Franse gerecht gaat genocideklacht tegen BNP Paribas onderzoeken

Voor de zomer raakte reeds bekend dat drie organisaties in het kader van de Rwandese genocide van 1994 klacht ingediend hebben voor "medeplichtigheid aan genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid".

Anticorruptie-organisatie Sherpa, het Collectif des parties civiles pour le Rwanda (CPCR) en Ibuka France beschuldigen BNP Paribas ervan dat het de financiering toestond voor de aankoop van 80 ton wapens "die dienden voor het plegen van de genocide". Volgens de klagers "kon de bank niet twijfelen aan de intentie tot genocide van de autoriteiten van het land" toen ze transacties toestond in juni 1994.

Bronnen bij het parket zeggen nu dat een onderzoek geopend werd op 22 augustus. In een korte reactie zegt de bank "de kern van de klacht" niet te kennen en "geen nieuwe ontwikkelingen" in het onderzoek te zien, omdat het om een automatische en verplichte wettelijke stap gaat.

BNP, een van de voorlopers van de huidige bank, zou twee transacties toegestaan hebben van rekeningen die de Rwandese centrale bank bij haar had. De begunstigde was een rekening bij de Zwitserse bank UBP, op naam van Willem Tertius Ehlers. Hij wordt door de klagers omschreven als een Zuid-Afrikaanse tussenpersoon en wapenhandelaar. Hij zou een deal gemaakt hebben met Théoneste Bagosora, een kolonel en hutu die later veroordeeld werd voor het Rwanda-tribunaal.

De transacties, voor omgerekend meer dan 1,14 miljoen euro, zouden plaatsgevonden hebben in juni 1994, nadat de Verenigde Naties een maand eerder een embargo op wapenleveringen aan het land ingesteld hadden.

Bij de genocide kwamen volgens de VN meer dan 800.000 mensen om, in hoofdzaak tutsi's, maar ook gematigde hutu's. Na de genocide veroverde het Rwandees Patriottisch Front van huidig machthebber en president Paul Kagame de macht.