Direct naar artikelinhoud
InterviewKirsten Catthoor & Tine Daeseleire

‘Wat niet in het plaatje past, is niet per se een ziekte’: psychiater en psycholoog over mentaal welzijn

Psychiater Kirsten Catthoor en psycholoog Tine Daeseleire: 'Je mag idealistisch zijn en bezorgd zijn over de toekomst van de planeet, maar het is goed als je het evenwicht probeert te bewaren: nog een interessant boek lezen over het klimaat of toch maar eens uitgaan met de vrienden? Kies vaak genoeg het laatste.'Beeld Anton Coene

Psychiaters en psychologen komen soms ook in de stoel van de patiënt terecht, omdat het hen te veel wordt. ‘Wij zijn geen robots’, zeggen psychiater Kirsten Catthoor en psycholoog Tine Daeseleire. Een gesprek over stoornissen, suïcide en smartphones.

“Ik heb een ongelooflijk fijn beroep”, zegt psychiater Kirsten Catthoor. “Helaas willen veel jonge artsen die ik in het ziekenhuis stage zie lopen, liever chirurg worden. Ik vraag hen dan om daar nog eens goed over na te denken, want over twintig jaar doen artsen wellicht geen operaties meer: robots kennen de anatomie veel beter, worden nooit moe en zullen steeds correctere inschattingen kunnen maken.

“Menselijk contact, daarentegen, dat zullen robots nooit kunnen vervangen. Psychiaters zullen we over twintig jaar nog nodig hebben. Er is vandaag al een enorm tekort, wellicht omdat er nog altijd stigma’s aan de job kleven. Dat je weinig resultaten behaalt, dat het weinig voldoening biedt. En dat klopt niet.”

“Wij zijn vaak te perfectionistisch”, zegt psycholoog Tine Daeseleire. “Wij denken dat we iedereen moeten kunnen redden. En dat lukt vanzelfsprekend niet. Toch halen psychiaters en psychologen behoorlijke successen: een recent doctoraat toont aan dat 20 procent van mensen met langdurige chronische depressie kan worden geholpen, met blijvende resultaten. Dat zijn cijfers die men zelfs bij sommige kankerbehandelingen vandaag nog niet haalt.”

Even voorstellen. Kirsten Catthoor is als psychiater verbonden aan twee ziekenhuizen van Ziekenhuis Netwerk Antwerpen of ZNA: in Stuivenberg werkt ze bij de psychosezorg, in Sint-Elisabeth bij het team dat mobiele hulp biedt aan jongeren van 15 tot 24.

Tine Daeseleire is psycholoog. Zij is verbonden aan een groepspraktijk in Antwerpen en stichtte de ELP-academie, waar psychotherapeuten een opleiding volgen in eerstelijnspsychologische hulp. We zullen het over actuele thema’s in de geestelijke gezondheidszorg hebben, maar de directe aanleiding voor ons gesprek is het nieuws dat bijna de helft van de psychiaters in Nederland en België soms zélf op de rand van een burn-out balanceert.

Neemt dat probleem toe?

Catthoor: “Ik denk van wel. Er is niet één oorzaak, maar het heeft sowieso met de aard van het beroep te maken. Als je een goede psychiater wil zijn, moet je naar mensen luisteren die de meest verschrikkelijke zaken hebben meegemaakt, die ontzettend lijden. Dat raakt aan je eigen gedachten en gevoelens, want je moet jezelf openstellen.

“Soms is het dus lastig en pijnlijk, omdat je ook een eigen proces doormaakt. Dankzij je opleiding kun je dat wel verwerken maar als het zich opstapelt, kun je overbelast raken, emotioneel uitgeput.”

Daeseleire: “Psychologen kunnen ook crashen en ziek worden. Voor mensen in ons vak voelt dat heel zwaar aan, omdat je er juist bent om andere mensen te helpen. Als je uitvalt, vraag je jezelf automatisch af of je nog wel een goede psycholoog kunt zijn.

