camera closecorrect down eyefacebook Het Nieuwsblad nextprevquote share twitter video

  

17 procent Vlamingen krijgt burn-outsymptomen

Arbeider meer vatbaar voor burn-out dan directeur

Eén op de zes werkende Vlamingen loopt risico op of lijdt aan een burn-out. En, opvallend: het risico ligt veel hoger bij arbeiders dan bij directieleden. Dat blijkt uit een grootschalig onderzoek van de KU Leuven naar burn-outs in Vlaanderen. De onderzoekers hebben nu een vragenlijst opgesteld waarmee u zelf kunt nagaan of u in de gevarenzone zit.

De burn-out-checklist “Burn-out is als een kikker in warm water”

Directieleden hoeven zich weinig zorgen te maken, want uit een grootschalig onderzoek van de KU Leuven blijkt dat in die groep maar 1 procent kampt met een burn-out. Zes procent zit in de gevarenzone. Verontrustender is dat bij arbeiders meer dan 13 procent met een burn-out te maken krijgt. Onder meer het opleidingsniveau blijkt daarbij een rol te spelen: hoe lager je geschoold bent, hoe groter de kans op een burn-out. Daarnaast loopt wie tussen 18 en 34 jaar oud is het meeste risico. Tussen mannen en vrouwen en voltijd of deeltijds werk, blijkt dan weer weinig verschil te zitten.

Om tot die conclusies te komen nam een team van de KU Leuven 1.500 Vlamingen, mét en zonder burn-out, onder de loep. Hun onderzoek wees uit dat in totaal 460.000 Vlamingen in de gevarenzone zitten of lijden aan een burn-out. Het riziv schat dan weer dat 28.000 Vlamingen thuis zitten met een burn-out. “Maar het cijfer van het riziv is een serieuze onderschatting van het probleem”, zegt professor arbeidspsychologie Wilmar Schaufeli. “Uit ons onderzoek blijkt dat ongeveer 1 op de 6 werknemers in de gevarenzone zit of een burn-out heeft. Vlamingen blijven dus doorgaan en zoeken veel te laat hulp. Nochtans is een beginnende burn-out relatief makkelijk te verhelpen. Maar hoe langer het aansleept, hoe moeilijker je er weer uit komt.” Het komt er dus op aan de symptomen op tijd te herkennen.

Vage omschrijving

Uit het onderzoek blijkt ook dat artsen en psychologen het moeilijk hebben om een burn-out te definiëren, en om te bepalen of iemand nu met een burn-out kampt of een andere psychologische aandoening. “We zien dat een burn-out altijd werkgerelateerd is. Andere factoren, zoals de thuissituatie, kunnen wel invloed hebben maar de kern ligt bij het werk”, zegt arbeidspsycholoog Hans De Witte. Een job met te veel werkeisen, te weinig autonomie of sociale steun en een gebrek aan recuperatietijd, geeft de hoogste kans op een burn-out.

Om meer duidelijkheid te creëren, heeft het onderzoeksteam een vragenlijst met 23 vragen kunnen opstellen: de ‘Burn-out Assessment Tool’. Daaruit komt een score tussen 1 en 5. Die score wordt dan vergeleken met de rest van Vlaanderen en kan aangeven of een persoon in de risicozone zit of al een burn-out heeft. Bedrijven kunnen voortaan van de vragenlijst gebruikmaken om de risico’s in hun bedrijf in te schatten. Maar ook artsen en psychologen kunnen ermee aan de slag om burn-outs vast te stellen.

In principe kan elke Vlaming de vragen online terugvinden, maar toch is zelf-diagnose niet aangewezen.

  

De burn-out-checklist

De vragen op de lijst zijn in vier categorieën onderverdeeld die een burn-out bepalen: uitputting, mentale afstand op het werk, cognitieve ontregeling en emotionele ontregeling. Bij elke stelling kan je kiezen tussen vijf antwoorden: “nooit”, “soms”, “af en toe”, “vaak” en “altijd”. Zo wordt een eindscore bepaald. Deze twaalf stellingen staan op de lijst van 23.

Op het werk voel ik me geestelijk uitgeput.

Alles wat ik doe op mijn werk kost mij moeite.

Ik raak maar niet uitgerust nadat ik gewerkt heb.

Ik kan geen belangstelling en enthousiasme opbrengen op mijn werk.

Op mijn werk denk ik niet na en functioneer ik op automatische piloot.

Ik voel een sterke weerzin tegen mijn werk.

Op het werk kan ik mijn aandacht moeilijk bijhouden.

Tijdens mijn werk heb ik moeite om helder na te denken.

Ik ben vergeetachtig en verstrooid tijdens mijn werk.

Op het werk heb ik het gevoel geen controle te hebben over mijn emoties.

Ik herken mezelf niet in de wijze waarop ik emotioneel reageer op mijn werk.

Tijdens mijn werk raak ik snel geïrriteerd als de dingen niet lopen zoals ik wil.

Arnout Van den Bossche  BELGAIMAGE

“Burn-out is als een kikker in warm water”

Comedian Arnout Van den Bossche (45) kreeg enkele jaren geleden af te rekenen met een burn-out.

“Ik was naar een bos gereden. En toen ik daar liep, besefte ik: het is niet oké. Ik nam alles zo serieus, ik bekeek alles negatief, ik ging op automatische piloot. Nieuwe shows maken bleef ik maar uitstellen. Ik voelde gewoon hoe mijn persoonlijkheid veranderde. Ik was mezelf niet meer. Nochtans deed ik mijn droomjob. Ik begreep het niet”, vertelt hij. Nu kan hij die problemen wel kaderen. “Ik speelde toen vijf tot zes shows per week, ik deed heel veel kilometers. En ik was steeds alleen, dat weegt. Ik ben ook blijven doorgaan. Vergelijk het met een kikker in warm water: voor je beseft dat het water té heet is, zit je er al heel lang in en spring je er niet zomaar uit.”

Tot Van den Bossche een klik in zijn hoofd maakte. “Ik denk dat ik zes maanden tot een jaar ben afgegleden. Maar toen ik die klik in mijn hoofd gemaakt had dat er iets niet juist was, ging het weg. Al zal het niet voor iedereen zo simpel zijn. Ik heb het toen over een heel andere boeg gegooid. Ik heb Facebook verwijderd, ik ben collega’s gaan opzoeken in een co-workingspace, ik ben minder gaan optreden en vroeger gaan slapen. Zeker dat laatste heeft een enorm effect.”

Dat een op de zes Vlamingen te kampen krijgt met burn-outsymptomen, vindt Van den Bossche niet opvallend. “Mensen komen na mijn show (‘Burn-out voor beginners’, nvdr.) naar mij met hun verhalen. Ik hoor vooral dat het werk gedaan moet worden met veel minder mensen, van 10 naar 6. En binnen die zes zijn er dan met een groter verantwoordelijkheidsgevoel die meer werk op zich zullen nemen. Werknemers worden ook continu gecontroleerd. Calltakers, bijvoorbeeld: hoeveel telefoons kunnen ze afhandelen per uur en hoelang duren die gesprekken? Zulke dingen leiden tot heel weinig autonomie en een hoge werkdruk.”