Belgische finaliste Elisabethwedstrijd: ‘De viool was er altijd. Ik heb geen enkele herinnering zonder’

Sylvia Huang: ‘Als ik werk met een dirigent bij wie ik me niet goed bij voel, dan sta ik na de repetitie soms te trillen als een riet.’© Sebastian Steveniers

Sylvia Huang is de enige Belgische finaliste die maandagavond strijdt voor de overwinning in de Koningin Elisabethwedstrijd. Wij spraken al voor de start van de wedstrijd. Dat gesprek, vol hoop en passie, vindt u hieronder.

Annemarie Peeters

Dit artikel is verschenen op 27 april, toen Huang voor de start van de wedstrijd met ons sprak over haar verwachtingen en onzekerheden.

De zon schijnt in ­Amsterdam. Sylvia Huang (25) neemt haar viool mee naar buiten voor de fotosessie. Een 18de-eeuws instrument uit Italië dat ze in bruikleen kreeg van haar werkgever, het Nederlandse Koninklijk Concertgebouworkest.

Vijf jaar geleden veroverde ze er haar zitje bij de eerste violen en eigenlijk kan ze dat nog altijd niet helemaal geloven. Ze stemt, luistert naar haar snaren, voorzichtig. Dan begint ze te strijken. Twee maten Bach zijn voldoende om voorbijgangers te doen stilstaan. Ze lacht verlegen naar de camera. Dat wij speciaal voor haar naar hier zijn gekomen: ook dat kan ze maar moeilijk geloven.

Op de boekenplank in haar kleine appartement ligt de westerse muziekgeschiedenis zij aan zij met Harari’s 21 lessen voor de 21ste eeuw. Haar kat Melba trippelt door ons gesprek heen.

Op de muziekstandaard staat het vioolconcerto van Dvorák. Dat wil ze in de finale spelen, ook al denkt ze niet dat ze zover zal raken. Ze lacht opnieuw. Ze denkt zelfs niet dat ze het erg zou vinden als ze de eerste ronde niet overleeft. Vinden we dat raar? Deelnemen is voor haar niet meer dan een experiment. Al heeft het ook sentimentele waarde. De Elisabethwedstrijd was thuis vaste kost. Een meisjesdroom: ze mocht er later voor opblijven, keek zich de ogen uit.

In 2013 maakte ze als violiste in het Nationaal Orkest vanop de eerste rij de overwinning mee van de pianist Boris Giltburg. Zelf meedoen? ‘Ik kon me dat toen niet eens voorstellen,’ zegt ze. ‘En dit jaar dacht ik ineens: waarom niet?’

Evidentie

Ze kan zich niet herinneren dat de viool er ooit niet was. Op haar derde begon ze er mee, thuis in de woonkamer in Montigny-le-Tilleul. Haar vader (hij is Chinees, haar moeder een Belgische) leerde het haar, maar hoe hij dat aanpakte kan ze zich ook niet meer herinneren. ‘Het was iets wat ik nooit in vraag heb gesteld. Ik denk ook niet dat ik bewust voor de viool gekozen heb. Ze was er gewoon, ze maakte deel uit van mijn leven, ik heb geen enkele herinnering zonder’, vertelt ze. Muziek was overal. Haar moeder speelde cello, haar zus ook. De platen van de legendarische violist David Oistrach lagen vaker wel dan niet op.

Toch was viool spelen zeker niet altijd pure pret. ‘Nee,’ zegt ze met een zucht. ‘Er zijn altijd dagen waarop het niet wil lukken. Dat is nu nog zo. In die zin lijkt het wel wat op sporten. Maar als je gemotiveerd bent, komt dat plezier altijd wel weer terug.’

Wanneer ze precies wist dat de viool haar leven zou worden, herinnert ze zich ook niet. Zelfs niet of ze zich ooit die vraag heeft gesteld. ‘De viool was voor mij een evidentie.’

Op haar achttiende belandde Huang in het Nationaal Orkest van België. Eigenlijk per toeval. ‘Ik wilde tickets bestellen via de site van het orkest en daar zag ik een aankondiging voor een auditie. Ik snapte toen niet eens dat het om een echte fulltime job ging. Het leek me gewoon spannend om dat eens te proberen en ik dacht al helemaal niet dat ze me zouden kiezen.’ Maar dat deden ze wel. Huang besloot de job aan te nemen, in plaats van eerst te gaan studeren. Op haar achttiende verjaardag speelde ze haar eerste concert. ‘Eigenlijk was dat een opleiding op zich. Ik werd ondergedompeld in die wereld van het orkest. Ik leerde ook zoveel door gewoon naar de muzikanten om me heen te kijken. Meer dan op eender welk conservatorium, denk ik.’