“Het probleem vandaag is inderdaad dat er te veel patiënten zijn voor te weinig hulpverleners. De druk neemt toe, de wachtlijsten worden langer, we moeten mensen weigeren. Dat vreet aan je. Die factoren kunnen tot overbelasting of zelfs burn-out leiden.”

Kirsten Catthoor: 'Als ik als psychiater geroepen word om te oordelen over collocatie, en ik kan die vermijden, voelt dat als een overwinning. Maar het is een grote verantwoordelijkheid.'Beeld Anton Coene

Bent u daar niet tegen gewapend?

Catthoor: “Wij zijn geen robots, natuurlijk. Dankzij onze opleiding en ervaring leren wij om dingen te draineren, als het ware. Maar tegelijk is er altijd een druk. Bij een psychiater is dat nog een stukje erger, omdat er een juridische component is. Soms moet je beslissen of een persoon nog in staat is om zelfstandig te functioneren.”

Daeseleire: “Psychiaters hebben inderdaad een nog grotere verantwoordelijkheid.”

Catthoor: “Neem gedwongen opnames: de meeste artsen doen dat niet graag en schuiven de verantwoordelijkheid door naar psychiaters. Wij moeten dan beslissen. En we willen zo weinig mogelijk dwang. Als ik geroepen word om te oordelen over collocatie, en ik kan die vermijden, voelt dat als een overwinning. Maar het is een grote verantwoordelijkheid.”

Mensen kunnen gevaarlijk zijn.

Catthoor: “En dan heb je een probleem als je zo iemand niet laat opnemen. Als psychiater kun je inschattingsfouten maken. Wat doe je als een man zijn vrouw heeft geslagen? Hoe maken we die situatie veilig? Kun je iemand die zwaar depressief is nog met de auto laten rijden?

“Herinner u het geval van die copiloot van Germanwings die tegen een berg vloog, in 2015? Wij hebben toen onder collega’s gediscussieerd over de vraag of je iemand die ooit een zware depressie heeft gehad, nog wel mag laten vliegen.”

Een depressie kan verdwijnen.

Catthoor: “Dat klopt, daarom vonden velen ook dat het nog moet kunnen. Maar er zijn collega’s die vinden van niet. Dus voor een individuele psychiater is het lastig om bepaalde beslissingen te nemen. De druk is ook groot omdat de capaciteit beperkt is.

“Assistenten van wacht vertellen mij dat: ze ervaren nog geen last van de zware verhalen, maar wel van het feit dat ze nul bedden ter beschikking hebben. Ze moeten iedereen die zich op spoed aanbiedt, ook mensen na een suïcidepoging, terug naar huis sturen. Dat weegt.”

Daeseleire: “Dat probleem kennen psychologen ook. Wij krijgen mails en berichten van mensen die het niet meer zien zitten, en laten weten dat ze zelfmoord willen plegen. Als psycholoog ben je bang dat zoiets ooit met een van je patiënten gebeurt. En als wij de hulp van een psychiater willen inroepen, bijvoorbeeld om naar de medicatie te laten kijken, is er een wachtlijst van vaak twee tot zes maanden. Zeker bij jongeren in de transitieleeftijd, zoals wij dat noemen, van 15 tot 25, komen berichten over suïcide vaak voor.”

Steeds vaker?

Catthoor:“Ja. De zelfmoordcijfers nemen globaal gesproken af, niet zo spectaculair als we zouden willen, maar vooral in die subgroep van jongeren is er een sterke toename van suïcidaliteit − steeds meer jongeren denken aan suïcide.”

Welke rol speelt de smartphone? De Amerikaanse psycholoog Jonathan Haidt vindt dat je onder de 16 zo'n ding beter niet gebruikt.

Catthoor: “Alles wat je op een smartphone kunt zien, zie je ook op een computer. Dus dan zou je de computer van alle jonge tieners ook moeten afpakken.”

