Direct naar artikelinhoud
AchtergrondMarc de Bel

‘Belhamel’: het levensverhaal van Marc de Bel door de ogen van zijn grootste fan

Marc de BelBeeld Illias Teirlinck

In Belhamel vertelt De Morgen-journalist Jasper Van Loy het verhaal van zijn jeugdheld Marc de Bel. Die biografie stond in de sterren geschreven, want het was De Bel zelf die, bijna twintig jaar geleden, de piepjonge Van Loy tot zijn ­biograaf benoemde. Maar hoe doe je dat, met een volwassen blik kijken naar iemand die je kindertijd heeft bepaald?

Pas sinds kort begrijp ik wat er precies in mijn hoofd gebeurde toen ik voor het eerst Blinker en de bakfietsbioscoop las. Het waren niet alleen de avonturen van een jongen die de hele dag door velden zwierf, dingen uitvond, op een moordmysterie stuitte en verliefd was op Nelle; het was ook het moment waarop tante Lutgart het voor me onder de kerstboom had gelegd. Ik was zeven jaar, had mezelf al in de derde kleuterklas leren lezen en had dus geen kind meer aan de oefeningen van meester Fons.

Twee dingen veranderden alles: het schriftje dat ik van hem kreeg, en waar ik mijn eerste rijmpjes in kon hanenpoten, en Blinker. Vanaf elf jaar, stond op de achterkant, maar voor een kleine jongen lijkt alles groter en dus had ik plots een grotemensenboek. Geen droge maan-roos-vis, maar een natte zoen van Nelle op het einde.

Toen ik dan zelf elf was, schreef ik me in voor Het verstand van Vlaanderen, een kinderquiz op VTM. Voor de finale verdiepte elke kandidaat zich in een onderwerp naar keuze, ik koos voor Marc de Bel. Hij wilde mij graag helpen met de voorbereidingen, ik was zelfs welkom bij hem thuis in Kruishoutem. Toen ik Het verstand won, nodigde hij me niet alleen uit op de Boekenbeurs, hij benoemde me op het auteurspodium ook plechtig tot zijn biograaf. Alle meerderjarigen in de zaal zagen een pr-stunt, ik zag mezelf al schrijven.

Niet veel later zat ik inderdaad te schrijven. Niet aan die biografie, wel aan wat later Het superkinddrankje zou worden, het kinderboek dat Marc graag met mij wilde schrijven – in Belhamel zul je lezen dat ik tot biograaf werd benoemd nadat Het superkinddrankje uitkwam, iets waarvan ik nu, terwijl ik dit schrijf, ontdek dat het een hapering in mijn herinneringen is. Op gezette tijden stuurde ik Marc een stukje, vers getikt aan de eettafel in de woonkamer, en telkens kreeg ik een grappig mailtje terug. In het najaar van 2006 signeerde ik de boeken van mijn leeftijdsgenoten op de Boekenbeurs, naast mijn held, die ik intussen als een vriend was gaan zien.

Fantastimastisch

In de jaren daarna hielden Marc en ik contact en herlas ik Blinker en De zusjes Kriegel zoals mijn generatiegenoten vandaag naar Friends kijken. Maar volgens mevrouw Van Baelen, mijn lerares Nederlands in het tweede middelbaar, hoorde de klepel voor een dertienjarige niet bij Marc de Bel te hangen. Ze noemde zijn boeken knotsgek en sprak dat woord uit alsof ze me ervoor wilde waarschuwen.

In het leesclubje tijdens de middagpauze kozen we onze favorieten voor de Kinder- en Jeugdjury, en ontdekte ik andere schrijvers die me ook heerlijke avondjes onder de leeslamp bezorgden. Maar ik heb de winnende titels opgezocht voor mijn stuk en alleen van Gerda Van Erkels Mijn zoute zoen herinner ik me nog waarover het gaat, terwijl ik nog alles weet van het partijtje schaken tussen Joppe en Lana in De katten van Kruisem.

Als student taal- en letterkunde las ik tientallen boeken per jaar zoals ik het daarvoor nog nooit had gedaan: met pincet en vergrootglas, achter elk woord zoekend naar het hoe en wat. Intussen bleef ik schrijven, eerst bij studentenblad Veto, dan bij Knack en Knack Focus. In de lente van 2021, ik was toen redacteur bij Studio Brussel, begon ik weer aan die biografie te denken. Toen ik hem mailde, voelde ik me weer zeven. Het antwoord kwam precies tweeëndertig minuten later: ‘Fantastimastisch idee.’ Voor wie zijn boeken nooit las: fantastimastisch is een typisch Marc de Bel-woord, genre klepelgek, keutelleuk en knoedelgek.

De jonge Jasper Van Loy en Marc de Bel op de Boekenbeurs in 2005.Beeld Chris Wouters

Over de schrijver en de mens Marc de Bel heb ik tijdens het schrijven van Belhamel nog het minst bijgeleerd. Ik had van tevoren al met eigen ogen gelezen hoe hij zijn naam had gevestigd met een reeks boeken die vandaag klassiekers zijn – Blinker, De zusjes Kriegel, De katten van Kruisem – en zich de laatste jaren had toegelegd op youngadult­romans als Mette, Ule en Lieze & Tine.

