Luister naar

Lilianne Ploumen: ‘Het is fijn om soms tegen het geloof aan te kunnen leunen’

Nieuws
Op de lagere school drong het tot haar door dat de Vietnamoorlog niet ­onvermijdelijk was, maar een politieke keuze. Later heeft Lilianne Ploumen haar hele loopbaan ­laten bepalen door haar maatschappelijke ­betrokkenheid. ‘Het Kamerlidmaatschap is een geweldige kans om het goede te doen.’
Sjoerd Mouissie Sjoerd Mouissie
zaterdag 15 december 2018 om 03:00 aangepast 10:56
Lilianne Ploumen
Lilianne Ploumen beeld Sjoerd Mouissie

Verslaggever Sjoerd Mouissie interviewde Lilianne Ploumen eind 2018 en schreef een portret van de nieuwe PvdA-lijsttrekker.

‘Wat staat hier?’ Lilianne Ploumen draait het suikerhartje richting het raam van haar werkkamer, om de kriebelige letters te kunnen lezen. ‘“App me.” Nou, ze hebben die snoepjes aardig gemoderniseerd.’ In de grote glazen pot die ze na een korte strooptocht van een bureau verderop in de gang heeft gepikt, zit nog een bodempje snoepjes. Die wordt uitgestort op een papieren bordje, ze haalt koffie.

Bij sommige Kamerleden wacht je voor een interview op de gang tot je wordt geroepen. Bij Ploumen kun je binnen­lopen en dan maakt ze het zo gezellig mogelijk, desnoods met snoepjes van medewerkers. Bezoekers zitten standaard op de driepersoonsbank – rood, de kleur van haar partij, de PvdA. Ploumen zelf zit altijd in een grote stoel daartegenover – nóg roder. Naast de deur hangen oude posters van de PvdA, met rode accenten. Dat de muren mintgroen zijn, kan ze niet helpen.

De lamp naast de stoel staat er wat verlept bij. ‘Die komt van de vuilstort’, zegt de oud-minister terwijl ze eraan plukt. ‘Er hoorden hier nog stangetjes of zo, om de kap overeind te houden. Maar die waren natuurlijk niet meer te vinden. ’t Is toch een mooi ding? Zonde om weg te doen.’

Ploumen is nu ruim anderhalf jaar Tweede Kamerlid voor de PvdA. Het is haar eerste keer: een baan als gekozen volksvertegenwoordiger. ‘Dat vergeten mensen nog weleens. Ik moet het allemaal leren.’ In het vorige kabinet was Ploumen minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. ‘De omgeving waarin je werkt, de Tweede Kamer, is dezelfde, maar het werk is totaal anders. Als minister ben je verantwoordelijk. Als er iets ergs in de wereld gebeurt, denk je: daar zou iemand iets aan moeten doen. Vlak daarna bedenk je: o ja, dat moet ík doen. Nu moet ik minister Stef Blok van Buitenlandse Zaken zover krijgen dat híj in actie komt.’

fluitend naar het werk

Bij collega-Kamerleden gaf haar nieuwe rol in het begin verwarring. ‘Dan zag je ze verbaasd kijken dat ik aan hún kant van de tafel kwam zitten.’

Het vergt ook op andere vlakken soms wat geregel. Zo wil Ploumen in dit interview alleen terugblikken op hoe ze haar ministerschap persoonlijk ervaren heeft. In Den Haag is het een ongeschreven regel dat oud-ministers hun opvolgers niet voor de voeten lopen met inhoudelijke uitspraken of ontboezemingen. ‘Als de Kamer debatteert over onder­werpen waar ik als minister bij betrokken was, laat ik een collega het overnemen. Dat is tot nu toe één keer gebeurd, over de hulp aan rebellen in Syrië. Dat is wel zo zuiver.’

In Den Haag merken Kamerleden in de wandelgangen geregeld op dat het Kamerlidmaatschap voor haar geen ‘moetje’ is. Ploumen straalt altijd uit dat ze er vooral veel zin in heeft. ‘Ja, ik ga elke dag fluitend naar mijn werk’, zegt ze ­opgewekt vanuit haar stoel. ‘Het is een enorme eer. Er zijn 150 mensen die dit werk mogen doen, en ik ben er daar één van. Het is een geweldige kans om het goede te doen. Nou ja, dat denk ik niet élke dag, maar toch wel om de dag.’

Nu kan ze een hele dag met één onderwerp bezig zijn, in plaats van met talloze onderwerpen tegelijk, als minister. Ze krijgt veel mailtjes van bezorgde mensen, vertelt ze. ­‘Zoals toen die ziekenhuizen failliet gingen. Mensen mailen ­dingen waarvan ze vinden dat ik die moet weten. Ik ben dan hun stem in het parlement. We maken met andere ­partijen plannen, bijvoorbeeld over hoe we de macht van de farmaceutische industrie kunnen breken. En ik word op straat en in de tram aangesproken door mensen die op me gestemd hebben, heel leuk. Als minister loop je gewoon minder over straat.’