Een computer neem je niet mee naar het café.

Catthoor: “Maar daar gebeurt het niet, in het café. Over jongeren die naar het café gaan, maak ik mij minder zorgen. Of ze dat dan met of zonder smartphone doen, kan mij niet schelen. Het is moeilijk om je voor te stellen hoe de wereld er vandaag zonder die smartphone zou uitzien, maar ik zie ook een groep jongeren voor wie die telefoon nog de enige bron van troost is. Ik weet dat sociale media jongeren onzeker kunnen maken, maar op je telefoon kun je ook contact maken met anderen, series bingen, en noem maar op.”

Kirsten Catthoor

• geneeskunde, psychiatrie en psychotherapie (KU Leuven) • werkt in Stuivenbergziekenhuis bij de psychosezorg • werkt in Sint-Elisabethziekenhuis met jongeren van 15 tot 24 jaar • voorzitter Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie (VVP) • verbonden aan CAPRI, psychiatrisch onderzoeksinstituut aan de UA

Daeseleire: “Ik ben het daarmee eens. Voor de ene is de smartphone een bron van onrust, voor de andere brengt de smartphone soelaas. Ik denk dat we het moeten opentrekken: jongeren krijgen met overprikkeling en overstimulering te maken. Vroeger kwam je thuis van school, je gooide de boekentas in de hoek en ging spelen. Vandaag blijf je berichten en mails ontvangen. Jongeren zijn altijd bezig en zien ook dat hun ouders altijd in de weer zijn. We moeten hygiënisch leren omgaan met de smartphone.”

Worden jongeren kwetsbaarder?

Catthoor: “Er is een groter bewustzijn voor jongeren die psychisch heel kwetsbaar zijn. Soms schiet dat door en ziet men in de klas bij elk kind een pathologie, wat natuurlijk niet klopt. Maar we zien vandaag wel zware problemen die vroeger niet gedetecteerd werden.

“Ik zie jongeren van 15 bij wie ik mij afvraag hoe het mogelijk is dat ze hun lagere school hebben afgemaakt. Zwaar getraumatiseerde kinderen, of kinderen met autisme. Sommigen van hen raken niet eens op consultatie en behandelen we thuis met ons mobiele team.”

Daeseleire: “Bij de meeste mensen met psychische klachten, zo’n 75 procent, ontstaan die problemen voor ze 18 jaar oud zijn. Die transitieleeftijd is dus cruciaal. Het stigma van de psychologische hulp is zeker afgenomen. Vroeger kwamen psychologen bijna niet aan de bak, vonden ze geen job. Vandaag zijn er te weinig.

“Er bestaat nu een conventie voor de terugbetaling van eerstelijnshulp, en dat is zeer goed, maar dat lost het probleem niet voor iedereen op. Die hulp schiet tekort voor mensen met zware en langdurige problemen.”

Psycholoog Tine Daeseleire: 'Het stigma van de psychologische hulp is zeker afgenomen. Vroeger kwamen psychologen bijna niet aan de bak, vonden ze geen job. Vandaag zijn er te weinig.'Beeld Anton Coene

Wat wordt er terugbetaald?

Daeseleire: “Een kort traject waarbij mensen in acht sessies worden geholpen om zelfredzaam te worden of een traject tot maximaal 20 sessies van psychologische behandeling in de eerste lijn. Maar voor die korte trajecten zijn psychotherapeuten niet opgeleid: die zijn getraind om iemand grondig en diepgaand te exploreren voor ze een diagnose stellen. In acht sessies is dezelfde werkwijze niet mogelijk. Daarom bieden wij met de ELP-academie een opleiding aan om heel snel samen zicht te krijgen op het probleem, het doel van begeleiding en te triëren: wie heeft extra hulp nodig en wie niet?”

