OP TOURNEE MET JOSE. De Cauwer interviewt Patrick Lefevere: “Remco heeft het mij gestuurd tijdens Parijs-Roubaix: ‘Volgend jaar zal ik mij eens moeien met het voorjaar’”

© Stefaan Beel

Ooit begon het in Ierland, meer dan veertig jaar geleden. Bij een whiskey – eerder een fles dan een glas – stelden José De Cauwer (74) en Patrick Lefevere (69) vast dat ze over de koers “dezelfde taal spreken.” Dat doen ze vandaag nog altijd. De Tournée van José belandt aan in Wevelgem, voor een gesprek met de CEO van Soudal Quick-Step.

Jan-Pieter de Vlieger

José De Cauwer is in de Service Course van Soudal Quick-Step onderweg naar het bureau van Patrick Lefevere wanneer hij boven op een kast ineens een flesje wijwater ziet staan. Maria-vormig van model, met opschrift ‘Lourdes’. Hij stopt het snel in zijn zak en begroet Lefevere met uitgestreken gezicht: “Ik heb iets meegebracht, Patrick. Iets wat je kan helpen in deze moeilijke tijden voor uw ploeg. Het zal geluk en voorspoed brengen. Je kan het ook opdrinken, maar dat zou ik niet doen.”

Wanneer Maria uit de zak van De Cauwer komt, ligt de CEO van Soudal Quick-Step in een deuk. “Kom, lach met een ander, José. Dat gaat bij mij ook niet meer helpen. Ik vrees dat ik al te veel heb mispeuterd om nog op de gratie van God te kunnen rekenen.”

De Cauwer: “Heb je de voorbije weken toch niet af en toe een schietgebedje gedaan?”

Lefevere: “Mijn geloof heb ik al lang afgezworen. Nochtans kom ik uit een heel katholiek gezin. Als coureur kreeg ik van mijn zus medaillons om in mijn helm te hangen. En stukjes rode draad van het bedevaartsoord in Dadizele, waar we met de school van Roeselare ook te voet naartoe moesten stappen. Bij ons thuis branden ook altijd kaarsen. Hoe groter de kaars, hoe meer geluk je zou kennen. Mijn schoonmoeder heeft er voor een koers ooit eens een gigantisch grote aangestoken. Echt waar, ik denk niet dat ik ooit harder ben gevallen dan toen.”

De Cauwer: “Je weet natuurlijk niet welke wens ze heeft uitgesproken toen ze die kaars aanstak.”

Lefevere:(lacht) “Dat is waar. Maar ik was nog niet getrouwd met haar dochter en het was een goed mens. Ik denk niet dat ze mij ooit een accident zou toegewenst hebben. Maar kom, José. Kruip maar in uw rol als journalist en begin maar met de echte vragen.”

© Stefaan Beel

De Cauwer: “Bovenaan mijn blad staat, niet zo origineel: Hoe is het met u?”

Lefevere: “Goed.”

De Cauwer: “Neen, dat bedoel ik niet. Ik bedoel: hoe is het écht? Ik zat ooit op het vliegtuig naast Filip Meirhaeghe. Drie keer heb ik het moeten vragen: ‘Hoe is het?’ De eerste twee keer was het ‘goed’. De derde kwam het eruit: ‘José, miserie, je wil het niet weten.’”

Lefevere: “Bij mij blijft het toch gewoon goed, José.”

De Cauwer: “Maar mogen we zeggen dat je met de ploeg in een positie zit die je in het verleden niet vaak hebt gekend?”

Lefevere:(ironisch) “Ja, het gaat vreselijk slecht met de ploeg. We hebben nog maar dertien koersen gewonnen. Het op drie na meeste in de World Tour. Als je kijkt met Vlaamse bril hadden we het moeilijk, internationaal is het zeker niet slecht.”

“Het is ook niet zo dat we deze situatie nooit hebben gekend. In 2010 – net voor Bakala instapte – ben ik zo dom geweest om binnen de ploeg luidop te zeggen: ‘Er komt een overnemer, dit wordt een overgangsjaar’. Een paar hebben toen dat overgangsjaar letterlijk genomen en zijn op hun rug gaan liggen. Dat mag je dus nooit uitspreken. Alleen peinzen.”

