© Victoriano Moreno

Trots portret van Deurne-Noord: “Er is hier geen enkele vrijstaande woning”

Opvallend feit: in heel Deurne-Noord staat geen enkele vrijstaande woning. Het was een van de statistiekjes die Matthias Van Milders ontdekte tijdens het schrijven van Trots in Deurne-Noord: Verhalen uit het Leven en de Wijk. Samen met fotograaf Victoriano Moreno en 27 ‘Nordisten’ van uiteenlopende pluimage ging hij op ontdekkingstocht tussen de Ter Heydelaan en het Albertkanaal.

Ik heb zelf ook veel bijgeleerd”, zegt Matthias Van Milders. “Niet alleen over Deurne-Noord, maar ook over het leven.” De auteur woont zelf in Berchem. Hij kende Deurne-Noord al een beetje. “Ik wist bijvoorbeeld wel dat Deurne-Noord niet het hele Deurnese grondgebied boven het Rivierenhof besloeg. Het begint pas aan de Ter Heydelaan. Het wordt begrensd in het westen door de Ring en de brug van het Sportpaleis, in het noorden door het Albertkanaal, en in het oosten door het Bosuilstadion en de Bremweide. En in dat kleine stukje wonen meer dan 21.500 mensen dicht op elkaar.”

En toch is de wijk ver van een homogene vlakte. Kronenburg in het noorden is als een eiland, geprangd tussen het kanaal en de Bisschoppenhoflaan. “Mensen van Kronenburg zakken wel af naar het zuiden, maar het omgekeerde gebeurt haast nooit. En tussen de grotere verkeersaders ontdek je dikwijls kleine microkosmossen met hun eigen sociaal weefsel. Zo maakte een van de bewoners rond het groene plein van de Jozef Nellenslei me erop attent dat je er net in het decor van Midsomer Murders staat, met al die Engelse cottages. Dat is dan weer iets heel anders dan de blokken van de Bosuil of de beruchte Confortahuizen.”

Die bouwmaatschappij Conforta ontwikkelde de wijk met goedkope, zeer smalle woningen, in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw, vlak nadat in het oosten, te midden van de velden, een mastodont van een voetbalstadion was neergepoot. “Zo creëerden ze nieuwe ruimte voor gezinnen uit de overbevolkte Seefhoek”, zegt Van Milders. “Die konden hier voor weinig geld hun eigen stekje kopen. Deurne-Noord is dus begonnen als een volksbuurt en dat is het altijd gebleven.”

© Victoriano Moreno

Voor het boek dat hij schreef in opdracht van het Cultuurcentrum Deurne, ging Matthias praten én wandelen met 27 kenners die er wonen en/of werken. “Iedereen wilde meewerken. Die mensen praten over hun leven in de buurt, ook over de moeilijkheden. Dat gaat van twee vrouwen die in kansarmoede leven tot een Nepalees die uit zijn land moest vluchten toen zijn vrouw zwanger was. Zij en het kind konden pas elf jaar later naar Deurne komen. Ik ben op bezoek geweest bij drie paters scheutisten, uit Kameroen, Indonesië en Brazilië, een soort omgekeerde missionarissen die samenwonen in de pastorie van de Van Dornestraat. Die mannen uit drie continenten converseren onderling in het Nederlands en thuis ontwikkelen ze hun eigen dynamiek, een beetje als samenwonende broers. Eentje doet de herstellingen, de andere doet de inkopen, de derde verzorgt het groen. Pas om de twee jaar kunnen ze even naar huis.”

Geen rozengeur en maneschijn

Oude en nieuwe Belgen, ze komen allemaal aan bod in het boek. Van Louis Lambert, de oudste nog levende landskampioen van Royal Antwerp, tot de jongeren van het Bisthovenplein. “Het thema diversiteit komt vaak aan bod, dat kan ook moeilijk anders in deze wijk”, zegt Van Milders. “En het is lang geen rozengeur en maneschijn. Maar we hebben toch geprobeerd om het positieve naar boven te halen. Hier en daar lukt het om de muren tussen de bevolkingsgroepen te doorbreken. Op andere plaatsen dan weer niet. Er is nog werk.”

