© Inge Laurijssen

Arcade Fire opwindend in het Sportpaleis

Arcade Fire mag met ‘Everything now’ dan wel de grootse hit sinds haar ontstaan hebben gescoord, toch kreeg de gelijknamige plaat niet de euforische recensies waar de band inmiddels aan gewend was geraakt. Maar het grote publiek heeft uiteraard altijd het laatste woord, en dus liep het Sportpaleis aardig vol voor het Canadese gezelschap.

Bart Steenhaut

Als het op live spelen aankomt, behoort Arcade Fire tot de absolute zwaargewichten, en ze leken ook in Antwerpen vastbesloten om die titel niet zonder slag of stoot af te staan. Létterlijk zelfs, want in het midden van de zaal stond een heuse boksring opgesteld waarin de band aantrad alsof er voor de kampioenstitel gevochten zou worden.

Er kwam flink wat spektakel aan te pas, met onder meer een knappe videoshow boven het podium, waar op Amerikaanse leest geschoeide tv-advertenties werden geprojecteerd. Tel daarbij nog het enorm arsenaal aan instrumenten dat voortdurend tussen de verschillende bandleden gewisseld werd, en je had meteen genoeg om je ogen uit te kijken.

De negen muzikanten wekten de indruk overal tegelijk te zijn. Je kon er bijgevolg niet omheen: Arcade Fire was een gerodeerde rockgroep geworden. Sommige fans van het eerste uur duiden dat Win Butler en zijn vrienden ten kwade, maar bands die ter plaatse blijven trappelen of ad infinitum hetzelfde kunstje blijven herhalen zijn sowieso ten dode opgeschreven. Nee, dan liever dit gezelschap, dat zich door de massa een weg naar het podium baande, en al in de eerste ronde een eerste knock-out uitdeelde met, jawel, ‘’Everything now’. Nadien: nog meer uppercuts met een opzwepend ‘Rebellion (Lies)’ en het Caraïbisch getinte ‘Here Comes The Night’. Ook het door een pompende accordeon aangedreven ‘No Cars Go’ was er pal op.

© Jonas Rosquin

Het was slim om helemaal vooraf een aantal energiebommetjes los te laten, zodat het publiek -dat lange files heeft getrotseerd om hier te raken- meteen in het concert zat. Het werkte, en de kloof tussen band en fans brokkelde met de minuut verder af, al was de -alweer- ellendige akoestiek bij momenten toch een flinke pretbederver.

De set – goed voor twee uur en twintig nummers- kronkelde lange brede banen en smalle weggetjes. Hits werden afgewisseld met minder evident materiaal. Eerdere passages van Arcade Fire onderstreepten al dat de groep op haar best is als ze alles in de strijd gooide en - zoals tijdens ‘Power’s Out’ en ‘Tunnels’ - een hoop herrie produceerde waar je nekhaar recht overeind van ging staan.

Win Butler stond op monitors en klom op piano’s terwijl zijn broer Will als een wilde over en weer beende. Dan maakte de show even een ommetje richting donkere disco met het door Regine Chassagne gezongen ‘Electric Blue’. Samen met Win betoverde ze nadien met de stuwende electrofunk van ‘Put Your Money On Me’ , een onverwacht hoogtepunt in de set.

Nog kippenvel: het bezwerende ‘Rococo’ waar in de staart zowaar een flard van Nirvana’s ‘Smells Like Teen Spirit’ doorheen werd gevlochten. Met het jachtige ‘’Ready to start’ schakelde de groep naar de hoogste versnelling en ging het dak eraf. Hoe volgde je dat op? Alvast niét met de rommelige seventiesdisco van ‘Reflektor’ , dat op de koop toe zo lang werd uitgesponnen tot de rek er helemáál uit was.

Slim van Win om zich nadien tussen het publiek te begeven: zo was de hele zaal meteen weer bij de les. En met een bombastisch ‘Neighborhood #3’ einde de set toch weer even explosief als hij begonnen was. Uit de bisronde onthouden we vooral een mooi ingetogen ‘We Don’t Deserve Love’, de flard van de Cranberries-classic én het euforische ‘Wake Up’, waarbij de Canadezen het gezelschap kregen van de Preservation Hall Jazz Band, die ook het voorprogramma hadden verzorgd. Wákker waren we. Blij ook. In feeststemming zelfs, niet écht een emotie waar we onszelf vaak op betrappen. Maar zoals gezegd: Arcade Fire behoort niet voor niets tot de zwaargewichten van het live-circuit.