De Cauwer: “Maar het lijkt me niet dat de ploeg nu opnieuw in een overgangsjaar zit. Het is niet zo dat Soudal Quick-Step er volgend jaar heel anders gaat uitzien, toch?”

© Stefaan Beel

Lefevere: “We hebben maar zeven renners die einde contract zijn. Vorig jaar waren dat er achttien. Heel anders gaat de ploeg er volgend jaar dus inderdaad niet uitzien. Het is ook de bedoeling om een aantal van de renners die nu einde contract zijn nog te verlengen.”

De Cauwer: “Zelfs met Julian Alaphilippe ga je daarover praten, heb ik gelezen.”

Lefevere: “Ondanks alle spelletjes die nu gespeeld worden met TotalEnergies en Cofidis heeft zijn manager Dries Smets laten weten dat Julian toch nog een keer bij ons wil langskomen. Ik heb geen ‘neen’ gezegd, maar de timing is verkeerd in de media gekomen. Ik lees overal: ‘Lefevere wil samenzitten voor de Giro.’ Terwijl ik heb gezegd: ‘ten vroegste na de Giro’.”

De Cauwer: “Ik denk dan: het is geen oneer om als ploeg en renner een keer uit elkaar te gaan. Soms lees je: ‘Die renner heeft zoveel koersen gewonnen voor zijn ploeg en nu mag hij niet blijven’. Hoezo? Zo werkt het toch bij een contract voor bepaalde duur?”

Lefevere: “Ik ben blij dat jij dat tenminste begrijpt, José. Zou het héél misschien kunnen dat de renner die al die koersen heeft gewonnen daar misschien goed voor betaald is geweest door zijn ploeg?”

De Cauwer: “Komen er inkomende transfers om de voorjaarsploeg te versterken? Als ik een paar namen mag noemen: Oier Lazkano. Laurence Pithie?”

Lefevere: “Lazkano vind ik een renner die heel goed bij ons zou passen en daar zijn we ook echt achter gegaan. (Verzorger en scout, red.) Johan Molly heeft een goed informeel contact met veel Franse en Spaanse renners en via hem wisten we dat Lazkano ook wel oren had naar onze ploeg. Maar zijn manager is Giuseppe Acquadro en die is het spel beginnen te spelen. Hij heeft op vijf verschillende paarden gewed en de prijs opgedreven. Wat natuurlijk zijn goed recht is. Lazkano is weg, denk ik. Wij hebben er niks meer van gehoord.”

De Cauwer: “De best mogelijke versterking zit misschien al bij de ploeg. Ik lees dat jullie overwegen om Evenepoel volgend jaar op te stellen in Milaan-Sanremo en de Ronde van Vlaanderen. Ik zou zeggen: doen.”

Lefevere: “Ik zal het hele verhaal doen. Zoals iedereen weet, was ik dit jaar ziek op de dag van Parijs-Roubaix. Problemen met mijn maag. Voor de anekdote: na een heel weekend magere yoghurt ging ik op zondag bij de Italiaan in onze buurt een lasagne halen. Bij het aanschuiven merkt een mevrouw vooraan in de rij op: ‘Ha Patrick, moet gij niet op de koers zijn misschien?’ Voor ik kon antwoorden, zegt een vrouw achter mij: ‘Neej. Ie es ziek.’(lacht)

© Stefaan Beel

“In ieder geval, voor mijn tv, bij mijn lasagne, begin ik te appen met Remco. Hij stuurt: ‘Patrick, wat de voorbije weken betreft… Volgend jaar zal het anders zijn, he. Ik ga er mij eens mee bemoeien.’ Een bericht op zijn Remco’s, maar ik vind dat de max. In onze stijl van communicatie komen we overeen.”

“Ik denk dat Sanremo en de Ronde haalbaar zijn in zijn programma. Daarna kan je misschien nog Luik erbij doen ook. De Tour is dan nog altijd veraf.”

De Cauwer: “Misschien is dat wel één van de lessen van het afgelopen voorjaar. Het is gevaarlijk om te veel af te stemmen op één week. Zie Wout van Aert.”

