Direct naar artikelinhoud

Hoe een opa naar Syrië reisde om de kalifaatkinderen van zijn IS-dochter te vinden

De dochter van Houssein radicaliseerde, trok naar Syrië en kreeg er twee kinderen. Nu zit het drietal in een door Koerden beheerd kamp. De Nederlandse overheid doet niets om gevangenen als zij te laten uitleveren, dus gaat de ‘IS-vader’ naar de kampen, om zijn kleinkinderen te zoeken.

Houssein. Fotograaf Mike Roelofs/De Volkskrant

Bagdad, het begin van een zoektocht

Daar staat hij dan, voor de douane in Bagdad. Zijn hart klopt in zijn keel. Als ze maar niet ontdekken dat hij een ‘IS-vader’ is. Want dan zal hij geheid naar Nederland worden teruggestuurd, vreest Houssein (57). Dan strandt zijn zoektocht naar zijn dochter Meryem en zijn twee kleindochters nog voor deze goed en wel is begonnen.

Meryem (29) en haar kinderen zitten vast in een van de door Koerden beheerde vluchtelingenkampen in Syrië. Waar weet hij niet. Hij wil ze ontmoeten, spreken en vooral zijn kleindochters van 4 en 3 jaar in de armen sluiten. ‘Ik ga naar het hol van de leeuw. Naar delen van Syrië waar de malloten van IS onnoemelijk veel leed hebben aangericht’, beseft Houssein, die om zijn familie te beschermen niet met zijn achternaam in de krant wil. ‘Ik heb een IS-dochter. Hoe zullen ze daar op mij reageren? Zullen ze wraak op me willen nemen, mij zien als deel van het IS-kwaad?’

In een eerder interview met de Volkskrant, gepubliceerd op 29 december 2017, vertelde Houssein al hoe zeer hij verlangt naar zijn kleinkinderen. Zijn dochter behoorde tot de eerste lichting Syriëgangers. Ze radicaliseerde door een extremistische imam in Zoetermeer en reisde in april 2013 haar radicale vriend Salaheddine na. Ruim een jaar later vertrok ook zijn ex-vrouw naar het kalifaat. Achter zijn rug om nam ze, volgens Houssein, zijn 15-jarige puberzoon Ilyas mee. In juni 2015 kwam Ilyas bij een bombardement om het leven. Zijn twee kleindochters zijn in het kalifaat geboren. Hij heeft ze nog nooit ontmoet, alleen fotootjes op Whats-App van hen gezien.

Vaak heeft hij zich afgevraagd wat hij verkeerd heeft gedaan. Wat heeft hij over het hoofd gezien? Hij, ‘een gematigde, gewone moslim, zoon van een analfabete gastarbeider, heeft zijn vier kinderen vrij opgevoed. Het gezin werd in moslimkringen vaak als te westers gezien. Een definitief antwoord op zijn vragen kreeg hij nooit. Misschien vindt hij dat op zijn reis.

De gedachte dat Meryem bij haar volle bewustzijn voor het kalifaat heeft gekozen, noemt Houssein kwellend. ‘Iedere vader wil het allerbeste voor zijn kind. Je hoopt op een mooie toekomst. En dan vergaat je wereld als je nu haar toekomst ziet.’

Toch oordeelt hij bikkelhard over haar. Volwassen Syriëgangers die terugkeren moeten volgens hem de gevangenis in. Het Openbaar Ministerie moet uitzoeken wat ze op hun kerfstok hebben. De rechter moet een oordeel vellen. ‘Ze moeten gewoon op de blaren zitten.’

‘De kleintjes’, zoals hij zijn kleinkinderen noemt, zou hij dolgraag zelf willen opvangen. Hij bleef er maar op hameren in het interview: ‘Die kleintjes zijn onschuldig. ’ Zij zouden een nieuw leven moeten kunnen beginnen in een beschermde omgeving in Nederland.

Dat Nederland ze niet actief terughaalt, maakt hem ‘radeloos’. Het standaardantwoord van de regering is dat Syriëgangers, die zelf hebben gekozen voor IS, op eigen kracht naar een Nederlandse ambassade of consulaat moeten zien te komen. Vervolgens worden ze onder begeleiding van de marechaussee teruggebracht naar Nederland, waar ze zullen worden vervolgd.

