Hergebruik bij uitstek
Stuifzand
Nee, sloopkogels worden niet meer gebruikt, zegt Jan Bork, directeur van sloop- en recyclingbedrijf Bork, terwijl het puin knispert onder zijn leren laarzen. Hij loopt in Assen het terrein op waar een van zijn ploegen bezig is met de sloop van rijtjeshuizen. ‘Werken met sloopkogels is veel te grof, al kon de oudere generatie kraanmachinisten dat aardig precies. We gebruiken nu vooral vergruisbekken en scharen op de kraan. De bek knijpt stukken uit de muur en kan het steen ook vergruizen. Als er ijzer tussen zit, dan kan de schaar dat ook nog doorknippen.’
Slopen met veel geweld, lawaai en grote stofwolken, daar zijn we wel vanaf, wil Bork maar zeggen. Bij het afbreken van bouwwerken gaat het tegenwoordig ook om het reduceren van geluid en trillingen. En om stofbestrijding. Slopers gebruiken tegenwoordig een nevelkanon. Een mist van microdruppels water moet de stofwolken zo veel mogelijk doen neerslaan.
Nog drie huizen te gaan van het rijtje van tien. Nu is het even stil. ‘Waar zijn die jongens? Er wordt hard in de keet gezeten, geloof ik. Hahaha.’ Even later komen er twee man opdagen, een kraanmachinist en een ondersteuner. De woningen die zij al hebben neergehaald, liggen in stukken en brokken op hopen. Ze zijn uitgesplitst op baksteen en beton. Naast een berg met metaal van leidingen en verwarmingsradiatoren ligt een stapel houten balken. ‘We willen al op de plek van sloop zo zuiver mogelijk werken. Dan kun je de deelstromen gescheiden afvoeren, voor verwerking op onze eigen locaties of naar lokale puinbrekers, afvalsorteerders of handelaren.’
Directeur Jan Bork (47) is de derde Jan in lijn om het bedrijf te leiden. Hij doet dat samen met zijn broer en mede-eigenaar Roelof Bork (45). Ingenieur Jan is de denker en prater, zijn broer is de doener.
Hun grootvader Jan begon in 1946 met het bedrijf in het landelijk gelegen gehucht Stuifzand nabij Hoogeveen. ‘Hij was echt een handelaar. Direct na de oorlog was er een groot tekort aan materialen. Hij begon restanten te verzamelen, van hout tot prikkeldraad. Die verkocht hij door aan boeren en aannemers. Halverwege de jaren zestig is de sloop daar bijgekomen. Enerzijds omdat dat weer handel opleverde, anderzijds omdat de handel in gebruikt materiaal terugliep.’
In 2000 namen Jan en Roelof het bedrijf over van hun vader. En eigenlijk, denkt Jan, werken ze nu weer net zo als hun grootvader. ‘Alles is gericht op hergebruik. In de tijd van mijn grootvader was materiaal duur en waren manuren goedkoop. Dus was hergebruik lonend. Later was er materiaal genoeg en stegen de loonkosten. Nu draait de geschiedenis zich om. Hergebruik van materiaal is nog steeds duurder dan nieuw, maar vanuit het oogpunt van duurzaamheid hebben steeds meer opdrachtgevers die meerprijs er wel voor over.’
tijd
Tijd is vaak de beslissende factor voor maximaal hergebruik, overpeinst Bork, zittend op de rupsband van de grote kraan. ‘Het materiaal van een voormalige zorginstelling, ook hier in Assen, hebben we helemaal kunnen hergebruiken, op wat asbest en dakleer na. Omdat we op tijd werden ingeschakeld, konden we heel zorgvuldig slopen. Vaak krijg je daar de tijd niet voor. De opdrachtgever denkt vooral aan zijn nieuwbouw. En o ja, dat oude gebouw moet ook nog even snel weg. En liefst zo goedkoop mogelijk.’
Veel sloopbedrijven staan nu op een tweesprong, zegt Bork, in de auto terug naar Stuifzand. ‘Blijf je gewoon slopen of ga je mee in de ontwikkelingen op het gebied van hergebruik, met alle investeringen die daarbij horen?’ Een half jaar geleden legde hij de voorzittershamer neer van Veras, de branchevereniging van sloopbedrijven. ‘Acht jaar in zo’n functie sleept je in je denken wel mee naar de toekomst. In die omgeving wordt nagedacht over de kringloop in de bouw en de gevolgen van Europese wet- en regelgeving. We gaan in de toekomst nog veel meer schadelijke stoffen uit het sloopmateriaal halen.’
specialistisch
De Bork Groep is nu groot genoeg om geld en energie te steken in verbetering van recycling. ‘Het is echt specialistisch werk. We besteden daarom steeds meer aandacht aan opleidingen. Sinds kort is er een sloopopleiding op mbo-niveau.’
Bijzondere klussen genoeg, vertelt Bork. Hij noemt de (omstreden) sloop door zijn vader in 1971 van de barakken van voormalig kamp Westerbork – het doorvoerkamp van Joodse Nederlanders naar Duitse vernietigingskampen en later woonoord van Molukse Nederlanders die dienst hadden gedaan bij het KNIL. ‘De barakken zijn uit elkaar gehaald. De planken, balken, ramen en deuren zijn verkocht en op andere plekken weer gebruikt.’
Het komt vaker voor, zulk beladen werk. ‘Soms denk je: moeten we dit wel afbreken? Een villa bijvoorbeeld, waar je zo zou kunnen intrekken. Maar het werk kan ook veel bevrediging opleveren. Van een afgebrande monumentale boerderij in Gasselte hebben we de oude gebinten, een deur en veel stenen kunnen redden. Die zijn gebruikt voor de herbouw.’
Ook bijzonder, maar soms confronterend, is het verlenen van ondersteuning bij forensisch onderzoek. ‘Na een woningbrand zijn wij soms de eersten die naar binnen gaan. Het komt voor dat er dan nog een lichaam wordt gevonden. We ruimen ook op bij stallen die zijn afgebrand met de kippen, koeien of varkens er nog in. Die kadavers in de grijper, daar praten de jongens meestal niet graag over.’
In Stuifzand maakt Bork een ronde in de auto op het bedrijfsterrein van drie hectare, waar grote bergen liggen met ‘gewoon’ bouwmateriaal. In een open loods wordt gemengd bouw- en sloopafval gesorteerd met de hand. Er zijn bergen met hout, rubber, ijzer, aarde, beton en asfalt. Beton met het ‘jarenzestigsyndroom’ wordt apart gehouden. Dat is verlijmd met composiet dat de mogelijkheid van hergebruik beperkt. Ook teerhoudend asfalt wordt opzij gelegd. ‘Dat is de tien procent die niet kan worden gebruikt voor nieuw asfalt.’
In een hoek ligt een berg stalen dak-spanten, waarschijnlijk van een oude loods. ‘Met andere sloopbedrijven werken we nu aan een marktplaats voor gebruikte bouwmaterialen. Die spanten zou je daar dan zeker op zetten, bij voorkeur al voor de sloop. Ze kunnen dan direct naar de koper, zonder tussenopslag. Dat is een van de manieren om hergebruik efficiënter te maken.’ <
waar Stuifzand, Drenthe
sinds 1946
werknemers 120, de helft in vaste dienst
jaaromzet 20 miljoen euro