© RR

Opgelet: risico op tekenbeet neemt toe met dit warme weer

Met het warme weer en de lokroep van de natuur is het verstandig om stil te staan bij een van de risico’s die daarbij horen: een tekenbeet. Daardoor kunnen we immers een virus of bacterie oplopen.

Sylvia Mariën

Rond de teek hangt de afgelopen jaren een soort aura van gevaar, de risico’s van een tekenbeet zijn breder bekend geworden.

“Sinds 2013 is de interesse voor de teek sterk toegenomen, omdat de media-aandacht is vergroot”, zegt Tinne Lernout, arts en onderzoeker bij Sciensano, de nieuwe naam van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. “Maar eigenlijk is er niets veranderd. De teek is er altijd geweest, de ziekte van Lyme (een infectieziekte die kan worden overgedragen door de schapen- of hertenteek, veroorzaakt door verschillende bacteriën van het geslacht Borelia, red.) ook. Er worden wel meer stalen getest op Lyme, vaak op vraag van de burger, maar er zijn niet meer gevallen van Lyme dan vroeger. Er zijn ook niet meer raadplegingen bij de artsen. Wel zijn er nu meer patiëntenverenigingen en is er sprake van chronische Lyme.”

Al bestaat chronische Lyme voor de wetenschap eigenlijk niet. “Wel late Lyme, wanneer er pas later symptomen opduiken. Die zijn niet altijd goed te herkennen, maar wel opspoorbaar met een bloedtest.”

Teken worden actief als het warmer wordt, vanaf de maanden maart en april. Larven, nimfen en volwassen teken liggen te wachten in lage struiken en verdorde bladeren, op bloed van een dier of mens. Alleen met bloed kunnen ze in de volgende fase van hun ontwikkeling komen, zo niet blijven de parasieten wachten tot er een ‘maaltijd’ voorbijkomt die ze herkennen aan vibraties, warmte en geur. Ze zoeken een interessante plek op een lichaam, spuiten wat verdoving in zodat je de beet niet voelt en graven zich vast in de huid om bloed op te zuigen. “Dat kan een paar dagen duren”, legt Lernout uit, en als ze genoeg gegeten hebben, laten ze zich gewoon vallen. Ze verschansen zich weer en wachten opnieuw, zelfs maanden tot jaren, om weer in een nieuw ontwikkelingsstadium te geraken.”

Antibioticakuur

Teken vinden we in bossen, weilanden, duinen, parken en tuinen. “Om een beet te vermijden, draag je best een lange broek die je in je sokken stopt bij het scheren van de haag bijvoorbeeld ,of bij een wandeling in de natuur. Je kunt ook een insectenwerend product gebruiken, al is dat iets minder effectief voor teken”, zegt Lernout. “Aan te raden is om jezelf na een buitenactiviteit goed na te kijken op teken. Hoe sneller je een teek verwijdert (rustig met een fijn pincet uittrekken, red.), hoe kleiner het risico.”

Meestal blijft een tekenbeet zonder gevolg, maar als de teek besmet is met een virus of een bacterie, kan ze die overdragen op ons. In België is naar schatting 14% van de teken besmet met de bacterie die Lyme kan veroorzaken. “Dat wil niet zeggen dat we van die teken ziek worden”, zegt Lernout. “Dat is slechts het geval bij 1% tot 3% na een beet.”

Typische symptomen zijn een rode plek op de huid of grieperigheid. Snel na een beet, maar soms pas een hele tijd, zelfs jaren, later. Met een antibioticakuur is de zaak meestal verholpen, al kunnen er ook langdurige klachten zijn, meestal als reactie van het lichaam op de infectie.

Sciensano houdt in zijn TekenNet het aantal tekenbeten in ons land bij. Iedereen die gebeten is, kan dat anoniem melden en de teek in kwestie opsturen. Vorig jaar verzamelde Sciensano zo 3.700 teken, en werden er 1.600 teken geanalyseerd. Het aantal tekenbeten (in verhouding tot het aantal inwoners) lag het hoogst in de provincie Luxemburg. Op het online TekenNet kunt u het aantal meldingen van tekenbeten voor uw gemeente opzoeken op kaart.

Wie naar Centraal en Oost-Europa reist, kan zich tot slot best laten inenten tegen tekenencefalitis, virale hersen(vlies)ontsteking door een tekenbeet. Die ziekte, die uitzonderlijk dodelijk is, komt intussen ook in het Westen voor. “Onderzoek op dieren toont aan dat het beperkt in ons land circuleert”, zegt Lernout, “maar de kans op besmetting bij de mens is voorlopig zeer klein.”

www.tekennet.be