Lefevere: “Dat vind ik een zeer terechte opmerking. Kijk, vroeger – en dan spreek ik over de tijd van Eddy Merckx – moesten renners veel koersen om hun boterham te verdienen. Tot aan de Zesdaagses toe. Daartegenover stond de periode Armstrong, die seizoenen had met veertig koersdagen. Nu zitten we daar ergens tussenin. Renners als Remco en Mathieu van der Poel willen veel koersen rijden, maar bij sommige kan je de vraag stellen of ze niet liever op training- of hoogtestage gaan.”

De Cauwer: “Dan moet je er soms eens eentje terugroepen, blijkbaar. Mauri Vansevenant reed meer dan duizend kilometer met de auto van Andorra naar huis om te starten in de Waalse Pijl.”

Lefevere: “Goed dat we dat gedaan hebben, toch? Mauri heeft de ploeg serieus geholpen, maar ook zichzelf. Er waren al mensen vergeten dat hij nog leefde. Mauri heeft een lang contract getekend aan goeie voorwaarden, maar door blessures haalde hij niet veel resultaten. Ik denk dat de boer(bedoelt vader Wim Vansevenant, red.) warm aanbevolen heeft om te investeren in een hoogtestage. Met succes. Pet af voor Mauri, hopelijk kan hij dat in de Giro verderzetten.”

De Cauwer: “Ik lees en hoor veel over Vansevenant zijn wiegende stijl. ‘Zoveel verloren energie’. Ik denk: als je maar vooruitgaat.”

Lefevere: “Honderd procent akkoord. Op Dylan van Baarle zijn rug kan je uw Maria-flesje zetten, José. Maar bij sommige renners vraag ik mij af: zouden ze niet rapper rijden mochten ze nu wat minder mooi op de fiets zitten?”

De Cauwer: “Koersen begint bij ontspannen zijn.”

Lefevere: “Het beste voorbeeld is Pogacar. Die rijdt rond alsof hij onderweg is naar de supermarkt. Het hele wielrennen gaat Pogacar zo makkelijk af. Onlangs zag ik een foto van hem die mij heel erg aanstond. Hij poseerde samen met alle mensen die hem geholpen hadden als junior. Eigenlijk was dat een soort remake van een foto die ze vroeger hadden gemaakt. Zelfde plaats, zelfde mensen, zoveel jaar later. Dat je daar tijd voor maakt, wil toch iets zeggen.”

“Ik moest terugdenken aan de kampioenenviering van Remco in Schepdaal, na zijn wereldtitel als junior in Innsbruck. Ik heb me daar toen bewust verdoken opgesteld in een hoek, om te zien welke ‘strontvliegen’ er allemaal op hem zouden afkomen. Opeens tikte Remco op mijn schouder, met twee mensen bij hem. ‘Patrick, mag ik de pleegouders voorstellen bij wie ik heb gewoond?’ Hij had die mensen uitgenodigd, wat ik knap vond. Aandacht hebben voor wie er vroeger al was. Niet voor de strontvliegen.”

De Cauwer: “Remco wordt vaak voorgesteld als een moeilijk karakter, maar is hij dat? Ik zie een welopgevoede gast.”

Lefevere:(wijst naar de deur) “José, die deur is nu dicht, maar voor Remco niet, hé. Desnoods loopt hij er dwars doorheen. Dat is een eigenschap die veel kampioenen hebben. Jij weet even goed als ik: met de grote kampioenen heb je weinig of geen problemen. De miserie begint bij de pseudo-kampioenen. Met de entourages die denken dat ze een echte kampioen in huis hebben.”

© Stefaan Beel

In het bureau van Lefevere wordt op de deur geklopt. Jürgen Foré komt binnen, de man die dit seizoen aan boord is gekomen als rechterhand van de CEO. Lefevere maakt van de gelegenheid gebruik om een issue over hun respectievelijke parkeerplaatsen op te werpen. “Jürgen, niet te dicht staan. Je weet toch dat ik niet met een Fiat 500 rijd? Ik ga in het vervolg lijnen moeten trekken, denk ik.” (lacht)

De Cauwer: “Vinden jullie – los van de parking – professioneel jullie plaats naast elkaar?”