Daarover gesproken: Ploumen heeft nog niet per ongeluk voor haar huis in Amsterdam gestaan, wachtend op de dienstauto met chauffeur die nu niet meer komt. ‘Nee hoor, ik ga gewoon weer met de trein. Die eerste week vergat ik natuurlijk overal uit te checken, maar na een tijdje heb je dat weer onder de knie. Wat me na vijf jaar ministerschap meteen opviel, is dat Nederland inmiddels zó veel mooie stations heeft! Ik wist – echt waar – niet wat ik zag. ­Amsterdam en Rotterdam zijn opgeknapt. Den Haag Centraal is eindelijk klaar, Utrecht is ongeveer klaar. En in Ede-Wageningen hebben ze een wachtkamer die zo mooi is als mijn woonkamer.’

rode draad

Wie naar het cv van Ploumen kijkt, ziet alleen maatschappelijk betrokken banen en functies. Ze was minister van Ontwikkelingssamenwerking – de bewindspersoon die bij uitstek over hulp aan de zwakkeren gaat. Daarvoor werkte ze bij diverse hulporganisaties, onder meer als directeur van Cordaid.

‘Ik kan me eigenlijk niet anders herinneren dan dat ik graag in ontwikkelingslanden wilde werken’, zegt ze daarover. ‘Ik schreef scripties over het Chili van Salvador Allende, het was de tijd van de Koude Oorlog, heel gepolariseerd. De ­nasleep van de Vietnamoorlog heeft me gevormd. Door een project in de vijfde klas van de lagere school drong het tot me door dat die oorlog niet onvermijdelijk, maar een politieke keuze was.’

Daarnaast is er in haar leven één rode draad waar zij steeds met warmte over spreekt: haar overleden ouders uit Limburg. ‘Mijn vader was melkboer in de omgeving van Maastricht. In die tijd was dat echt een standenmaatschappij. Thuis leerden we dat we niet méér, maar zeker ook niet mínder waren dan anderen.’

Ploumen zat een tijdje in het bestuur van het Nederlands Centrum voor Inheemse Volken. ‘Een van de grootste problemen van ­inheemse volken is dat zij geen formele aanspraak kunnen maken op het land dat altijd van hun voorouders was. Mijn ouders komen uit boerenfamilies. Zij moesten meemaken hoe hun grond werd onteigend, tegen een veel te lage prijs en alles wat er verder niet aan deugt. Dan liepen we ergens met de familie van mijn moeder en dan zeiden ze: ja, dit is óns land. Niet uit bezitterigheid, maar vanuit het diepe gevoel dat zij die grond generaties lang geploegd en bewerkt hebben, er letterlijk de vruchten van geplukt hebben, en dat dit ze is afgenomen.’ Dat gebeurde in de jaren zestig, om ruimte te maken voor dure huizen. ‘Die ­verbondenheid van mensen met hun land kan ik dus wel navoelen.’

In haar jeugd en opvoeding zaten dus alle ingrediënten voor een maatschappelijk betrokken carrière, lacht Ploumen. ‘Ook mijn broertje en zusje zijn ... Hoewel, “broertje”. Hij is 53, misschien moet ik daar eens mee ophouden, haha. Zij doen heel ander werk, maar hebben altijd de instelling dat ze omkijken naar een ander.’ Wat zij precies doen, wil ­Ploumen niet zeggen. ‘Zij hebben er niet voor gekozen in de krant te staan.’

Als minister richtte Ploumen She Decides op, een organisatie die zich inzet voor het financieren van seksuele voorlichting, ­anticonceptie, kraamzorg en veilige abortussen in ontwikkelingslanden. Het initiatief werd al snel het abortusfonds genoemd, ook door de christelijke partijen in de Tweede Kamer. Ploumen is niet onder de indruk. ‘Ik had laatst een aanvaring met SGP’er Kees van der Staaij. Hij zegt wat hij vindt, en ik ben het daar totaal niet mee eens. Maar hij zal hetzelfde over mij zeggen.’

Volgens Ploumen hebben vrouwen het grondrecht om voor abortus te kiezen, al benadrukt ze steeds dat vrouwen die keuze nooit lichtvaardig zullen maken. ‘Daarover kunnen we van mening verschillen, dat vind ik niet erg. Demonstraties voor abortusklinieken zijn een ander verhaal. Ik wil dat niet verbieden, maar vrouwen die een heel moeilijk besluit hebben moeten nemen, daar lastigvallen, vind ik heel erg. Echt. Ik val ook niemand lastig. Natuurlijk mag iedereen voor zijn mening uitkomen en ­demonstreren, maar doe dat alsjeblieft niet dáár. Dat getuigt van een totaal gebrek aan respect voor vrouwen en het grondrecht van vrouwen om zelf te beslissen. Nee, en dan die plastic foetussen opsturen. Dat is toch afschuwelijk? En je bereikt er niets mee.’