Wereldwijd worstelen westerse landen met landgenoten die zich bij IS hebben aangesloten en nu verdeeld over verschillende kampen gevangen zitten. Rusland en Indonesië zouden al strijders hebben teruggenomen. Canada is in onderhandeling, vanuit Europa blijft het stil.

De onzekerheid over het lot van vooral zijn kleinkinderen vreet aan hem. Daarom heeft hij besloten zelf naar hen op zoek te gaan. In zijn kielzog reizen een cameraploeg van BNNVara en programmamaker Sinan Can met hem mee. Om onder de radar te blijven, presenteert Houssein, die Arabisch spreekt, zich onderweg als onderzoeker.

Raqqa, waar zijn dochter woonde

Van tevoren hebben ze alle plekken waar Nederlanders zouden kunnen zitten in kaart gebracht: de vluchtelingenkampen, de gevangenis in Kobani, in Aleppo. Ze moeten vooral op zoek naar Koerdische functionarissen die hen verder op weg kunnen helpen. In afwachting van nieuwe tips, bezoeken ze plekken die relevant zijn voor Houssein.

Ze gaan naar Raqqa, de plaats waar zijn dochter woonde. ‘Beklemmend’, zegt Houssein op het Al-Naim-plein (Plein van de Zaligheid), waar hoofden werden afgehakt. ‘Ik ben hier in het hart van het kwaad’, realiseert hij zich. ‘Die mooie, oude stad aan de Eufraat is volledig aan gort geschoten.’

Hij heeft de strijd tegen IS op de voet gevolgd. Van de triomfantelijke intocht van IS-troepen die met tanks en terreurvlaggen door de straten van Raqqa trokken, tot de val van de stad in oktober 2017.

Hij heeft beelden gezien op televisie en internet van de maandenlange belegering van Raqqa door de Koerdisch-Noord-Syrische coalitie SDF. Van de verwoesting die is gefilmd door westerse cameraploegen, die achter de Koerdische militairen de net bevrijde stad introkken. ‘In het echt is het allemaal nog veel erger, je kan je er geen voorstelling van maken. Des te dieper we het voormalige kalifaat intrekken, des te groter de puinhopen.’

Op het ‘helleplein’ betast Houssein de spijlen van het hek. ‘Hier zijn hoofden op gespiest, mensenrechten geschonden’, zegt hij. Even verderop ziet hij de restanten van een bioscoopje. ‘Daar zaten kinderen naar onthoofdingen te kijken. Ik raak de stoeltjes aan en denk aan mijn eigen kleindochtertjes.’

De sfeer in de stad is grimmig, merkt Houssein. ‘Waar is het Rode Kruis, waar de UNCHR, waar is de hulp van het Westen?’, roepen wanhopige bewoners. Houssein wordt meegesleept naar puinresten. ‘Iedereen wil zijn verhaal doen. Ze vertellen over woningen die door IS zijn ingepikt. Dat ze op de voordeur van hun appartement een Koranspreuk moesten ophangen. Hij leest er zelf ook een paar. ‘Wees geduldig, dan zult gij overwinnen.’ En: ‘God is met de geduldigen.’

Even buiten Raqqa, waar zijn zoon omkwam

Vanuit Raqqa gaat Houssein langs het militaire complex waar Ilyas is omgekomen. Zijn zoon was een van de bewakers van een wapendepot, dat in juni 2015 werd gebombardeerd door de westerse coalitie. Er vielen zes doden, onder wie Ilyas en de Nederlander Jermaine W. (ex-terreurverdachte uit de Hofstadgroep).

Houssein hoopt er een beter beeld te krijgen van wat er met Ilyas is gebeurd. Sinds zijn dood is Houssein alleen nog aan het overleven. Wekenlang sliep hij met de pyjama van Ilyas, hij rook er voortdurend aan, kon die niet weggooien. Tot een familielid ingreep en hij psychische hulp heeft gezocht.