Overal is Matthias geweest. Van de Tweemontstraat in het hoge noorden tot de Du Montstraat in het diepe zuiden. En onderweg vergaarde hij enkele nieuwe favoriete plekken. Het appartement van Julia De Batist bijvoorbeeld, negen hoog in een van de Bosuilblokken. “Vandaar is het alsof je op Google Maps zit te kijken. Je ziet er hoe de wijk in elkaar zit. Julia was ook een zeer inspirerende vrouw met schitterende verhalen. Met Johannes Faes, alias Tourist Le MC, trok ik naar tribune 2 van het Bosuilstadion. Ik ben zelf een Berchem-supporter, maar ik houd van die plek met de houten banken. Het verval en de glorie gaan er hand in hand en dat geeft een magische combinatie. Jammer dat het moet verdwijnen. Cinema Rix vind ik ook een aangename plek. Sinds begin dit jaar heb je er de gezellige buurtbar Barix, waar je lekker kunt eten tegen zeer democratische prijzen.”

Geïnteresseerd in dit boeiende wijkportret? In de volgende korte fragmenten krijg je al een idee.

Boekhandelaar Marc Vilain: “De Ten Eekhovelei was de Meir van Deurne”

© Victoriano Moreno

Marc Vilain runt samen met Francine sinds 1975 een boekhandel in een Confortawoning in de Ten Eekhovelei. Vandaag nog drie namiddagen in de week, als bezigheidstherapie.

“We zijn gespecialiseerd in strips en sciencefiction, maar we begonnen met stationsromans, keukenmeidenliteratuur. De vroegere burgemeester van Deurne, Dequeecker, den Dikke zoals we hem noemden, vond dat maar niets. Hij hield meer van de serieuze literatuur. Die had ik ook, maar van Ernest Claes alleen kan je niet leven. Wij verkochten die keukenmeidenboeken per tien en als klanten ze terugbrachten, kregen ze er tien nieuwe, waarvan vijf gratis. ’s Ochtends stonden wij op de markt. En nu zijn we al een paar jaar met pensioen, nu bollen we uit.”

“In deze Confortawoningen woonden ooit drie gezinnen. Kan je je dat voorstellen? Wie in de kelder woonde, had de tuin. Daarboven leefde een gezin op de gelijkvloerse verdieping en de bovenste familie, die had geluk. Die had twee verdiepingen met telkens twee kamers. Met een voorschot van 5.000 frank kon je ooit zo’n woning kopen. De Ten Eekhovelei was de Meir van Deurne en de straat van de dubbele winkels, alles had je in tweevoud: twee cafés, twee pelswinkels, twee opticiens, twee kappers, twee winkels met kantoorbenodigdheden, twee schoenwinkels, zelfs drie bakkers. Tijdens de braderie zag het hier zwart van het volk.”

“In het begin was de afrit op de Ring een pluspunt voor ons. Op de Boekenbeurs kon ik tegen mensen zeggen: ‘Je kan bij mij in de winkel komen, het is poepsimpel. Je rijdt eraf aan het Sportpaleis en je bent er.’ Ik had klanten uit Limburg en de Vlaanders. Dat is sterk verminderd, maar ik heb vandaag ook geen lokale klanten meer. Hoe kan je nu je kost verdienen met boeken in een buurt waarin 80 procent van de mensen het Nederlands niet als moedertaal heeft? Ik kan je zeggen: in de meer dan veertig jaar dat ik hier zit, heb ik nog geen vijf keer een boek verkocht aan een niet-Belg. Ik heb wel mensen gehad die een cursus Nederlands volgden. Zij kregen hun boeken voor niets van mij.”

