Direct naar artikelinhoud
ColumnWillem Vissers

In de sport gaat de show altijd door, met telkens anders spelers

In de sport gaat de show altijd door, met telkens anders spelers

Als de aftiteling van de film Bohemian Rhapsody al minuten loopt en vrijwel iedereen is blijven zitten in de bioscoop, bedwelmd door de muziek van Queen, start de ballade The show must go on. Een droevig, melancholisch lied, kort voor de dood van zanger Freddie Mercury in 1991 verschenen. Niemand is onmisbaar. De show gaat door. Moet doorgaan. Must go on.

Dat is een wijze les, perfect passend ook in de sport, omdat zeker daar de show altijd doorgaat, met telkens andere sterren. Tot het moment waarop ze afscheid nemen van hun podium, wrijven ze ook balsem op de wonden of op het verdriet van de liefhebber.

Hein Heuvelmans, vader van mijn beste Limburgse vriend Hans, stierf zaterdag in het hospice, terwijl op televisie Liverpool voetbalde tegen Brighton.

Liverpool, de favoriete club van Hein, deed aan stervensbegeleiding. Liverpool, voor het laatst landskampioen toen Hein in de kracht van zijn leven was, zoekt naarstig naar nieuw succes in de altijd doordraaiende show.

Het is voor artiesten en sporters een genot om deel uit te maken van de show en o zo moeilijk om afscheid te nemen. Het hoofd van tennisser Andy Murray zakt op tafel als hij zijn vertrek aankondigt. Telkens die heup. Nog één keer Wimbledon, deze zomer, dan is het voorbij. Hij kan niet meer. De pijn vreet hem op. Hij kan geen woord uitbrengen, in het besef dat de show doorgaat, ook zonder hem.

Sjinkie Knegt loopt vreselijke brandwonden op bij een ongeluk in huis, maar de show gaat door. Meteen al, bij de EK in Dordrecht, met bonte lichtstralen en valpartijen in het ijspaleis, met de tweets van deelnemers die het allemaal doen voor Sjinkie.

Hoe vaak hebben kenners Sven Kramer al aangeraden te stoppen met schaatsen? Altijd rugpijn, alles gewonnen. Wat wil hij nog? Nou, schaatsen, omdat hij zich niets mooiers kan voorstellen. Hij houdt zelfs van de trainingspijn. Zijn ogen twinkelen, zaterdag al, bij verslaggever Bert Maalderink, nadat hij de vijf kilometer heeft gewonnen op de EK allround. Hij die vroeger alleen kon verliezen, kan nu alleen nog winnen, in de nadagen van zijn optreden in de Grote Show.

‘Als je tegenwoordig van Patrick Roest wint, doe je het goed’, zegt hij halverwege het toernooi met voorbedachten rade. In zijn lach is een drupje cynisme gekropen, maar vooral onverholen geluk en blijdschap. Zondag verslaat hij Roest opnieuw op de 1.500 meter, in het rechtstreekse duel, mede omdat hij psychologisch en ervaringstechnisch oneindig veel verder is. Kramer consolideert op de 10 kilometer. Analist Ritsma noemde hem zaterdag al de oude, sluwe vos met de voorspelling dat Kramer de cirkel zou rondmaken in Collalbo, waar hij in 2007 zijn eerste Europese titel won.

Kijk naar Kramer, of kijk naar de afgeladen bioscoop, ruim 27 jaar na de dood van Freddie Mercury. De show gaat door, altijd, in welke zin ook, met wie dan ook op het toneel. En Mercury zingt: ‘My make-up may be flaking, but my smile still stays on.’