Direct naar artikelinhoud
NieuwsGamende kinderen

Onderzoek: Gamen gaat niet ten koste van sociale vaardigheden

Een opluchting voor ouders: het spelen van videogames gaat doorgaans niet gepaard met slechtere sociale vaardigheden. Dat blijkt uit een onderzoek waarin 900 kinderen van hun 6de tot hun 12de werden gevolgd.

Een deelnemer aan een gamefestival tijdens het ontbijt.Beeld Marcel van den Bergh / de Volkskrant

Bijzonder aan de nieuwe studie is dat wetenschappers kinderen lange tijd volgden en dat de jongens en meisjes relatief jong zijn, in vergelijking met andere onderzoeken naar de sociale effecten van videogames.

De wetenschappers, van onder meer de Universiteit van Wetenschap en Technologie in Noorwegen, namen bijna negenhonderd kinderen onder de loep. Bij het begin van het onderzoek waren ze 6 jaar oud en vulden hun ouders nog de enquêtes in over hoe vaak ze games speelden. Bij het einde van het onderzoek waren de kinderen 12 en mochten ze zelf de terugkerende vragenlijsten van de onderzoekers invullen. Leraren van de kinderen vulden enquêtes in met vragen over gedrag op school, bijvoorbeeld of ze goed luisterden en communiceerden met anderen.

Uitkomst van dit alles: over het algemeen gaat videogamen niet gepaard met vermindering van de sociale vaardigheden, schrijven de onderzoekers in het tijdschrift Child Development. Bij meisjes zagen de onderzoekers wel een mogelijk effect van videogamen. Meisjes die op 10-jarige leeftijd relatief veel gamen, scoren twee jaar later wat slechter qua sociale vaardigheden.

Een mogelijke reden hiervoor is dat gamen minder populair is bij meisjes dan bij jongens, stellen de wetenschappers. De gamende meiden zouden hierdoor minder meiden tegenkomen in de videogames zelf, en misschien ook wel daarbuiten omdat andere meiden hun interesse niet delen. Voor jongens maakt gamen doorgaans een groter deel uit van het sociale leven, zowel binnen als buiten de videogame.

Beperking

Een beperking van de nieuwe studie is dat de ouders en kinderen zelf moesten aangeven hoeveel tijd er werd besteed aan games. Een lastige opgave, weet iedereen die weleens heeft moeten schatten hoeveel tijd hij bijvoorbeeld op een dag naar een scherm kijkt.

Het is ook belangrijk om te bedenken waarom een kind veel gaat gamen, stellen de wetenschappers. Zo zijn jongeren met sociale problemen meer geneigd om achter hun (spel)computers te kruipen omdat een chatfunctie makkelijker praat dan direct contact, bleek al eens uit eerder onderzoek. Ook speelt escapisme een rol: games staan toe de echte wereld te ontvluchten. Ten slotte kunnen jongeren een gevoel van voldoening uit games krijgen, bijvoorbeeld wanneer een kind met weinig zelfvertrouwen virtueel wel de held kan zijn.

‘Het is een geruststellende studie’, stelt Patti Valkenburg, hoogleraar media, jeugd en samenleving aan de Universiteit van Amsterdam, die niet betrokken is bij dit onderzoek. Volgens haar dragen spellen juist bij aan de sociale ontwikkeling van kinderen. ­‘Games worden steeds socialer’, meent Valkenburg. Zo maakt 63 procent van gamende jongens gebruik van chatfuncties tijdens het spelen en 36 procent van alle jongeren, blijkt uit een nog niet gepubliceerde nationale studie waaraan Valkenburg meewerkt.

Gamen kan zelfs de intelligentie van een kind bevorderen, meent Valkenburg. Zij publiceerde onlangs met collega’s van de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Utrecht een studie waaruit blijkt dat de spellen het ruimtelijk inzicht en het vermogen om problemen op te lossen kunnen versterken, vanwege de opdrachten die ­gamers moeten doen in hun spellen. Dat betekent nog niet dat een kind eindigt als een genie als het dat hele dagen en nachten doorspeelt. ‘Gamen kan bevorderlijk werken, maar te veel is nooit goed’, vertelt Valkenburg. Die grens is lastig aan te wijzen, maar kan merkbaar zijn wanneer het gamen huiswerk of familiecontact gaat hinderen.