Lefevere: “Jürgen is hier nog maar drie maanden, he. Hij zit nog in rodage. Dan mag je niet te veel gas geven.”

De Cauwer: “Eerste smering na 1.500 kilometer.”

Lefevere: “Jij zegt dat zo vaak, José. Lefevere is de zoon van een automarchand.”

De Cauwer: “Waarmee ik bedoel: verstand om goeie zaken te doen.”

Lefevere: “Ik merk nu dat veel rennersmakelaars denken dat ze met Jürgen gouden zaken kunnen doen. De prijzen schieten omhoog, want Lefevere is er niet bij. Jürgen springt overal op, dus moet ik hem soms afremmen. We hadden op dit moment – voor de Giro – al helemaal vol kunnen zitten voor volgend jaar. Ik heb gezegd: we moeten zorgen dat we ons niet helemaal vastzetten.”

“Jürgen is zeker verstandig genoeg. Hij had niet voor niks een topfunctie binnen Deloitte. Alleen is het aanpassen aan een andere manier van werken. Een wielerploeg in die functie is bijna zeven op zeven. En de verloning is niet die van een auditer die mag rekenen als hij zijn stylo vastneemt. Dat is niet het wielrennen.”

De Cauwer: “Een wielerploeg is dag en nacht bijna. Ik vraag me dan af: hoelang blijf jij nog doen wat je doet? Kies je dat zelf? Of kan er ooit iets boven jouw hoofd beslist worden, om het zo te zeggen?”

Lefevere: “Als je in een bedrijf twintig procent van de aandelen hebt en iemand anders heeft tachtig procent, dan heb je in wezen niks te zeggen. Als (eigenaar, red.) Zdenek Bakala morgen zegt: ‘Het dagelijks beleid was niet goed’, dan gaan we een oplossing moeten zoeken. Tot spijt van wie het benijdt: de sponsors zijn nog altijd heel tevreden, ondanks de mindere resultaten van de voorbije weken.”

“Ik kan praten over stoppen, maar in mijn rol loopt je altijd tegen dezelfde dingen aan. Een wielerploeg heeft nooit echt een eindpunt. Er zijn sponsorcontracten, een contract met de fietsleverancier, die dan vaak nog een persoonlijk contract hebben met een renner. Dat loopt allemaal over en door elkaar.”

“Je bent verantwoordelijk voor alsmaar meer mensen en moet een steeds groter budget bij elkaar vinden. Ik moet niemand zijn rekening maken, maar bij Lotto Dstny gaan ze het ook meemaken nu ze Maxime Van Gils en Lennert Van Eetvelt hebben verlengd. Draag het maar budgettair, zeker als Dstny niet zou verlengen. Bij Alpecin-Deceuninck leren de broers (Roodhooft, red.) sneller dan ik ooit heb gedaan, maar als zij Van der Poel én Philipsen verlengen, is dat weer meer budget om te vinden en te blijven vinden.”

“Er is een ratrace bezig in de koers: als je vier bussen hebt, moet er een vijfde bij. Maar weet je wat een volledig ingerichte bus kost? Dat is zoveel als een huis: 700.000 euro. Ik denk dan terug aan mijn eerste Tour in 1980: tien renners, twee soigneurs, anderhalve mechanieker en één verhoogde en verbrede Peugeot-camionette die na één dag op de depanneur van ASO in panne stond.” (lacht)

De Cauwer: “Nu moet ik ineens terugdenken aan ons eerste echte gesprek. In de Nissan Classic in Ierland begin de jaren tachtig. Met whiskey erbij hebben we gepraat over hoe het wielrennen er in de toekomst kon uitzien. Meer dan veertig jaar geleden moet het zijn.”

Lefevere: “En ik weet het nog alsof het gisteren was, José. ’t Is te zeggen: wat onze ideeën precies waren, ben ik na die fles whiskey vergeten. Maar die Angelsaksische koersen waren organisatorisch drie stappen vooruit op onze wedstrijden, waar je op café een envelopje moest halen.”

De Cauwer: “Alleen al het idee om je koers een naamsponsor te geven: de Nissan Classic, de Kelloggs Tour of Britain.”

Lefevere: “Wij waren toen ruimdenkender en vooruitstrevender dan de ploegleiders van die tijd.”