Sinterklaas

“We zijn vrijwilligers in het buurthuis en in het oudmannekenshuis. Daar ga ik dan vertellen over Oud-Antwerpen. Of we gaan ernaartoe met de kindjes van de crèche naast de deur en dan doen we een danske. We zijn nog niet klaar of die mensen vragen me al ‘Menier, menier, wanneer komde terug?’ In de crèche lees ik ook elke dag voor en ik speel er ook al twintig jaar Sinterklaas. De eerste keer dat ik dat deed, hebben we de kindjes moeten leren wie Sinterklaas is. Ze hadden schrik van me.”

De jongeren van het Bisthovenplein: “De beruchte reputatie van vroeger is weg, gelukkig maar”

© Victoriano Moreno

Jeugdwerkorganisatie JES is onder andere actief op het ‘beruchte’ Bisthovenplein. Thomas is coördinator, Assia en Ahmed zijn jongerenwerkers, Samah en Adnane jonge vrijwilligers.

Thomas: “De hele omgeving van het plein wordt heraangelegd. De meeste omliggende straten kwamen al aan de beurt, het plein zelf moet nog onder handen worden genomen. Het wordt groener, er komt een nieuw voetbalterrein en nieuwe zitbankjes. Die hekken aan de zijkant gaan weg, zodat je makkelijker kan oversteken. Er komt een nieuwe speeltuin en fitnesstoestellen. Daar was echt behoefte aan.”

Assia: “De heraanleg leeft bij de jongeren. Als ze een brief krijgen over de werken, dan spreken ze erover. Sommigen komen zelfs af met die brief en de vraag om die voor te lezen. Echt.”

Ahmed: “Ze kijken ernaar uit, hoor.”

Assia: “Ja, want nu is het zielig om daar als kind te spelen. Het is grijs en er is niks. Er is een zandbak, maar daar kakken voortdurend honden in. Zet je kind daar maar om te spelen. Komaan zeg!”

Thomas: “Het plein is afgeleefd.”

Ahmed: “En het is voor ons een belangrijke plek als jeugdwerkers. Wij hebben geen vaste stek, dus dat plein moet degelijk zijn. Neem nu de fitnesstoestellen, het voetbalplein, iets voor de kinderen, een beetje groen. Voor ons is dat heel belangrijk.”

Thomas: “Dat gaat zuurstof geven aan de jongeren. En trots. Ze zijn al trots op hun buurt, maar met zo’n plein kan je al eens iemand uitnodigen.”

Ahmed: “Je kan er bijvoorbeeld tornooien organiseren met verschillende buurten.”

Adnane: “Op mijn school in Mortsel kennen ze Bisthoven niet.”

Ahmed: “Die beruchte reputatie was er vooral vroeger. Nu is Bisthoven positief veranderd.”

Thomas: “Dat klopt, stilaan ebt die naam als berucht plein wat weg. En maar goed ook. Meer en meer mensen willen zich inzetten voor het plein en er iets betekenen. Je hebt nu een aantal nieuwe positieve rolmodellen, terwijl dit vroeger een buurt was met veel negatieve rolmodellen. Je kreeg toen aanzien door de boel te verinneweren. Met ons jeugdwerk proberen we dat om te keren, zodat je aanzien krijgt door iets positiefs te creëren voor je buurt.”

Ahmed: “Er zijn wel een paar tieners die de negatieve sfeer willen behouden. Niet veel, hoor.”

Thomas: “Omdat dat het enige is wat ze kennen. Alle aandacht is goed, ook negatieve. Dat moet je kunnen omdraaien.”

Ahmed: “Je hoort dat wel aan de manier waarop sommige jongeren spreken over de oudere gasten die het vroeger uithingen op het plein. Daar spreken ze vol lof over.”

