Zondeval der dieren?
Maar in het geval hij het niet met opzet deed en God zijn hand bestuurde, kan hij vluchten naar een plaats die ik jullie zal aanwijzen.
Exodus 21, vers 13
Lees de krant en je wordt steeds weer verrast. Op 22 september werd in het Nederlands Dagblad gevraagd naar de mogelijkheid van een zondeval der dieren. Die speculatie laat ik voor wat ze is. Er is geen wet tegen proefballonnen.
Wonderlijk is de manier waarop deze proefballon van een bijbelse onderbouwing wordt voorzien. Almatine Leene attendeert in het desbetreffende artikel op de (tragikomische) praktijk van processen die in vroeger eeuwen tegen dieren zijn gevoerd. Anekdotisch interessant, maar het zegt niet iets over het antwoord op de gestelde vraag; vroeger hebben ze ook heksen verbrand, zouden ze dan toch bestaan? Leene – en daar wordt het interessant – wijst erop dat God in de Bijbel af en toe de dieren verantwoordelijk houdt voor hun gedrag. Ze verwijst uiteraard naar de slang in de Hof. Dat reptiel wordt inderdaad als verantwoordelijk aangesproken, maar de aard van het beest is in het licht van de hele Bijbel op zijn minst zo ‘beladen’ dat het moeilijk model lijkt te kunnen worden gesteld voor dieren in het algemeen. Maar ook dat terzijde. Vlak vóór de opmerking over de slang, verwijst Leene naar de zelfopenbaring van de Here aan Israël bij de Horeb. Ik citeer uit het artikel: ‘... dat God in de Bijbel af en toe dieren verantwoordelijk houdt voor hun gedrag. In Exodus 19 bijvoorbeeld, waar Hij ook de dood afroept over ieder dier dat het waagt de Horeb te betreden.’
Dit komt op mij over als een argument dat a: zich lastig naar de werkelijkheid laat vertalen, en b: de tekst van de Bijbel overvraagt. Wat is er aan de hand? Op de dag af drie maanden na hun vertrek uit Egypte, komt het volk Israël aan in de Sinaïwoestijn. Ze hebben hun tentenkamp opgeslagen ‘vlak bij de berg’. De Heer belooft Mozes ter onderstreping van zijn leiderspositie een ontmoeting waarvan het volk getuige zal zijn. Getuige, maar op afstand. De berg wordt vanaf de voet afgegrensd (vers 23). Wie toch te dichtbij komt, moet worden gestenigd of met pijlen doorboord. Dit geldt ook voor dieren die de berg betreden.
Hoeveel dieren zouden er op dat moment op de Horeb hebben geleefd? Kwamen er klipdassen voor, raven, hagedissen, spinnen? Moest Israël jacht maken op deze dieren wanneer zij zich onverantwoordelijk gedroegen, de berg betraden? Moesten zij sterven door steniging of met pijlen worden doorboord? Iedereen, ook Leene, zal de onzinnigheid van dit scenario beseffen. Het kan bij deze opdracht van God aan Mozes en het volk – niet aan de dieren – enkel zijn gegaan over de dieren van Israël. De verantwoordelijkheid voor het welzijn van die dieren wordt bij Israël gelegd. Hun dieren zullen het met de dood moeten bekopen wanneer zij, de eigenaren, slordig met Gods bepaling omgaan.
In Exodus 21 gaat het over een dodende stier. Die moet worden opgeruimd, maar de spannende vraag blijkt: was de eigenaar nalatig of niet? De verantwoordelijke blijkt ook daar de mens. Proefballonnen prima, maar vul ze niet door bijbelteksten ‘op te blazen’.
Of het nu mensen of dieren betreft.