Zo zijn er meer onderwerpen waarbij Ploumen haar ver­ontwaardiging nauwelijks kan onderdrukken. Aan tafel in de televisiestudio van Jeroen Pauw verraste ze onlangs haar gesprekspartners door te zeggen dat ze hoopt dat ‘er een hel is voor mensen als de Syrische president Assad en de terreurstrijders van ISIS’. ‘Ja, ik zag de mensen om me heen even verstrakken’, zegt ze. ‘We moeten nooit opgeven het kwaad hier en nu te bestrijden en te bestraffen. Maar als dat niet lukt en je leven compleet verwoest is door zulke ­mensen, zou het een troost kunnen zijn als je op een andere manier recht gedaan wordt. Niet hier, maar later.’

Andere mensen zeggen: ik hoop dat er een hemel voor mij is.

‘Weet je, als je gewoon een beetje fatsoenlijk je leven leidt en je bent aardig voor andere mensen, ga je echt niet naar de hel, hoor. Hou op. Met de hemel komt het allemaal wel goed, voor iedereen. Daar ben ik van overtuigd. Behalve dan voor de mensen die ik net noemde. Ik denk niet dat God ­bestaat, maar dat geeft niet. Het is fijn om soms tegen het geloof aan te kunnen leunen of om te proberen uit de dagelijkse beslommeringen te treden, en jezelf voor te houden dat je op een andere manier naar dingen kunt kijken. Het geloof gaat er voor mij meer om dat we met elkaar het ­goede proberen te doen. Zelfcontemplatie en een sociale functie, maar dat klinkt zo rationeel.’

U bent nadrukkelijk rooms-katholiek. Komt u vaak in de kerk?

‘Een paar keer per jaar. In de katholieke traditie heb je verschillende missen als iemand overleden is. De uitvaart, na zes weken en daarna elk jaar. Wij herdenken onze vader en moeder elk jaar in de kerk waar zij getrouwd zijn, waar wij en onze kinderen gedoopt zijn. Je ziet gezichten van vroeger, je voelt je er thuis. Dát is het moment, dat je in die mis even stilstaat bij het leven van je ouders. Daarna is er een koffietafel met koffie en vlaai, buiten. Iedereen vertelt verhalen over vroeger. Het is een fijne en bijzondere dag, en de mis hoort daar echt bij.’

Draait het geloof voor u vooral om deze persoonlijke relaties?

‘Dat is een ingewikkelde vraag. Het antwoord wordt getekend door wat ik van mijn ouders meekreeg. Bij ons thuis was het allemaal niet heel zwaar. Ik ben katholiek opgevoed in de tijd na het Tweede Vaticaans Concilie. De tijd van hel en verdoemenis was voorbij. Zo waren mijn vader en moeder ook helemaal niet. Je moest er voor de ander zijn, dat werd ons steeds verteld.’

Zoals de vraag die aan het eind der tijden gesteld wordt: wat hebt u gedaan voor de minste van mijn broeders?

‘Ja, maar dan zonder dat “einde der tijden”. Wat we van onze ouders leerden, hoorde bij de tijdgeest: dat je uit­eindelijk zelf moet toetsen wat goed of fout is. Je eigen ­geweten ontwikkelen en niet blind achter opvattingen van anderen aanlopen, zelfs niet als de paus iets zegt. Misschien ben ik minder spiritueel dan sommige mensen zouden ­willen.

‘Voordat ik minister was, reisde ik al veel. Toen ik bij ­Cordaid werkte, logeerden we in een broeder- en zusterhuis in Kampala. Daar werd elke dag de mis gelezen, waar je als gast natuurlijk bij was. Een paar dagen later liepen we over een heel drukke straat. Ineens stond een mevrouw aan de overkant druk te zwaaien en hallo te roepen. Iedereen vroeg zich af hoe ik die vrouw kende, maar dat kwam dus doordat zij ook elke ochtend in de kerk zat. Dát. Het ontmoeten en leren kennen van mensen is een groot deel van wat de kerk is, en van wat de kerk moet zijn.’

Tot nu heeft Ploumen nooit overwogen de Rooms-Katholieke Kerk de rug toe te keren. Dit terwijl ze al in de middelbareschooltijd ‘verwijderd raakte’ van de kerk. ‘Vroeger gingen we echt elke zondag. Maar toen kwam er een soort orthodoxe beweging op gang, die zó inging tegen de manier waarop onze kerk zich had ontwikkeld. Ik ben niet van de stroming Beter-tien-pure-gelovigen-dan-duizend-mensen- die-het-fijn-vinden-bij-elkaar-te-zijn. Voor mij is dat geen moeilijke keuze.’

