Vaag verongelijkt met Bazart

Matthieu Terryn toont zijn best moves. © Koen Bauters

© Koen Bauters

© Koen Bauters

© Koen Bauters

© Koen Bauters

© Koen Bauters

thumbnail: Matthieu Terryn toont zijn best moves.
thumbnail:
thumbnail:
thumbnail:
thumbnail:
thumbnail:

Bazart heeft de hits in huis, maar ze werken beter op de radio dan in een groot stadion als het Sportpaleis.

Inge Schelstraete

Bazart weet, dat zegt iedereen van radioprogrammatoren tot klassieke componisten, hoe het een meezinger pent. Dat leverde Matthieu Terryn, Simon Nuytten en Oliver Symons al passages op grote festivals op en in het Sportpaleis, waar ze zaterdagavond met een verse plaat onder de arm voor de tweede keer neerstreken. Over die optredens is de kritiek heel wat verdeelder, vooral de grote.

Het decor overdonderde meer dan de songs, aan het begin van de show. Voorover hellende schermen hingen als granieten platen boven de band, maar ‘Intro’, op plaat een fijne dramatische euh, intro, kwam niet goed uit de verf omdat de synths die iets groots en meeslepends aankondigen, compleet verzopen onder de logge drums. En ‘Ademnood’ was in een zucht voorbij.

‘Is er plaats voor mij?’ Het publiek zong ‘Chaos’ in de plaats van Terryn zodra de eerste noot werd gespeeld. Hij leek net als het publiek energie uit de song te halen, spurtte naar voor op de lange catwalk en gaf er zijn beste mix van silly moves ten beste: kungfu-trappen, schaduwboksen en zijwaartse sprongen met wuivende armen.

Maar de opwinding ging even snel weer liggen, en het publiek liet het wat afwachtend over zich heen komen. Het is de opeenvolging van altijd dezelfde stroperige synths, altijd hetzelfde midtempo, altijd de falsetten van Nuytten en Symons aan het eind van elke strofe. En dat alles dan vreselijk bombastisch opgeblazen.

Bazart moet zich hoeden voor de formule. Die werkt, getuige het ei zo na uitverkochte Sportpaleis, maar de eerste plaat was verrassender dan de tweede. De angel in songs als ‘Goud’ – liever snel naar de hel, weetuwel – is eruit. De teksten mogen dan nog grossieren in absoluten als ‘nooit’, ‘niets’ of ‘niemand’, daarop volgt altijd weer een vage Vlaamse verongelijktheid over ‘ze’ die de zanger (en zijn meezingers) van alles aandoen. Verder wordt er in de teksten niet zoveel gedaan: we zijn allemaal vervreemd, verdwaald en verdoofd.

Wanneer spitsten onze in slaap gewiegde oren zich wel? Toen Eefje De Visser vocaal loos ging aan het eind van ‘Onder ons’. Toen we de drummer aan het begin van ‘Doet me toch iets’ eens hoorden tikken in plaats van te denderen. En tijdens het intermezzo op een klein podium achterin de zaal. Dat was niet alleen leuk voor de fans die op een kilometer van het grote podium stonden, het geluid was een verademing: de opgewekte melodie van ‘Zonde’ met alleen stem en minimale elektrische percussie, het heel klein beetje gitaar in ‘Tunnels’.

Voorprogramma The Subs kwam ‘Voodoo’ meespelen, en leken er ook een klein beetje een parodie op Bazart van te maken; Coely maakte heel wat meer connectie met het publiek dan Terryn tijdens ‘Niet te dichtbij/Côte à côte’, dat op plaat een duet is met Baloji. En vooral ook een Heel Slechte Song die wel in een directiemeeting leek bedisseld: ‘We hebben iets met hiphop nodig.’ For the record: geen homies gezien in het Sportpaleis.

Ach, over de set was nagedacht, alles werd keurig gespeeld en we gaan niet laatdunkend doen over de tachtig procent tienermeisjes die de zaal vulden - ook ondergetekende was ooit een meisje van zestien dat graag naar knappe muzikanten keek. Dit optreden verraste te weinig en het raakte ook niet - na een dansbaar ‘Grip (omarm me)’ - greep iedereen meteen zijn jas en spurtte naar buiten. Bazart mag minder galmen en meer bijten.