© Jip van den Toorn, rr

Antwerpse student over homofobie: “Toen hij vlak bij ons was, spuwde hij op onze schoenen”

De Antwerpse student Jasper Van Steenbergen krijgt vaak te maken met homofobie. Bij elk incident waren jongeren met een migratieachtergrond betrokken. In een opiniestuk in De Standaard legt hij uit hoe voor hem hand in hand lopen vaak een risico is.

Jasper Van Steenbergen

Wie? Jasper Van Steenbergen, student rechten.

Wat? Iedereen moet zijn verantwoordelijkheid opnemen om homofobie aan te pakken: de homo­gemeenschap zelf, de media en de politiek.

Mijn vriend en ik vormen al twee jaar een gelukkig stel. Beiden zijn we geboren en getogen in Antwerpen. Ikzelf studeer rechten en mijn vriend is arts. Wij zijn al tientallen keren het slachtoffer geweest van verbale agressie vanwege onze geaardheid. Gelukkig zijn we nog nooit fysiek aangevallen, al heeft het vaak weinig gescheeld.

Afgelopen zomer liepen wij rustig op straat in de buurt waar we wonen, het Antwerpse Zuid. Bewust hielden we elkaars hand niet vast, na enkele voorgaande in­cidenten. We waren bijna op de Leien, toen twee meisjes onze richting uitkwamen. Net wanneer ze ons voorbij stapten, riep een van hen: “Vuile janetten”, waarna ze gewoon voortwandelden.

Mijn partner en ik stopten en keken naar hen. Op dat moment keken de meisjes ook achterom. Ze waren verbaasd dat we durfden te stoppen. Ze keerden terug. Toen ze opnieuw bij ons stonden, begonnen ze te roepen en te schelden: “Jullie zouden beter dood zijn” en “Jullie gaan naar de hel”. Ook slingerden ze allerlei zaken in het Arabisch naar ons hoofd. We verstonden die niet, maar het leken geen complimenten. We zwegen. Met open mond luisterden we naar zoveel haat tegenover ons.

Een kat een kat noemen

Vorige week waren we op stap in de Huidevetterstraat in Antwerpen. We hielden nog eens elkaars hand vast, na enkele ­weken geen incident meer te hebben meegemaakt. Er kwam een jongeman onze richting uit. Ik zag hem met open mond naar ons kijken. Toen hij vlak bij ons was, spuwde hij op onze schoenen. Hij wandelde door, maar riep ons nog na: “Vuile janetten.” Dit op een fijne woensdagnamiddag, tussen winkelende mensen.

Ik ben bedroefd dit te moeten zeggen, maar telkens als we zo’n incident mee­maken, is het met jongeren met een migratieachtergrond. Ik wil niet veralgemenen, maar wil wel een kat een kat noemen.

Ik geloof in de multiculturele samen­leving, waarin iedereen zichzelf kan zijn, en iedereen gerespecteerd wordt. De samen­leving zal multicultureel zijn, of ze zal niet zijn, daar sta ik volledig achter. We zullen met elkaar moeten samenleven, of we dat nu willen of niet. Wanneer vrienden me aanspreken over een voorval van homo­fobie met allochtone jongeren, ben ik degene die nuanceert. Want in dit debat is nuance erg belangrijk.

© Jip van den Toorn

Het is het recht van iedereen om tegen LGBT’s te zijn en om homoseksualiteit afschuwelijk te vinden. Het is zelfs ieders recht om openlijk voor die mening uit te komen. Dat is het recht op vrijheid van ­meningsuiting, een belangrijk grondrecht in onze liberale samenleving.

Maar om deze samenleving mogelijk te maken, is er een minimum aan wederzijds respect nodig. Ik ben er zeker van dat ook heel wat mensen zonder migratieachtergrond tegen homo’s zijn. Maar ik ben nog nooit door een van hen uitgescholden op straat. Dat is een feitelijke vaststelling.

Historisch bescheiden

Waar loopt het mis? Heeft het met opvoeding te maken, zowel thuis als op school? Zou dit gebrek aan respect kunnen duiden op een kloof tussen een steeds meer laïciserende samenleving enerzijds en de geloofsgemeenschappen anderzijds? Zou niet elke religie vooruitstrevend moeten zijn en strijden voor het goede in de samenleving?

Ook de holebigemeenschap kan iets doen. Alle LGBT’s moeten elk voorval van homofobie melden. De ­media kunnen helpen, door dit onderwerp blijvend op de agenda te zetten. Naar aanleiding van de aanslag in de homodiscotheek in Orlando op 12 juni 2016 werd in De afspraak op Canvas gedebatteerd met Aaron Malinsky en Brahim Laytouss over de verantwoordelijkheid van hun religie. De laatste vraag van presentator Bart Schols luidde: “Stel dat uw zoon naar u komt en zegt “Ik ben homo’, zou u dat aanvaarden?” Geen van beide heren gaf een antwoord. Vat dit de hele problematiek niet samen, zoals Schols zelf suggereerde?

Schitterende projecten zoals de studentenvereniging Mahara in Antwerpen en Muslinked (en er zijn er nog veel meer) zouden kunnen helpen deze problematiek beter bespreekbaar te maken.

We moeten historisch bescheiden zijn, want het homohuwelijk is niet zo lang geleden goedgekeurd. In de regering van 1995 was het nog onmogelijk om een consensus te bereiken. Het was pas in 2003, onder de paarse regering van Guy Verhofstadt (Open Vld), dat het homohuwelijk er kwam. 2003, dat is gisteren.

Toch voel ik mij in de steek gelaten door de politiek, ook door de progressieve partijen. Maar laten we deze discussie op een positieve manier voeren, zonder bang te zijn van de soms niet zo fraaie realiteit. Deze discussie zou elke vorm van politiek moeten overstijgen. Dit gaat niet over links of rechts, dit gaat over elementair respect voor uw medeburger. Laten we samen, hand in hand, streven naar een verdraag­zame samenleving, waarin iedereen gerespecteerd wordt, ongeacht zijn afkomst, religie, gender of geaardheid.

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Keuze van de Redactie

MEER OVER