Sterker nog, toen een pastoor in Den Bosch een homoseksuele man in 2010 de hostie weigerde, trok ze als PvdA-voorzitter met actievoerders naar de eucharistieviering. Toen de pastoor zijn mening herhaalde, verlieten anderen luidruchtig de kerk en verstoorden zo de mis. ‘Als lid van de kerk mocht ik de kerk aanspreken’, zegt ze daarover. ‘De harde en veroordelende taal die gepredikt werd, strookt niet met de kerk en het geloof waarin ik ben opgegroeid. Dat je ­mensen accepteert zoals ze zijn. En blijkbaar waren er meer mensen boos. Uiteindelijk hebben we maar één keer ­hoeven gaan. Het heeft een gesprek op gang gebracht. Door de kerk niet te verlaten en er te zijn, kon ik zeggen wat ik vond.’

Maar nu, acht jaar later, worstelt Ploumen wel. In 2002 werd het grootschalig seksueel misbruik in de Rooms-­Katholieke Kerk bekend, en nu melden zich weer veel slachtoffers met hun vreselijke verhalen. ‘Misschien moet ik toch vertrekken. Maar ik wil mijn kerk niet overlaten aan mensen met een orthodoxe geloofsopvatting, dat vind ik gewoon niet goed. Het is de kerk van mijn ouders, die part noch deel hadden aan het misbruik. Mijn vertrek zal hen kwetsen, maar wat er nu aan het licht komt, is wel erg verschrikkelijk.’ 

 

minister, Tweede Kamerlid, directeur hulporganisaties

Lilianne Ploumen (Maastricht, 1962) is sinds maart 2017 Tweede Kamerlid voor de PvdA. Daarvoor was zij van 2012 tot 2017 minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in het kabinet-Rutte II.

Na haar studie maatschappijgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit ging Ploumen werken bij het Instituut voor Psychologisch Marktonderzoek. In 1990 vertrok ze naar Foster Parents Plan, waarvoor ze deels in Londen werkte. Daarna was ze directeur van Mama Cash en van de katholieke hulporganisatie Cordaid.

Ploumen woont met haar man en hun twee kinderen in Amsterdam.

Mail de redactie
Mail de redactie
Heeft u een tip over dit onderwerp, ziet u een spelfout of feitelijke onjuistheid? We stellen het zeer op prijs als u ons daarover een bericht stuurt.
Afbeelding

Links en rechts wordt nog wat gemord, maar de verdeling van de 150 Kamerzetels is praktisch rond

Met zeventien fracties was het nog meer puzzelen dan normaal. Maar het is toch weer gelukt om voor alle 150 Tweede Kamerleden een plek te vinden. Al is niet iedereen blij. Zo zit Volt zit te links naar eigen smaak.

Afbeelding

Kaag staat in de formatie nogal alleen met de progressieve stem

D66 wil graag een zo progressief mogelijk kabinet, maar de ruimte is klein. Sigrid Kaag lijkt degene die bij deze formatie het meest te verliezen heeft. Was het nou zo slim om een 'eigen' verkenner aan te wijzen?

Afbeelding

Bouchallikht en Westerveld waarschijnlijk toch in de Kamer voor GroenLinks

Voorkeurstemmen zorgen bij GroenLinks voor flinke veranderingen in de nieuwe Kamerfractie. De partij haalde acht zetels. Kauthar Bouchallikht (9) en Lisa Westerveld (10) lijken echter toch een zetel te krijgen.

Afbeelding

Dit zijn de acht markante nieuwkomers in de Tweede Kamer

De nieuwe Tweede Kamer bestaat uit zeventien partijen, waarvan maar liefst vier nieuwkomers. Van de 150 Kamerleden zijn er zeker 65 nieuw. Dit zijn acht opvallende nieuwe leden van de Tweede Kamer.

Afbeelding

Verkiezingswinst rechts stemt moslims somber. ‘PVV wil onze mindset veranderen’

De groei van het rechtse blok van PVV, FVD en JA21 bij de verkiezingen baart moslims zorgen. 'Wilders heeft letterlijk in zijn programma staan dat hij ons wil deporteren.'

Afbeelding

Waarom D66 en de ChristenUnie elkaar weer kunnen vinden

Bij de ChristenUnie wachten ze rustig af, bij het CDA ook. Maar doorgaan met de huidige coalitie is de meest kansrijke optie. De afgelopen jaren trokken D66 en ChristenUnie binnen de coalitie geregeld aan dezelfde kant van het touw.