De Cauwer: “De Jef Braekevelts van deze wereld.”

Lefevere: “Jij zegt de naam, José. Maar Jef, Albert De Kimpe, Lomme Driessens… Ze hadden allemaal hun verdiensten, maar de koers was toen een wereld van flikken. In de weg rijden, trucen uithalen om als volgwagen zeventien toch eerste te zitten op de eerste kasseistrook. Kwaad werd ik ervan. Ik ben opgegroeid op een autokerkhof, dus ik reed die voorstekers gewoon omver.” (lacht)

De Cauwer: “Toeren dat er vroeger uitgehaald zijn in die wagencolonne. Crimineel.”

Lefevere: “In de Tour had je op het rechterbaanvak motards, coureurs en volgwagens en op het linkerbaanvak reed de pers. Met achter het stuur oud-renners die allemaal een cafeïentje of meer hadden gepakt.”

De Cauwer: “En dan moest je daartussen naar voor slalommen. Ik heb vanzeleven Willy Claes bij mij in de volgwagen gehad in de Tour. We reden met een Peugeot met van die linten boven de deur die je kon vastgrijpen. Ik reed als een wilde de Col d’Aspin naar beneden. Claes greep zich vast aan dat lint… Hij zag zo bleek als uw haar of dat van mij. Na de rit zei hij: ‘Als ik ooit een chauffeur nodig heb, meneer De Cauwer, dan zal ik aan u denken.’” (lacht)

Lefevere: “Ik heb ooit Jean-Luc Dehaene meegehad. Die begon in de passagiersstoel mee te remmen en legde in de bochten zijn hand op mijn buik. (lacht) Andere tijden. Kom José, we zijn te veel de gazet van vroeger aan het maken. We moeten denken aan de jongere lezer.”

De Cauwer: “De gazet van vroeger. Ik had het er gisteren nog over met Eddy Merckx. Het Volkske dat tijdens de Tour overal in Vlaanderen werd uitgedeeld. Gedropt vanuit een vliegtuigje en dan verdeeld door jobstudenten.”

Lefevere: “Die bliezen op een fluitje. Ik stond een uur op voorhand al buiten te wachten. Het verslag van de koers, Thomas Pips. Nu zijn we echt bij de nostalgie aanbeland.”

De Cauwer: “Dan wil ik nog één keer terug naar mijn eerste vraag. ‘Hoe is het met u?’. Wij weten hoe het vroeger was en hoe het nu is. Ik bedoel: we leven in een tijd waarin jij een uitspraak doet over Alaphilippe (in Humo, red.) en de hele wereld valt daarover. Terwijl ik denk: Patrick zegt niks dat niet waar is en waarom kan een renner daar niet gewoon een volwassen, eerlijk antwoord op geven? Zo hoort het toch te zijn?”

Lefevere: “Ik heb niets liever dan dat iemand mij van antwoord dient. Sportief of desnoods verbaal. Binnen de ploeg hoor ik: je moet dat niet via de pers doen. Ik kan dat volgen, maar als ik dingen rechtstreeks zeg, komt het veel minder binnen.”

“De tijden zijn veranderd, José, dat merk ik aan alles. Wij vertrokken als renners op 1 februari naar de Middellandse Zee, de Haut Var en dan het hele voorjaar zonder naar huis te gaan. Dat is ondenkbaar nu. Zelfs maar weekendwerk is al moeilijk geworden. Dat is niet alleen in de koers zo. Van jonge bedrijfsleiders hoor ik ook: ‘Mee naar de koers op zondag? Neen, dat is de dag voor de familie.’ Waarmee ik niet zeg dat het allemaal verkeerd is, hé.”

“Ik denk aan wat een slimme mens als (verzorger, red.) Dirk Nachtergaele mij altijd heeft verteld: ‘De jonge mensen gaan zich niet aanpassen aan ons.’ Dus ik loop meer op eieren dan vroeger. Zonder mijn broek af te doen of mijn principes te verloochenen. Dat heb ik nooit gedaan en ik ben te oud geworden om er nu nog mee te beginnen.”

© Stefaan Beel

Meer over José De Cauwer

MEER WIELERNIEUWS

Keuze van de redactie

Video