column

Maj Vandergeten: “Buiten het rusthuis begint het tweede deel van de dag, wij zeggen ‘Slaap wel’ om half zes”

© Johan Dockx

thumbnail:
thumbnail:

Maj Vandergeten beschrijft haar medebewoners in het rusthuis, aan tafel tijdens het dagelijkse avondritueel. Hun dag eindigt al om half zes.

Maj Vandergeten

Deze maand ben ik 78 geworden. Maar toch ben ik met lengten voorsprong de jongste in het bejaardenhuis.

Drie jaar geleden werd ik, samen met mijn man, van onze serviceflat naar het wzc gekatapulteerd. Dat kwam hard aan: opeens zaten wij vanaf het ontbijt tot de avondklok tussen oude mensen.

Nu deel ik in de eetzaal een lange tafel met vier mannen en twaalf vrouwen. René, mijn buurman van 92, is een grote, rijzige man die in een vorig leven duidelijk een ‘heer van stand’ was. Hij is zeer kritisch. Hij eet niet veel, ik trouwens ook niet. Paling in ’t groen is zijn lievelingsgerecht. Zijn zoon brengt hem regelmatig een Tupperware-doosje met het lekkere goedje en daar kan René dan mateloos van genieten. Op de portie paling na heeft René geen plezier meer in het leven. “Ik heb alles gehad, ik hoef niets meer te verwachten, het is genoeg geweest!” herhaalt hij telkens opnieuw.

Tegenover mij zit Colette, met haar 104 jaar de oudste bewoonster van het rusthuis. Een vinnig vrouwtje. Ze hoort slecht, ze ziet slecht, er is voor haar nog weinig te beleven: geen krant, geen tv, geen gesprek met een andere bewoner. En toch gaat er levensvreugde van haar uit! Zij heeft nog drie tanden, maar dat is geen probleem: haar lievelingskostje is spek, in alle mogelijke gedaanten. Daar kennen ze hier in de keuken alles van. Colette is net een tenger -vogeltje. Wanneer ze merkt dat je niet aan het zoutvat kunt, steekt ze haar magere arm uit om je te helpen. Ze is ontroerend in haar gekrompen lichaam en één enkele keer vraagt ze om “te gaan”.

En dan is er Mariette, 87 jaar. Zij heeft jarenlang een druk bezocht café gerund en zij heeft nog niets verloren van haar talent om met mensen om te gaan. Aan wie haar pad kruist, vraagt ze of hij/zij goed geslapen heeft, of het eten lekker was, maar ze wacht niet op een antwoord. Die vragen zijn haar manier om “goeiemorgen” te zeggen. Mariette kan goed eten: ze verwerkt zonder problemen drie hotdogs. Aan het avondmaal smeert ze vlug enkele boterhammen extra, voor straks op de kamer. “Met een lege maag kan ik niet slapen”, zegt ze.

Verderop zit een echtpaar: Gerard zorgt vol tederheid voor zijn vrouw Lucienne, die zich aan haar rolwagen vastklampt. Hij smeert haar boterhammen, maakt dat ze haar medicatie neemt, schenkt haar koffie in. Ik benijd die twee mensen. Waarom is het ziekteproces bij mijn man zo snel gegaan? Waarom kregen wij geen tijd om mekaar langzaam los te laten?

Helemaal aan het einde van de lange tafel zitten Frans en ­Jerom, twee mannen die met niemand spreken. Als ik hen op de gang tegenkom, kijken zij star voor zich uit en negeren mij. Ik moet eens aan de andere vrouwen vragen of zij dat herkennen.

Het mooiste moment in de eetzaal is het dagelijkse avond­ritueel om de tafel te verlaten. Er wordt vroeg gegeten en dus zijn wij al klaar tegen half zes. De bewoners wensen elkaar bij het buitengaan van de eetzaal “Goede nacht, slaap wel”. In de wereld buiten het rusthuis begint dan het tweede deel van de dag, in het rusthuis maakt men zich op voor de nacht …

Maj Vandergeten (77) toont dat er geen grens staat op graag schrijven. Zij neemt u mee naar het woonzorgcentrum waar zij met haar man verblijft en kijk … als ze inspiratie heeft, lopen de letters zomaar uit haar vingers.