Achter het gordijn

Maar daar stopte het niet voor Huang. Twee jaar later zag ze een vacature bij een van de beste orkesten ter wereld, het Concertgebouworkest in Amsterdam. ‘In zo’n orkest mogen meedoen was een droom die ik al koesterde sinds mijn vijftiende. Toen speelden we met het Euro­pean Youth Orchestra een concert in Amsterdam. Ik vond de stad zo mooi, maar de zaal van het Concertgebouw vond ik bijna nog mooier. Wat een klank.’

Ze stuurde een opname op en mocht naar Amsterdam komen voor een auditie vanachter een scherm. ‘Ik had geen idee of het goed gegaan was of niet. Ik vertrok meteen daarna naar huis, omdat ik dacht dat ze me zeker niet zouden terugvragen. En toen kreeg ik op de trein telefoon met de boodschap dat ik bij de laatste drie was. De volgende dag ben ik met de vroegste trein terug naar Amsterdam vertrokken om op tijd te zijn voor de laatste ronde.’

Dat is nu vijf jaar later en haar stem bibbert nog na van de emotie. ‘Het was voor mij een totale schok dat ze me kozen. Ik kon het niet geloven, echt niet.’

Een nieuw leven begon. ‘Ik heb die eerste jaren erg hard gewerkt. Je moet je leven helemaal opnieuw opbouwen en tegelijk moet je al die nieuwe partijen instuderen.’ De sfeer in het orkest zat gelukkig goed. ‘Dat is zeker niet in alle orkesten zo, maar hier dus wel. We doen ook veel tournees en dat maakt de equipe hecht. Je reist samen, je leeft samen.’

Ze speelt op de allermooiste podia, brengt het grote orkestrepertoire van Mahler, Bruckner en Strauss. Ze mag topsolisten als Leonidas Kavakos begeleiden en werkt met de beste dirigenten ter wereld. ‘Dat is een luxe, die ik heel erg koester,’ beaamt ze. Al klikt het met sommige dirigenten beter dan met anderen. Ook dat hoort bij de job. ‘Een dirigent kan het orkest vleugels geven. Ik hou van dirigenten die ruimte geven aan de muzikanten, die vertrouwen uitstralen. Dat gaat heel diep. Als ik werk met een dirigent bij wie ik me niet goed bij voel, dan sta ik na de repetitie soms te trillen als een riet.’

Concours

Telkens als ze lacht, is het alsof Huang zelf niet helemaal gelooft wat ze vertelt. Ze lijkt wel een zondagskind. Haar leven overkomt haar, doet haar de mooiste kansen cadeau. Net zo met de wedstrijd. ‘Gewoon meedoen vind ik al een geweldig avontuur. Ik voel me vereerd dat ik aan die eerste ronde mág deelnemen. Spelen in zo’n fijne zaal (Flagey, red.) voor zo’n prestigieuze jury, waarin zoveel mensen zitten die ik bewonder: dat is toch geweldig?’

De wedstrijd is voor haar vooral een persoonlijke uitdaging. ‘Ik heb nog nooit aan zo’n internationaal solistenconcours deelgenomen. Het hele proces, van begin tot eind, is voor mij nieuw. Dat is boeiend, want in nieuwe omstandigheden kan je veel over jezelf leren. Dat begint eigenlijk nu al, tijdens de voorbereiding. Ik heb de laatste jaren vooral orkest- en kamermuziek gespeeld, maar het solo­repertoire is relatief nieuw voor mij. Het vraagt om een andere manier van musiceren. In het orkest moet je vooral goed luisteren en jezelf doen opgaan in het geheel. Je kan niet zomaar doen waar je zin in hebt: je reageert in de eerste plaats op de impulsen van anderen.’

‘Samen met enkele collega’s van het orkest hebben we een tijdje geleden een strijkkwartet opgericht. Dat is weer een heel andere manier van spelen. Je mag dan op een meer persoonlijke manier aanwezig zijn. Met de wedstrijd wil ik mezelf een kans geven om nog een andere manier van spelen te ontdekken. Ik ben niet iemand die al heel haar leven op haar zolderkamer van een solistencarrière zit te dromen. Maar ik wil het wel graag leren kennen.’

Acht uur studeren zit er voor Huang alvast niet in. Ze repeteert, speelt drie tot vier concerten per week en treedt op met haar strijkkwartet. ‘Het is zeker niet eenvoudig om dat allemaal te combineren. Maar vanaf nu heb ik enkele weken vrij om me op de wedstrijd te storten. Sommige dagen speel ik wat meer, sommige dagen wat minder. Ik geloof heel erg dat het beter is om één uur geconcentreerd te studeren, dan drie uur zonder concentratie.’

Ze barst een laatste keer in lachen uit. ‘Ik had ook altijd het idee dat de kandidaten van het concours acht uur per dag studeren. Minstens!’ Zij gaat het op haar manier doen. Maar die twee maten Bach in de zon hebben alvast iets moois doen vermoeden.