Direct naar artikelinhoud
Recensie

‘Il Prigioniero’ en ‘Das Gehege’ in De Munt: Double bill van depressie en genialiteit

Georg Nigl, John Graham-Hall in 'Il Prigionero'.Beeld De Munt

Met Il Prigioniero en Das Gehege pakt De Munt uit met een opvallende double bill, waarin geweld centraal staat. Dat thema krijgt verschillende invullingen, wat tot een schizofrene dubbelvoorstelling leidt.

Double bills zijn de tweelingen van de operawereld. Sommige ervan zijn Siamees, zoals ‘Cav/Pag’, de koppeling van Cavalleria rusticana van Mascagni en Pagliacci van Leoncavallo. Andere zijn een diptiek van dezelfde componist, zoals Bartóks Hertog Blauwbaards Burcht en De Wonderbaarlijke Mandarijn. Beide duo’s brengt De Munt later op het seizoen. Maar er is nog een derde soort: gewoon twee te korte stukken, die al dan niet dramaturgisch met elkaar verbonden worden. Zo een is er nu te zien.

Het zijn twee donkere stukken over geweld en opsluiting. In Il Prigioniero van Luigi Dallapiccola (uit 1948) spiegelt men een gevangene van de Inquisitie voor dat hem bevrijding wacht maar dat blijkt de ‘ultieme’ bevrijding op de brandstapel; in Das Gehege (uit 2006) van Wolfgang Rihm bevrijdt een vrouw een arend uit zijn kooi – en doodt hem dan. Mannelijk versus vrouwelijk geweld dus. Maar ook twee keer een politiek perspectief: de eerste keer een terugblik op het fascisme en het nazisme, de tweede de onzekerheid na de Duitse eenmaking (de adelaar is het wapendier van de Bondsrepubliek).

Voor de gevangene uit de titel is er geen ander ontkomen dan de dood, maar ook de muziek is een labyrint zonder uitweg. De regie sluit naadloos aan bij die claustrofobische, zwarte toon

‘Il Prigioniero’ lijkt nu, zeventig jaar na dato, een typisch post-oorlogs- en post-holocauststuk. Na de gruwel is er alleen nog plaats voor versteende duisternis. Dallapiccola’s twaalftoonsmuziek probeert wel lyrische uitwegen te vinden maar klontert telkens weer samen in schrijnende akkoorden. Er is geen vriendelijke, laat staan een vrolijke noot. De zoetste frase – het door de cipier gezongen ‘Fratello’ (broeder) – is het toppunt van de marteling. Voor de gevangene uit de titel is er geen ander ontkomen dan de dood, maar ook de muziek is een labyrint zonder uitweg. De regie van Andrea Breth sluit naadloos aan bij die claustrofobische, zwarte toon. Dat alles maakt dat je, ondanks de indrukwekkende prestatie van de zangers en met name van Georg Nigl als Gevangene, bij de pauze de depressie voelt naderen.

Angeles Blancas Gulin in 'Das Gehege'.Beeld De Munt

Overkokende klankorgie

Maar daarna! Het veel minder bekende ‘Das Gehege’ van Wolfgang Rihm, dat de componist bescheiden ‘een nachtelijke scène’ heeft genoemd (de tekst is van Botho Strauß), blijkt een overweldigend meesterwerk en een echt stuk voor onze tijd. De politieke achtergrond wordt niet, zoals bij Dallapiccola, gewoon naar een andere tijd verplaatst maar wordt opgezogen in een exuberante, overkokende, barokke tekst- en klankorgie en getransformeerd in gevoelens van een intensiteit die elke verbeelding tart. De vrouw die op haar eentje dit alles draagt (de fenomenale Ángeles Blancas Gulín, die ook al voor de pauze de moeder van de gevangene vertolkte) evolueert van een meedogenloze waarneemster - via allerlei hier niet te beschrijven tussenstadia - naar een dubbelwezen dat als een mot tegen de tralies aanplakt. De radicaliteit waarmee Breth deze verpopping, die tegelijk een gevecht is van de vrouw tegen de mannenwereld, tegen de conventie en tegen zichzelf, weergeeft, is ongemeen pakkend. De adelaar is dood. En de vrouw? Zij stamelt één woord: "Woud". Waarom?

Nog voorstellingen in De Munt tot 27 januari.