Column Adrian Verbree: Wonder boven wonder?
Toen hij zag dat Petrus en Johannes de tempel wilden binnengaan, vroeg hij om een aalmoes.
Handelingen 3:3
Het ND van 3 mei jongstleden bood een verslag van het katholiek-charismatische Celebrate Festival. ‘Tot eer van Jezus het water in’, kopte het artikel. Het voelde goed te lezen dat priester Koos Smits benadrukte dat het waterbad van een aantal dames geen doop mag heten. Het is een antwoord op de als baby ontvangen doop. Vorig jaar weigerde hij tijdens hetzelfde festival de wens te vervullen van deelnemers die de doop van een nog ongedoopte jongen zo mooi vonden dat ze zelf ook opnieuw gedoopt wilden worden. Smits: ‘Maar dat kan niet. Je kunt maar één keer de doop ontvangen, het is een geschenk van God.’ Amen.
Minder gelukkig was de preek van de evangelisch-protestantse Wim Hoddenbagh. Hoddenbagh ging in op het wonder uit Handelingen 3, de genezing van een verlamde die een vaste bedelplek had bij de zogenaamde ‘Mooie Poort’ van de tempel. Petrus en Johannes hebben geen goud of zilver, maar maken de naam van Jezus tot pasmunt. In Jezus’ naam zetten ze de vanaf zijn geboorte verlamde man op zijn voeten. Hoddenbagh: ‘Maar die genezing is niet het grootste wonder dat hier gebeurt. Het echte wonder gebeurde bij Petrus en Johannes, die de man al keer op keer hadden zien zitten, maar die nu, nu ze de Geest hadden ontvangen, die verlamde man pas echt zagen.’
Wonder boven wonder dus. Ik geloof er niets van. Wat hier voor bijbeluitleg moet doorgaan, is niet meer dan het resultaat van slecht lezen, fantaseren en niet doordenken. Lees zelf Handelingen 3 en u ziet dat Petrus en Johannes de man niet eens in beeld hebben. De man heeft oog voor hén en trekt expliciet hun aandacht. Hij vraagt om geld. Dán pas richten Petrus en Johannes hun blik op hem (vers 4). Hier kun je stoppen: Hoddenbagh heeft gewoon zijn exegetisch huiswerk niet gedaan.
Maar denk nog even door. Het lijkt me een redelijke aanname dat Petrus en Johannes in hun jaren met Jezus meer dan eens ook door de Mooie Poort de tempel zijn binnengekomen. Ze kunnen dan deze invalide hebben gezien. Maar wie kan zeggen dat zij toen geen oog voor hem hadden? Als dat lukraak van hen kan worden beweerd, hoe zit het dan met Jezus? Heeft Jezus die man dan ook keer op keer niet echt gezien? Dat zal Hoddenbagh vast niet willen beweren. Toch moet ook Jezus de man ‘keer op keer’ voorbijgelopen zijn. Kortom: we hebben geen flauw idee van wat er door Petrus en Johannes heengegaan is zo zij deze man al eerder opmerkten.
Ik leg hier de vinger bij omdat dit soort ‘bijbeluitleg’ vandaag helaas geen uitzondering is. Hoddenbagh levert een schoolvoorbeeld van het als kapstok gebruiken van een tekst voor iets wat die tekst niet zegt. Hij wil een verhaal vertellen over wat de Geest bewerkt. Prima, maar daarvoor laat hij de bijbeltekst buikpreken. Dan gebeuren er bijzondere dingen. Geen wonder.