Catthoor: “Ik ben een voorstander van die terugbetaling, uiteraard. Maar minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) maakt wel een denkfout volgens mij: het is niet omdat je nu die eerstelijnshulp aanbiedt, dat je over tien jaar minder patiënten in de geestelijke gezondheidszorg zult hebben. Je kunt mensen sterker maken door hen kort te begeleiden, maar de ernstige problemen − mensen met een psychose, of bipolaire stoornis, of kinderen met autisme − die help je daar niet mee.”

Daeseleire: “Korte behandelingen terugbetalen is geen preventie op lange termijn voor zeer ernstige problemen, maar wel voor mensen die anders te lang wachten voor ze in hulpverlening komen.”

Catthoor: “En in ernstige psychiatrie wordt niet geïnvesteerd. Als je naar de geheime farmadeals kijkt die de overheid maakt, begint het je te duizelen. Met een fractie van dat geld zouden wij genoeg bedden en omkadering kunnen voorzien voor een groep mensen die veel groter is dan de mensen die dankzij die farmadeals worden geholpen.”

Daeseleire: “Dat zie je in bedrijven ook. Mentale problemen zijn altijd het kleine broertje. Voor mensen die een kankerbehandeling hebben gehad, is er doorgaans begeleiding om de terugkeer naar de werkvloer makkelijker te maken. Voor mensen die psychisch ziek zijn geweest, bestaan zulke aangepaste trajecten veel minder. Op den duur komen alleen de zeer stressbestendige mensen nog aan de bak. Daar kunnen we nog veel winst boeken: als we rekening houden met kwetsbaarheden, kunnen meer mensen aan de slag blijven.”

Is burn-out altijd werkgerelateerd?

Daeseleire: “Ik gebruik de term, die geen psychiatrische diagnose is, toch vooral voor werkgerelateerde problemen. Er is bijvoorbeeld een duidelijk verschil met depressie. Een depressie heeft een impact op álle facetten van je leven. Bij een burn-out zijn het vooral gedachten aan het werk die je lijden bezorgen. Met een burn-out kun je nog wel genieten van een vakantie met het gezin, bijvoorbeeld.”

Ligt het aan toxisch leiderschap?

Daeseleire: “Het probleem ligt in elk geval vaak meer in de organisatie dan bij de persoon zelf. Men zegt wel dat perfectionisten meer risico lopen om een burn-out te krijgen, maar er zijn contexten waarin perfectionisten goed gedijen.”

Catthoor: “In het algemeen onderschat men het belang van werk als zingevende factor. Je job is niet alleen een bron van inkomen die je in staat stelt om te overleven, maar zorgt ook voor je belangrijkste dagstructuur. Het is dus belangrijk dat je op je werk het gevoel krijgt dat je nodig bent, dat je gewaardeerd wordt.”

Tine Daeseleire

• klinische psychologie en gedragstherapeute (KU Leuven) • stichtte mee de ELP-academie, voor opleidingen eerstelijnspsychologie • verbonden aan groepspraktijk De huispsycholoog in Antwerpen • bestuurslid van de Vereniging voor Gedragstherapie • lid van de Europese Vereniging voor Cognitieve Gedragstherapie

Daeseleire: “Niet werken is veel ongezonder dan wel werken. We zien minder psychische problemen bij mensen die werken dan bij mensen die werkloos zijn. Werk is op zich dus niet het probleem. Al moet je natuurlijk de balans met je familie en vrienden bewaken. Als je je hele identiteit aan je job hangt en er gebeurt iets, stort alles als een kaartenhuisje in elkaar. Als er iets gebeurt in je gezin, kan je werk een buffer zijn, maar niet omgekeerd.”

Tiens, is dat zo?

Daeseleire: “Ja, wie ontslagen wordt kan depressief worden, en het gezin kan dat niet altijd bufferen of voorkomen. Op het werk ervaren we een vorm van zelfontplooiing die losstaat van ons gezin en vriendenkring. Op het werk zijn we geen moeder of vriendin.”