Thomas: “Je moet jongeren er bewust van maken als ze zulke dingen blijven doen, ze niet moeten beginnen te zeveren dat ze een jeugdhuis willen. Dan moet je je bakkes dichthouden. Dan komt er nooit een jeugdhuis.”

Louis Lambert is de oudste nog levende landskampioen van Royal Antwerp: “Als verzekeringsagent bezocht ik 18.000 Antwerp-abonnees”

© Victoriano Moreno

Vanuit zijn appartement op de Bisschoppenhoflaan ziet Louis Lambert (86) het stadion waar hij in de jaren vijftig zijn grootste triomfen beleefde.

“Ik heb dat hier ongelooflijk zien veranderen. In het begin was hier alleen een zandweg met riet en moeras errond. Toen ik een jaar of tien was, woonde ik in Merksem. Dan kwamen wij over de brug naar hier om cowboy en indiaan te spelen. En dan zakten we tot aan onze knieën in de modder. Toen we hier 43 jaar geleden kwamen wonen, stonden van de Brug van den Azijn tot aan de Hoogmolenbrug misschien maar twee of drie blokken. Hier waren geen fabrieken, geen huizen, niks. De Bisschoppenhoflaan was een steenweg van een meter of vier breed met een fietspad ernaast. Meer niet. Het stond hier bekend als een dure buurt. Maar rijk was ik niet hoor. Ik kwam niets tekort, maar ik was geen rijke mens.”

“Harry Game, onze Engelse trainer, pfft, een beul was dat. Die zei: ‘We gaan een toertje doen.’ Wij vertrokken aan het plein, langs het Albertkanaal tot aan de Brug van den Azijn. Daar moesten we honderd meter lopen, afgewisseld met twintig meter lopen met een ploegmaat op de rug. Daarna moesten we perdje staan – haasje-over. Met zestien man, van hier tot Wijnegem, wij waren kapot. En dan moesten we terug, uitrusten was er niet bij. We moesten met vijf vertrekken en drie minuten later vertrokken de volgende vijf. ‘Als die jullie inhalen, dan zit er een vlieg aan de lamp’, zei hij. ‘Dan gaan we op de assepiste nóg wat lopen.’ Wij maar achteruit kijken: zijn ze ons aan het inhalen? Op het plein vielen Bob Maertens en Louis Van Linden gewoon plat. Die moesten een halfuur bekomen. Maar je gaat daar niet van dood. Je ziet wel, ik ben 86 jaar en ik leef nog.”

Liefst op tribune 3

“Ik was een jaar of 26 en Patje Vanderhaegen (toen ondervoorzitter van Royal Antwerp, red.) stelde me voor aan een inspecteur van De Vaderlandsche, de verzekeringsmaatschappij. Die vroeg of ik in verzekeringen wilde doen. Ik kende daar niets van, ik kon schrijven en lezen, maar veel meer hadden we door de oorlog niet geleerd. Maar dat was geen bezwaar, één keer per week volgde ik avondschool. Hij zei: ‘Als je van de zestigduizend Antwerp-supporters vijfduizend klant kan maken, dan heb je zo veel commissie en krijg je een bediendecontract.’ Ik had een lijst met de adressen van achttienduizend abonnees. Ik mocht zeggen dat den Antwerp mij had gestuurd. Zo kreeg ik meteen veel klanten. Op de duur startte ik met mijn eigen klantenbestand. Ik heb mijn hele leven in verzekeringen gedaan.”

“Ik ben altijd naar de thuismatchen op den Antwerp blijven gaan. Nu nog. Ik heb een brief gekregen dat ik bij de Legends behoor en dat ik alles mag vragen. Ik mag gaan zitten waar ik wil, maar ik zit het liefst op tribune 3, den drij. Daar zit een man of dertig van in de zeventig en tachtig, net als ik. Dat zijn supporters van toen ik nog in de eerste ploeg speelde. Die zijn fier en content dat Louis Lambert bij hen zit.” (lacht)