Hoe is het écht om transgender te zijn? “Ik zal me altijd minder vrouw voelen dan een echte vrouw”

Ze zag haar transgender-zijn lang als een kanker die moest worden uitgeroeid. Tot nu. Nu heeft ze een nieuw lichaam, “waar ze blij mee is”. Maar vraag de knappe A. (20) niet of ze ook gelukkig is. “Daar kan ik geen ja op antwoorden. Het komt er nu op aan mijn plaats in de maatschappij te zoeken.” Vanaf vanavond is ze met vier anderen te zien in ‘M/V/X’ op Eén.

Benjamin Praet

“Transgender zijn, het is niet iets waar ik trots op ben. Ik heb het lang gezien als een ziekte, als een kanker die je moet genezen. Sommigen ­organiseren een babyborrel na het afronden van hun transitie, om hun wedergeboorte te vieren. Maar ik vind dat niets om te vieren. Ik heb vaak gedacht: Was ik maar homo. Dat zou de zaken makkelijker hebben gemaakt.”

© Marc Gysens

Ze omschrijft haar jonge zelf als een ventje dat graag in glitterjurkjes rondliep. Een die ‘het’ altijd al wist. Nu is A. een knappe, twintigjarige vrouw uit Deinze die studeert voor leerkracht biologie en Engels. Niets verraadt dat ze een geslachtsoperatie achter de rug heeft; haar transitieproces is vol­ledig afgerond. Ze is naar eigen zeggen “blij met het lichaam dat ze heeft gekregen”. “Maar of ik ook ­gelukkig ben? Daar kan ik geen ja op antwoorden. Ik denk wel dat me dat ooit lukt. Het komt er nu vooral op aan mijn plaats in de maatschappij te zoeken. Daar ben ik nog niet.”

Ze voelt zich wel “minder vrouw dan eender welke andere vrouw”. “Minder vrouw dan een échte vrouw. Omdat ik bijvoorbeeld nooit zwanger zal kunnen worden. Ook al wéét ik dat ik nu een vrouw ben. Ik moet mijn lichaam in mijn hoofd alleen nog kunnen linken aan mezelf. Ik moet de kijk op mezelf zien te veranderen. Maar dat zal nooit helemaal weggaan.”

Tranen

A. kon steeds rekenen op de steun van haar familie. Ze prijst zich gelukkig, want ze weet dat het vaak anders is. Vooral met haar grootmoeder – “mémé” – heeft ze een goede band. “Dat was altijd al zo, maar mémé had het aanvankelijk wel moeilijk met de situatie. In het begin, toen ze me als jongen in vrouwenkleren zag, liepen de tranen soms over haar wangen. Wat gaan de mensen zeggen?, vroeg ze dan. Niet omdat ze zich iets aantrok van roddels en achterklap, maar omdat ze te doen had met mij. Ze was bang dat de samen­leving me geen faire kans zou geven. Dat was pijnlijk om te zien.”

Toen A. veertien was, werd het proces opgestart. Jong, maar niet uitzonderlijk. Op haar zestiende kreeg ze voor het eerst vrouwelijke hormonen. “In de aanloop daarnaartoe ben ik een jaar gevolgd door een psycholoog. Die moest uiteindelijk oordelen: dit is geen ­bevlieging, of iets wat overwaait. Dat is niet vanzelfsprekend als je een puber bent. Je hebt de problemen waar iedereen op die leeftijd mee worstelt, en daar komt het transgender-zijn bovenop. Maar wachten was geen optie. Ik veranderde toen net van school en daar kon ik starten tussen mensen die mij nooit als jongen hadden gezien.”

Gebrek aan informatie

“Als er problemen zijn in de omgang met transgenders, zijn die vaak te wijten aan een gebrek aan informatie”, besluit ze. Vandaar haar deelname aan de docureeks. “Maar ik geef toe: als ik ­iemand leer kennen, vertel ik het ook niet meteen. Wel als ik voel dat het serieus wordt en er misschien een relatie inzit. Dan heb ik liever iemand die daar goed mee om kan. Want makkelijk is dat niet altijd: mijn vorige vriend werd er voortdurend op aangesproken. Dan weet ik weer dat er nog werk is in Vlaanderen.”

INFO

M/V/X

21.30 uur, Eén