Commentaar: Armeense genocide
Het is niet zonder betekenis wanneer de Nederlandse regering op 24 april aanwezig zal zijn in Jerevan, om de vermoorde Armenen te herdenken. Deze week zal de Tweede Kamer, naar verwachting, een tweetal moties van Joël Voordewind (ChristenUnie) aannemen over deze volkerenmoord.
Want daarover zijn vrijwel alle geleerden het eens. Wat in de jaren tussen 1915 en 1923 gebeurde met de Armenen in het Ottomaanse Rijk (Turkije), was resultaat van het vooropgezette plan een volk uit te roeien. Betrouwbare schattingen van het aantal Armeniërs dat tijdens de deportaties en dwangarbeid is omgekomen, lopen tussen de een en anderhalf miljoen.
Paus Franciscus bestempelde deze volkerenmoord, een eeuw na het begin ervan, als ‘de eerste genocide van de twintigste eeuw’. Na de moord op de Joden, de Holocaust, is de Armeense genocide het meest bestudeerd en gedocumenteerd.
Wat is dan het probleem om dit beest bij de naam te noemen? Dat heeft alles te maken met de trots van Turkije. Turkije ontleent aan de ontkenning van de volkerenmoord een deel van zijn identiteit. Die opstelling heeft geleid tot een macaber woordenspel. In plaats van volkerenmoord wordt gesproken van de ‘Armeense kwestie’. De Nederlandse regering houdt zich al jaren wat op de vlakte in deze beladen kwestie. Ze spreekt van ‘de kwestie van de Armeense genocide’. Terecht zei Voordewind dat bij een herdenking van zo’n gruwelijke gebeurtenis niet een kwestie maar mensen worden herdacht. Recht doen aan de slachtoffers is een daad van gerechtigheid. Zonder erkenning van de feiten is een verwerking van die episode niet goed mogelijk.
De moties van Voordewind kunnen op brede steun rekenen vanuit de Kamer. Hij heeft zich na zorgvuldig lobbyen verzekerd van steun van coalitiegenoten. Daardoor neemt de druk op de regering flink toe.
Het argument van de regering om níét tot erkenning van de Armeense genocide over te gaan, is dat ze zich niet wil mengen in een zaak van internationaal strafrecht. Veel andere landen, waaronder grote als Frankrijk en Duitsland, kennen die schroom niet. Turkije zal ongetwijfeld met veel misbaar op zo’n uitspraak van de Nederlandse regering reageren. Maar die woede ebt wel weer weg.
Juist nu is de relatie tussen Nederland en Turkije op een dieptepunt beland. Na de diplomatieke rel van maart 2017 zijn de ambassadeurs over en weer teruggetrokken. Wellicht is dat een goed moment om door de zure appel heen te bijten niet langer halfbakken termen te gebruiken, maar recht te doen aan de geschiedenis. En daarmee aan de slachtoffers ervan.
de mening van het Nederlands Dagblad