Catthoor: “Dat klopt. Je gezin compenseert niet voldoende voor tegenslagen op het werk.”

Iets wat je vaak leest, is dat jongeren mentaal lijden door de wereldproblemen, van klimaat tot oorlog. Klopt dat?

Catthoor: “Ik denk van wel. Er is onlangs nog een studie verschenen over klimaatangst en het blijkt dat psychiaters daar op drie verschillende manieren naar kijken. Sommigen vinden het geen pathologie en zeggen dat het bij de moderne leefwereld hoort. Een aantal psychiaters behandelt het als een reële angststoornis. En dan is er nog een derde groep van psychiaters, en die vind ik interessant: die noemt klimaatangst ‘pretraumatisch’. Door zich zorgen te maken over iets dat er nog niet is, anticiperen jongeren op angst en trauma.”

Merkt u dat zelf?

Catthoor: “Ja. Ik zie toch ongelooflijk slimme studenten in het laatste jaar biomedische wetenschappen die erg pessimistisch zijn over hun toekomst. Die denken dat ze nooit een baan zullen vinden − terwijl de werkgevers studenten vaak al komen wegplukken voor ze hun laatste jaar hebben afgewerkt. Hun beeld van de toekomst is vertekend, daar spelen media en sociale media zeker een rol in.”

Media zijn te negatief?

Catthoor: “Laat ik het zo zeggen: kansen en opportuniteiten worden onderbelicht. En als jongeren een combinatie van tegenslagen ervaren − én bezorgdheid over het klimaat én een moeilijke scheiding van hun ouders − kan dat tot problemen lijden.”

Daeseleire: “Wie zich te veel zorgen maakt over verschillende zaken, kan overmatig gaan piekeren. Daardoor ga je slecht slapen, waardoor je niet meer voldoende energie hebt om je ’s avonds nog met je vrienden te amuseren. Dat kan een vicieuze cirkel worden.

“Je mag idealistisch zijn en bezorgd zijn over de toekomst van de planeet, maar het is goed als je het evenwicht probeert te bewaren: nog een interessant boek lezen over het klimaat of toch maar eens uitgaan met de vrienden? Kies vaak genoeg het laatste.”

Catthoor: “Sociale contacten zijn het meest corrigerende wat er bestaat.”

Daeseleire: “Verbinding voelen met mensen. En ook andere denkbeelden dan die van jezelf horen, is heel belangrijk. Zodat je niet altijd je eigen doemdenken bevestigt en blijft voeden, bijvoorbeeld.”

Dan klopt het wat psychiater Dirk De Wachter zegt: je hoeft niet altijd naar een hulpverlener. Veel kun je oplossen door een gesprek met vrienden.

Catthoor: “Voor gezonde mensen klopt dat, ja. Natuurlijk heeft iedereen soms besognes, krijgt iedereen weleens een tik in het leven. Maar een gezonde mens kan dat corrigeren, onder meer door sociaal contact met vrienden. Maar als je kwetsbaar bent, gaat dat niet op. Tegen mensen die hulp nodig hebben, mag je niet zeggen: los het zelf maar op.”

Daeseleire: “Absoluut. Ik ga akkoord dat we mensen niet te veel mogen pamperen of pathologiseren. Het is belangrijk om alles in het juiste perspectief te zien, en de luchtigheid van het leven is ook cruciaal. We hebben veel gezonde jongeren, laten we dat zeker ook benadrukken. Maar wie hulp nodig heeft, moet die wel kunnen krijgen.”

'Een gevaarlijke evolutie zijn de coaches die als paddenstoelen uit de grond rijzen. Er is geen enkele kwaliteitscontrole op die sector.'Beeld Anton Coene

Wat vindt u van de opdeling in neurodivergente en neurotypische mensen?