Met een krakkemikkig bootje steekt hij de Eufraat over. Dan tien minuten met een taxi naar het militaire complex. Houssein: ‘We moeten goed opletten. Overal liggen onontplofte mijnen en granaten. Ik zie opvallend veel lege magazijnen liggen, van kalasjnikovs. Het is heftig om op die plek te zijn. Er liggen menselijke botten, meteen doemt het gezicht van mijn zoontje op.’

Van tevoren heeft hij zich voorgenomen niet op zoek te gaan naar Ilyas’ graf. Hij weet dat IS de omgekomen strijders anoniem begraaft. ‘Ze willen niet dat nabestaanden langskomen. Dat zien ze als een vorm van verering. En verering komt alleen Allah toe.’

Houssein maakt ook geen foto van het complex. ‘Ik wil me Ilyas blijven herinneren zoals ik hem in mijn hoofd heb, het zoontje met wie ik voor zijn vertrek nog sprak over sciencefictionfilms en rapmuziek.’ Hij neemt wel een steentje mee, als herinnering. Dat ligt nu bij Ilyas’ foto naast zijn bed.

In de buurt van Qamishli , onderhandelen met Koerden

In hun tocht langs belangrijke Koerdische contacten komen ze steeds een stapje hoger in de hiërarchie. Ze mogen op bezoek bij Arsan, ‘een politiek adviseur’ van de Koerden.

Achter haar bureau hangt een grote foto van de door de Turken tot levenslang veroordeelde Koerdische leider Abdullah Öcalan. Haar bureau wordt geflankeerd door twee Koerdische vlaggen. ‘Als ik over mijn zoontje vertel, zie ik dat haar ogen vochtig worden. Goed dat je geraakt bent, denk ik. Ze vraagt of ik de kleinkinderen wil zien. Ik barst in huilen uit. De dame komt naar me toe om me te troosten. Haar reactie biedt hoop.’

Twee dagen mag de ploeg overnachten in een safehouse, een mooie villa, die zwaar wordt bewaakt en niet mag worden gefilmd.

Het wachten is op een gesprek met de hoogste functionaris Abdulkarim Omar, hoofd buitenlandse betrekkingen van het kanton Jazira in het noordoosten van Syrië. Intussen filmen ze op straat in Qamishli en Kobani. Op de begraafplaats in Kobani hoort Houssein constant gezaag en geslijp van stenen. Voor IS-slachtoffers die tijdens de strijd haastig zijn begraven, worden mooie grafstenen gemaakt. ‘Nu besef ik pas hoeveel Koerden zijn omgekomen. En hoeveel kinderen. Zoveel kleine graven, het ene nog kleiner dan het andere. Midden op de begraafplaats staat een graf met een groot hek erom. Dat is van dat 3-jarige jongetje met dat rode T-shirtje dat is aangespoeld in Griekenland.’ Dat jongetje is Alan Kurdi uit Kobani, dat het symbool is geworden van de vluchtelingencrisis.

Uiteindelijk stapt Houssein het kantoor van Omar binnen. Ook dat, ietwat kriegelige gesprek, geeft hoop. Houssein: ‘Omar zegt dat ik en mijn lotgenoten van geluk mogen spreken dat onze kinderen in Koerdische handen zijn en niet in die van Bashar (de Syrische president Assad, red.). Dat ze nog in de kampen zitten is niet ons probleem, zegt Omar, maar dat van Nederland en andere westerse landen. De Koerden willen van hen af. Ze hebben de capaciteiten niet om de westerlingen te berechten. En ze kunnen ze niet eeuwig vasthouden. Ze hebben wel andere zaken aan hun hoofd. Nederland hoeft alleen maar om uitlevering te vragen. Omar is echt kwaad. Hij zegt dat de Koerden voor het Westen wel goed zijn om IS te bestrijden, maar dat het Westen nu niet thuis geeft.’

Op de vraag van Houssein of hij zijn dochter en kleindochters kan zien, antwoordt Omar ‘inshallah’ (als God het wil).

Ze gaan terug naar het safehouse. Houssein: ‘Ik ben zo zenuwachtig. Ik krijg geen hap door mijn keel. Ik voel me niet op mijn gemak. Inshallah betekent nog niet dat het mag.’