Dan vond ik het boeiender om te zien hoe de wereld rond Marc was veranderd. Hoe rebels Marc echt was toen hij in de jaren zeventig onderwijzer werd met lang haar en een oorbel, hoe vooruitstrevend hij was toen hij begin jaren negentig zijn uitgeverij al contractueel verplichtte om met gerecycleerd papier te werken en hoe hard de kritiek was die Marc in zijn hoogdagen te verduren kreeg.

Dat zijn boeken strafbaar zouden moeten zijn, zei boekenrecensent Aimée De Jaeger in 2000 nog in deze krant: ‘Ik vind De Bel een grote oplichter voor de jeugd. Kinderen van acht, negen jaar oud laten zich door hem inpakken maar eigenlijk heeft de man helemaal niets te vertellen.’ Haar collega Annemie Leysen vroeg Marc in het Klara-programma De kunstberg vlakaf wanneer hij eens een goed boek zou schrijven.

Dat ik het er niet mee eens was, nam niet weg dat ik als biograaf de taak had om Marc kritisch te gaan lezen, zoals ik op de universiteit Mulisch, Claus en Reve had gelezen. Voor het eerst viel mijn oog op zinnen waar ik me tot daarvoor nooit aan stoorde, ergerde ik me aan een ellenlange plaatsbeschrijving die de vaart uit een verhaal haalde, legde ik bewust de verbanden tussen plotlijnen uit verschillende boeken die wel heel erg op elkaar leken.

Volgens mijn lerares Nederlands in het tweede middelbaar hoorde de klepel voor een dertienjarige niet bij Marc de Bel te hangen

Het mysterie van de haarcirkels (2006) is een doorslagje van Het geheim van de haarcirkels (1998), een half afgewerkt verhaal dat lezers mochten aanvullen met hun eigen fantasie. Naast het klassieke Nikki Nikkel (1991) gaan ook Soezie Boebie (1994) en Het mirakel van Mirabel (2023) over een meisje dat ervan droomt popzangeres te worden.

Maar Marc denkt zo niet. Marc droomt, Marc fantaseert, Marc staat altijd aan. Misschien ligt daar wel zijn grote kracht, dat hij voorbijgaat aan wat literair goed staat, maar waar kinderen hoegenaamd niet van wakker liggen.

Jasper Van Loy: 'Als ik Marc vertel dat hij het anders zou kunnen aanpakken of dat drie boeken per jaar ruim genoeg zou zijn, lacht hij en zegt hij altijd hetzelfde: 'Vraag je dan ook aan een kip om minder eieren te leggen?''Beeld Eva Beeusaert

Ik heb me tijdens het schrijven meer dan eens bedacht dat mocht Marc half zoveel geschreven hebben, zijn talent om verhalen te vertellen en kinderen te begeesteren dubbel zo vaak zou worden bejubeld. Maar als ik hem vertel dat hij het anders zou kunnen aanpakken of dat drie boeken per jaar ruim genoeg zou zijn, lacht hij en zegt hij altijd hetzelfde: “Vraag je dan ook aan een kip om minder eieren te leggen?”

Maar nooit vond ik ook maar één reden om minnetjes te doen over de schrijver die tweeënhalf miljoen boeken heeft verkocht en misschien wel een veelvoud aan jonge mensen heeft geraakt met zijn verhalen. Het interessante is dat die verdienste lange tijd weinig plaats kreeg in de publieke opinie, omdat zevenjarigen nu eenmaal niet om hun eindejaarslijstje wordt gevraagd, maar de laatste jaren meer aandacht krijgt, sinds de eerste lezers van Het ei van oom Trotter volwassen zijn.

Ella Leyers, Brihang en Charlotte Van den Broeck, allemaal slimme mensen die vandaag in slimme interviews zonder schroom vertellen wat de schrijver van Blinker voor hen heeft betekend. Julie Cafmeyer zei drie jaar geleden nog in deze krant dat Marc de Bel haar “het plezier van het lezen heeft geschonken”.

Het gevoel als je voor het eerst een boek openslaat dat je midscheeps raakt, dat is écht

Meer nog dan een jeugdboekenschrijver is Marc een jeugdboekenverteller, en wie een van zijn tweeduizend lezingen heeft bezocht weet waarom. Hij neemt ieder verbaasd, blij en ontroerd gezichtje in zijn publiek serieus, juist door voluit voor hun leesplezier te kiezen. “Alsof kinderen geen eigen smaak zouden hebben. Die hebben ze wél”, zei hij in zijn speech voor de Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen van 1998, toen zijn De fautenkampioene niet op de door volwassenen samengestelde nominatielijst stond.

Die zin heeft tijdens het schrijven van Belhamel vaak in mijn hoofd gestuiterd. Ik heb een smaak, zoals iedereen. Of die goed of slecht is, daar kunnen we over discussiëren en relativeren tot we een ons wegen. Maar het gevoel als je voor het eerst een boek openslaat dat je midscheeps raakt, dat is écht, en zonder dat gevoel had ik niet verder gelezen, had ik het schrijven nooit serieus genomen en was ik geen journalist geworden. En dat gevoel heb ik nog steeds bij Blinker en de bakfietsbioscoop.

Jasper Van Loy, Belhamel, Uitgeverij Houtekiet, 200 p., 22.,99 euro.

Fantastimastisch
Beeld rv