Catthoor: “Ik vind dat lastig, eerlijk gezegd. Iemand die bijvoorbeeld echt hoogbegaafd is, zo extreem slim dat hij voortdurend op het randje van de overprikkeling balanceert: is die persoon dan neurodivergent? Ik denk veeleer: die persoon zit op het einde van een spectrum, en heeft misschien soms last van die hoogbegaafdheid, maar kan die tegelijk ook als een grote kwaliteit ervaren. Ik zou labels reserveren voor ernstige psychiatrische aandoeningen, en dus niet te snel over neurodivergentie spreken.”

Wat zijn die aandoeningen?

Catthoor: “Psychose, bipolaire stoornis, depressie, borderline, autisme − die zeker.”

En ADHD?

Catthoor: “Nee, dat zou ik geen stoornis noemen. Ik ken iemand die sportleerkracht is, een heel dynamische en sympathieke man met enorm veel energie. Die geeft nog les bij drie sportclubs en speelt basket op professioneel niveau. Die man heeft ADHD, maar die zit zo in elkaar. Voor hem is dat een kwaliteit. Hij is ook erg begaafd in sociaal contact.”

Daeseleire: “Ik zou het ook geen stoornis noemen. In bepaalde contexten kunnen mensen met ADHD juist goed gedijen: in jonge, dynamische bedrijven waar iedereen mee moet in een creatieve drive en waar je van de hak op de tak moet kunnen denken, bijvoorbeeld. Andere mensen gedijen beter in een rustige context, werken bijvoorbeeld liever thuis.”

Catthoor: “Akkoord. Voor sommige mensen was de lockdown tijdens de pandemie een catastrofe, voor anderen een zegen. Ik begrijp niet dat werkgevers willen dat iedereen weer zo veel mogelijk naar de werkplek komt. Voor sommigen is thuis werken echt beter.”

En met ADHD hoef je niet per se aan de rilatine?

Catthoor: “Dat moet voor elk individu afzonderlijk worden bekeken. Maar laten we niet te veel vormen van gedrag pathologiseren. Dat zou echt fout zijn.”

Daeseleire: “Wat niet mainstream is of niet in het plaatje past, is niet per se een ziekte. Diversiteit maakt het leven rijker, dus laten we inderdaad mensen geen ziekte aanpraten. Laten we liever contexten zoeken waarin mensen kunnen gedijen. En soms contexten ook aan bepaalde kwetsbaarheden aanpassen.”

Wat met autisme? Is het nuttig om je daarvoor op latere leeftijd te laten testen?

Catthoor: “Als je 50 geworden bent en nog nooit bent uitgevallen, in geen enkel domein van het leven, als je gestudeerd hebt, altijd gewerkt hebt, langdurige relaties hebt gehad, een gezin hebt gesticht, nog nooit juridische problemen hebt gehad, maar mensen zeggen weleens dat je een soort handleiding hebt, dan zou ik denken: waarom zou je je willen laten onderzoeken? Dat heeft geen zin.”

Wanneer heeft het wel zin?

Catthoor: “Als je na elke proefperiode op een werkplek weer moet vertrekken, als je niet in staat bent om langdurige relaties aan te gaan, als je vaak in situaties verzeild raakt waarbij je voelt dat mensen je gedrag niet aanvaarden, als je geen intieme vrienden hebt, behalve één iemand die je verdraagt − ja, dán zou ik zeggen: oké, laat je eens testen.

“Maar als je niet lijdt, heeft het geen zin om je te laten testen of in therapie te gaan. Sorry, maar daar dient de geestelijke gezondheidszorg niet voor.”

Daeseleire: “En daar hoeft geen belastinggeld naartoe te gaan. Het is wel aangenaam om elke week eens te reflecteren over de manier waarop je in elkaar zit, dat is leuk, maar daar dient onze terugbetaalde hulpverlening inderdaad niet voor. En iedereen heeft mindere dagen, ook dat is niet bijzonder. Het leven bestaat uit golven, omhoog en omlaag. Pas als je die golven niet meer kent, en geen pieken of dalen meer kent, heb je een probleem. Bij een depressie is alles grijs, je kunt zelfs niet meer huilen.”