‘Ministerie van Buitenlandse Betrekkingen’, de ontmoeting

Houssein houdt voortdurend de telefoon van documentairemaker Sinan Can in de gaten, die door het ‘ministerie van Buitenlandse Zaken’ zal worden gebeld. Hij slaapt onrustig. Hij is zo dichtbij. Tegelijkertijd weet hij dat de Koerdische kampen potdicht zitten.

Maandenlang heeft hij zich ingebeeld wat hij zou doen als zijn missie zou slagen. Wat hij gaat zeggen tegen Meryem, hij heeft geen idee. Hij weet wel dat hij eerst zijn kleindochters zal omhelzen.

Dan eindelijk komt het verlossende telefoontje van Omar. Ze worden om 12 uur ’s middags verwacht op zijn kantoor. Omar heeft Meryem en haar dochters laten ophalen uit het al-Roj-kamp, waar alleen buitenlandse IS-vrouwen zitten. In een ruimte boven zijn kantoor mag Houssein vier uur met ze doorbrengen. Meryem weet lange tijd niet dat ze haar vader gaat ontmoeten.

Houssein: ‘Meryem en ik vliegen elkaar in de armen. Onmiddellijk spreekt het vaderinstinct. Ik laat haar los, kijk naar de meisjes. ‘Opa’, zegt Meryem in het Arabisch. ‘Opa, opa?’ klinkt het vragend in het Nederlands. Bizar toch, kalifaatkinderen die Nederlands spreken? De meisjes laten mijn geknuffel toe. Het is het mooiste moment van mijn leven.’

Houssein met zijn dochter Meryem .Beeld Foto BNNVara

Meryem draagt geen nikaab, wel een hoofddoek. Ze is overrompeld, geschrokken, zegt eerst weinig, maar begint dan langzaam te ontdooien. ‘Ze kan zelfs lachen om een grap. En is zelf ook grappig. Vlak voor het bezoek zei de kampcommandant haar: ‘Je moet je even uitsloven voor je vader die je vijf jaar niet hebt gezien’. Ze zei toen: ‘Geef me een kam en make-up, moet je kijken hoe ik eruit kan zien.’

Houssein heeft kleertjes meegenomen voor zijn kleindochters en brieven van lotgenoten voor hun kinderen die ook in de Koerdische kampen gevangen zitten. Meryem belooft de brieven te zullen bezorgen.

Ze praten uitgebreid over de omstandigheden in het kamp. ‘Meryem beseft dat ze geluk heeft dat ze in handen is gevallen van de Koerden, bij Bashar ben je nog niet jarig. Ze wordt goed behandeld, maar de omstandigheden zijn zwaar. Elke groep in het kamp heeft een soort zuster toegewezen gekregen, die toestemming moet geven aan de vrouwen om naar een winkel of een hulppost te gaan. Maar die zijn meestal dicht. Er zijn geen medicijnen. Mijn jongste kleindochter is erg ziek geweest.’

Volgens de laatste schattingen van de AIVD zijn er zo’n 175 Nederlandse kinderen in het voormalig kalifaat. Misschien wel meer, vermoedt Houssein. Meryem vertelt dat er geen anticonceptie te verkrijgen was in het kalifaat en wie er toch beschikking over had, die niet mocht gebruiken. Houssein denkt dat zijn dochter gemarteld is toen ze vier of vijf maanden in de gevangenis zat in Aleppo, maar zelf wil ze daar niet veel over kwijt.

Ze wil het liefst terug naar Nederland. Volgens Houssein is Meryem zich ervan bewust dat ze een foute beslissing heeft genomen en is ze bereid de consequenties te dragen. Ze wil bovenal dat haar dochters een eerlijke kans krijgen.

Meryem vertelt hem dat zij en de andere Nederlandse vrouwen zijn verhoord door de MIVD. Die informatie schokt hem. ‘Ze kregen van de MIVD zelfs pindakaas en pepernoten. In het lotgenotencontact met de overheid is steeds ontkend dat Nederland weet waar onze kleinkinderen zijn. Daar zaten Dick Schoof (Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, red.), het OM en het hoofd van de landelijke recherche bij. Ook de Koerden hebben ons verteld: ze weten in Nederland precies van wie, wat en waar. De Nederlandse autoriteiten hebben ons altijd een rad voor ogen gedraaid.’

