren in de omgeving van patiënten ook een factor zijn in de besmettingscijfers, moeten we op zoek gaan naar nieuwe manieren om lepra te voorkomen, controleren en bestrijden."

Hoewel de ziekte bij ons volledig is uitgeroeid, blijven de percentages stabiel in India, andere Zuidoost-Aziatische landen, Brazilië en op het Afrikaanse continent. Jaarlijks worden er wereldwijd nog zo’n 200.000 nieuwe gevallen gerapporteerd.

Het is cruciaal om te achterhalen wie de bron van besmetting was: de mens of de eekhoorn

Sofie Braet, lepraonderzoekster

Lepraonderzoekster Sofie Braet van het Instituut voor Tropische Geneeskunde benadrukt ook het belang van verder onderzoek in deze materie. “De middeleeuwse eekhoorns delen dan wel hetzelfde lepra-DNA als hun menselijke tijdgenoten, het is nog erg onduidelijk wie nu juist wie heeft besmet."

Als de overdracht enkel gebeurde van mens op eekhoorn, dan helpt deze informatie ons volgens dr. Braet niet echt vooruit in de bestrijding van lepra. "Maar blijkt de eekhoorn keer op keer de schuldige, dan zouden we deze knaagdieren en hun soortgenoten wel kunnen gaan onderzoeken in gebieden met hoge lepracijfers.”

Wat het team nu te doen staat, is meer lepra-DNA uit stalen van geïnfecteerde dieren en mensen verzamelen en die blijven onderzoeken. “Hoe meer data we hebben, hoe beter we zullen kunnen vaststellen hoe lepra exact wordt overgedragen en op welke schaal dit gebeurt”, aldus Verena Schünemann.

En dat geldt volgens de expert ook voor andere onderzoeken. "Wetenschappers zijn goed in het identificeren van oude ziektes op menselijke resten, maar met dieren hielden we nooit echt rekening. Het wordt tijd dat we ook hun overblijfselen grondig inspecteren om de verspreiding van infectieziektes sneller in kaart te brengen."

Meest gelezen