Is er niet veel kwakzalverij op de markt?

Catthoor: “Wat ik gevaarlijk vind, zijn de coaches die als paddenstoelen uit de grond rijzen. Er is geen enkele kwaliteitscontrole op die sector, en zij begeleiden mensen met narcisme of autisme − die twee zaken, vooral. Het zijn vaak mensen zonder opleiding die vragen krijgen van hun vrienden en op den duur denken dat ze geschikt zijn om mentale klachten of stoornissen te behandelen. Terwijl je daarvoor goed opgeleid moet zijn.”

Er is ook een populaire psychiater die bedenkelijke theorieën verspreidt: Gabor Maté. Volgens hem is haast alles een ‘copingmechanisme’, ook verslaving: een soort aanpassingsgedrag na een trauma in de kindertijd.

Catthoor: “Ik ken de man, en hij is een soort goeroe. Wat hij zegt is niet juist. We kennen de neurobiologie van de verslaving ondertussen toch vrij goed. En er zijn mensen die heel gezond ter wereld zijn gekomen, geen enkel betekenisvol trauma meemaken en toch op de meest gruwelijke manier verslaafd raken.

“Het direct verband dat Maté legt, is er niet. Wel is het natuurlijk zo dat een trauma als brandversneller kan werken. Trauma maakt onderliggende kwetsbaarheden groter, dat is zo. Bij psychose is dat goed onderzocht.”

Het probleem is dat je op den duur uitkomt bij mensen die zeggen dat ook kanker het gevolg is van een traumatische ervaring.

Daeseleire: “Dan gaan we inderdaad terug in de tijd. Het is ooit zo geweest dat men mensen met kanker ervan overtuigde dat ze hun ziekte zelf hadden veroorzaakt, door niet aan hun psychische problemen te werken. Zulke verkeerde ideeën circuleren ook volop op het internet. Het is erg belangrijk om goede hulp te zoeken, bij iemand die goed opgeleid is en van geval tot geval kan beoordelen wat er precies aan de hand is en hoe de beste behandeling eruitziet. Iemand die indien nodig ook kan doorverwijzen.”

Kan dezelfde ziekte een verschillende behandeling vergen?

Daeseleire: “Soms wel. Neem burn-out. Bij sommige patiënten is het belangrijk dat je hen het best helpt door hen te laten beseffen dat ze er echt een tijdje tussenuit moeten. Anderen moet je op het juiste moment een duwtje geven om weer aan het werk te gaan. Iedere casus verschilt, dus je moet steeds op maat werken en het eventueel met collega’s bespreken. Eigenlijk zouden de universiteiten, de klinische wereld en media moeten samenwerken om correcte informatie te verspreiden.”

Om te eindigen waar we begonnen zijn: psychiaters en psychologen zijn zelf soms beschroomd om een collega op te zoeken?

Catthoor: “Op dat vlak zijn wij net zoals andere mensen.”

Daeseleire: “Ik heb nog mee aan de wieg gestaan van het project ‘Dokters voor dokters’. Twee jaar geleden is een vergelijkbaar initiatief genomen: ‘Psy voor psy’, waar psychologen een psycholoog kunnen vinden. Het kan goed doen om ook eens in de andere stoel te zitten, dat heb ik zelf al ondervonden.”

Catthoor: “Psychiaters en psychologen zijn hoopgevers. Wij vertellen patiënten dat het beter zal worden, dat we er samen door raken. Die reflex hebben we ook naar onszelf: we weten dat een slechte periode niet blijft duren. Alleen leggen we voor onszelf de grens misschien te ver en wachten we net een beetje te lang om dan toch hulp te zoeken.”

Wie vragen heeft rond zelfdoding, kan terecht op de Zelfmoordlijn via het gratis nummer 1813 of op www.zelfmoord1813.be.