Houssein op zoek naar dochter en kleinkinderen, met op de achtergrond programmamaker Sinan Can. De foto's komen uit de documentaire De verloren kinderen van het kalifaatBeeld BNN/VARA

Na vier uur zegt de kampcommandant heel vriendelijk dat het tijd is om de kinderen terug te brengen naar het kamp. Houssein: ‘Ik moet afscheid nemen. Van mijn dochter gaat nog wel. Maar van de kleinkinderen, dat gaat door merg en been. Bij elke stap die ze zetten naar de jeep, geef ik ze een knuffel. Ik wil ze het liefst mee terugnemen naar Nederland. Maar dat kan gewoon niet. Het moet via de officiële weg. Ze hebben geen papieren. Het zijn Nederlandse onderdanen.’

Houssein op het Al Naim-plein in ­Raqqa. ‘Hier zijn hoofden op gespiest, mensenrechten ­geschonden.’Beeld BNN/VARA

Nederland, nieuwe hoop op een hereniging

Als Houssein anderhalve maand na zijn terugkeer terugblikt op zijn reis, kan hij niet stoppen met praten. Urenlang praat hij over de onverwachte empathie van de Koerdische leiders, over de spanningen. Maar vooral over de ontmoeting.

‘Vader en opa te kunnen zijn voor vier uur, het was de climax van mijn reis’, vertelt hij. ‘Ik heb de kleintjes op schoot gehad. Ik heb ze zien spelen, zien rennen door die ruimte in het ministerie.’

Wat heeft de reis hem gebracht? ‘Ik ben milder over mijn dochter. Ik vind nog altijd dat ze haar straf moet uitzitten in Nederland. Maar ze verdient een tweede kans, al denk ik dat ik de dochter die ik ooit had, dat lieve kleine onschuldige meisje, nooit meer terugkrijg. Ik zit in een spagaat, net als de andere lotgenoten. Ik ben en blijf wel haar vader.’

Hij zegt dat hij niet zal rusten voor zijn kleintjes terug zijn in Nederland. Vandaag (zaterdag 24 maart) gaat de documentaire De verloren kinderen van het kalifaat in première. Hij hoopt dat zijn verhaal zal helpen. ‘Misschien worden er nu wel Kamervragen gesteld. Als je mijn kleine meiden ziet in de documentaire, dan kan je toch niet zo’n hart van steen hebben, dat je ze daar laat zitten.’

De verloren kinderen van het kalifaat
Zaterdag 24 maart gaat de documentaire De verloren kinderen van het kalifaat van Sinan Can, Danielle van Lieshout en regisseur Jochem Pinxteren in première op het Movies that Matter-festival in Den Haag. Maandag 26 maart is de documentaire op televisie te zien om 21.00 uur op NPO2.

Reacties NCTV en MIVD
De Nationale Coördinator Terrorismebestrijding en ­Veiligheid (NCTV) zegt niet in kaart te brengen waar uitreizigers zich bevinden. ‘Wij zijn geen opsporings- of inlichtingendienst, daar zijn wij niet mee bezig’, ­aldus een woordvoerder. Hij kan ook niets kwijt over ‘wat Nederlandse inlichtingendiensten wel of niet hebben gedaan in het voormalig kalifaat’. 

De MIVD geeft geen commentaar. ‘Wij zeggen niets over eventuele operaties en werkwijze’. 

Op de oproep van de Koerden aan Nederland de eigen onderdanen terug te komen halen, herhaalt de NCTV de kabinetslijn: ‘We verlenen geen bijstand aan uitreizigers in de crisisgebieden. Iemand kan zich melden bij een Nederlandse ­ambassade of consulaat. Terugkeer naar Nederland vindt plaats onder begeleiding van de Koninklijke Marechaussee. Vervolgens wordt iemand vastgezet en door het Openbaar ­Ministerie, als daar aanleiding voor is, vervolgd. De Raad voor de Kinderbescherming ziet toe op de opvang van kinderen in Nederland.’