Geloof in de wereld: De finale van Game of Thrones, en wat jouw dominee niet durft te vragen
Christopher Ash. Uitg. The Good Book Company. Epsom UK, 128 blz. £ 5,99
Nou, dat was het dan: Game of Thrones, de populairste tv-serie ooit, is tot een eind gekomen. Miljoenen fans zagen afgelopen zondag- en maandagavond de laatste aflevering van seizoen 8. Het epos is voorbij. De strijd om de ‘Seven Kingdoms’ is gestreden. De overeenkomsten tussen het filmverhaal en de Bijbel is sinds het begin van de serie in 2011 al in allerlei blogs en boeken beschreven. Ook zijn er al (Amerikaanse) christelijke auteurs op de rage gedoken, met boeken als The Throne is No Game: His or Your Kingdom Come? (Ron Morrison) en Earth’s Last Empire: The Final Game of Thrones (John Hagee).
De wereld van strijdende helden, wrede koninginnen en een bevolking die vaak simpelweg probeert te overleven is in deze krant door filmcriticus Bart Cusveller al eens omschreven als ‘het Oude Testament zonder God’. Van recht, laat staan ommekeer bij de personages is nauwelijks sprake, constateerde Cusveller in 2017. Ieder doet wat goed is in zijn eigen ogen. Daar is de laatste twee seizoenen wel enige verandering in gekomen. De personages die eerder erop los vreeën en tegenstanders de keel doorsneden, bleken naarmate de serie vorderde gevoeliger en menselijker en aarzelender dan daarvoor. Al is van een grote triomf van het goede over het kwade geen sprake. Misschien dat de finale voor zo veel fans daarom ook zo tegenviel: er kwam geen knallend einde (oké, geen spoilers meer).
Een interessante vraag is nu of het epos van Game of Thrones tot het westerse cultuurgoed gaat behoren – of dat we het verhaal morgen weer vergeten zijn. Een filmreeks als Star Wars heeft het tot die hoogte gebracht. Voor vele miljoenen mensen is een losse verwijzing naar Darth Vader al voldoende om te laten zien dat macht corrumpeert – zoals we vroeger losjes naar Simson konden verwijzen als we iets wilden zeggen over mensen die sterk en tegelijk heel zwak zijn. Misschien voegen we daar straks koningin en drakenmoeder Daenarys aan toe.
Het blijkt in elk geval dat de postmoderne, seculiere samenleving prima in staat is om dat soort verbindende verhalen te produceren, ook al gaan ze misschien niet zo lang mee als de Bijbelverhalen en het epos van Homerus.
Wat betekent dat voor de waarde van Bijbelverhalen in deze cultuur? In elk geval dat ze voor mensen minder onmisbaar zijn dan soms wel in domineeskringen wordt gedacht. Het is in veel preken en op veel christelijke conferenties in de mode om psychologische inzichten te verbinden aan bijbelse personen, en vervolgens te vragen welke muren jij, zoals Simson, moet omduwen in je leven. Prima om daar eens over na te denken, maar strikt genomen heb je de Bijbel voor dat soort vragen niet nodig. Mensen kunnen niet zonder verhalen als ze hun leven zin en samenhang willen geven. Maar mensen blijken prima zonder Bijbelverhalen te kunnen als ze een antwoord zoeken op de vraag hoe ze een goede burger, een verantwoorde ouder of een liefhebbende partner moeten zijn. Ook zonder dat je Simson kent, kun je weten dat sterke mannen zwakke kanten hebben.
Zo roept een cultserie als Game of Thrones zomaar de vraag op wat de eigen aard van het evangelie dan is. Dat zit hem, denk ik, niet in allerlei bespiegelingen over menselijke eigenaardigheden (relativeren dus, al dat gepsychologiseer!) maar in de ontdekking dat er ondanks de rotzooi die mensen ervan maken Iemand is die de macht heeft om te vergeven én alles recht te zetten. Zo hoog heeft Game of Thrones niet kunnen reiken.
Verder een boek in het rijtje met leuke, opvallende boektitels: The Book Your Pastor Wishes You Would Read, But Is Too Embarrassed to Ask (‘Het boek waarvan jouw pastor/dominee/voorganger wenste dat je het las, maar het niet durft te vragen’). Onlangs verschenen, van de hand van de Britse schrijver en voormalig predikant Christopher Ash. Heerlijk, die gesuggereerde geheimzinnigheid. Je ziet je eigen dominee (of pastoor of ... u begrijpt het punt) aarzelend uit het raam kijken, overpeinzend hoe hij dít ene vreselijke nu eens aan je kan voorleggen, zich mismoedig afwendend om verder te gaan met het schrijven van de zondagse preek. Maar gelukkig is er nu een boekje dat al zijn zielenroerselen in gewone mensentaal uit de doeken doet. Mét aanrader van Tim Keller op de achterkant. Wat wil je nog meer?
De dominee is ook maar een mens, begint Ash, die – haast hij zich te zeggen – zelf helemaal geen slechte herinneringen heeft aan zijn predikantstijd. En dus hebben ook zij vragen, twijfels, aarzelingen, ze hebben een achtergrond, een karakter, ze kunnen goed omgaan met verwachtingen of juist niet.
Denk je bijvoorbeeld oprecht dat jouw dominee ineens stukken beter gaat preken als jij hem een pissig mailtje stuurt over zijn zwoegen van afgelopen zondag (waarvan hij heel goed wéét dat het moeizaam ging, want er waren ook twee uitvaarten en een onverwacht crisisbezoek)? Stuur hem eens een doos chocola. Dat werkt vermoedelijk een stuk beter.
Weinig dingen zijn zo demotiverend als af en toe eens komen aanwaaien bij een dienst of gemeenteactiviteit (en dan nog luidkeels je mening ventileren ook), schrijft Ash. ‘Een van de meest voorkomende en verwoestende kwalen is de westerse gewoonte van het incidentele meedoen.’ Natuurlijk moet niemand de druk voelen om mee te doen, maar tegelijk is de dominee geen aanbieder van religieuze waren, maar degene die je als gemeenschap kiest om jullie te bewaren bij Gods Woord.
Daarover gesproken: aangezien je deze man (of deze vrouw) hebt aangesteld om je iets over de Bijbel te vertellen, is het misschien ook een goed idee om daar vervolgens even voor te gaan zitten. Kritiek op een preek is makkelijk – nagaan wat God jou daardoorheen vanmorgen wilde vertellen is een stuk lastiger.
Ash somt zeven ‘deugden’ op in de relatie van de kerkganger tot de voorganger. Veel daarvan komt neer op een beetje geduld, mildheid en je toevertrouwen. Zeker als het wat moeizaam gaat in de kerk, bijvoorbeeld doordat mensen naar de gemeente drie straten verderop verkassen, zijn de verwachtingen die kerken leggen op de schouders van hun voorgangers soms enorm. Laat de herder niet alleen op de schapen passen, maar let als schaapje ook een keer op de herder. Christopher Ash maakte een overzichtelijk, bij gelegenheid humoristisch boekje dat het zeker verdient een keer vertaald te worden in het Nederlands.