Het onderzoek op basis van tellingen door Sovon Vogelonderzoek volgde in totaal 185 soorten. Daarvan zijn er 92 in aantal toegenomen en 83 afgenomen. Negen soorten bleven stabiel en van één soort is de trend onzeker.
De populaties van 59 soorten die bij voorkeur in moeras- en zoetwatergebieden broeden, zijn gemiddeld bijna drie keer zo groot geworden. Het gaat dan bijvoorbeeld om de grote zilverreiger en de brandgans. De toename is volgens het statistiekbureau vooral toe te schrijven aan soorten die voor het eerst of opnieuw in Nederland zijn gaan broeden. Denk aan de zeearend, oehoe en kraanvogel.
Sterkste daling bij boerenlandvogels
De sterkste daling is te zien onder de boerenlandvogels. Bij deze groep dieren daalde de populatie met 45 procent. Van de 27 soorten namen 21 soorten in aantal af. Het zijn vooral soorten die bij voorkeur in het open boerenland broeden, zoals de grutto, kievit en scholekster. Er zijn ook soorten die juist meer voorkomen, zoals de putter en roodborsttapuit.
Ook de populatie vogels die het liefst in duingebieden broeden nam af, met 40 procent. Dat gebeurde vooral voor 2010, door het dichtgroeien van open duinen. Sinds dat jaar is er sprake van herstel en in de afgelopen twaalf jaar nemen meer soorten toe dan af.
Allerlei factoren zijn bepalend voor het aantal vogels. Dat zijn bijvoorbeeld klimaat en weer, broedsucces en sterfte door bijvoorbeeld vogelgriep. Dat laatste was de belangrijkste oorzaak voor een daling van de populatie van de grote stern. Die daalde in 2023 met ruim 40 procent ten opzichte van het jaar ervoor.