Kinderpsychiater Peter Adriaenssens: "Respect van je kind moet je wel verdienen"
De Franse schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Dertig directe vragen, evenzoveel openhartige antwoorden. Vandaag: kinderpsychiater Peter Adriaenssens (63). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?
1. Hoe oud voelt u zich?
“Mijn leeftijd, 63. Ik word graag ouder. Iedere verjaardag is voor mij een echt feest. Ik sta te kijken van mensen die 40, 50 of 60 worden een half drama vinden. Het leven wordt toch alleen maar filosofischer, rijker van inhoud. En dat geldt tot het laatste moment. Alleen dementie kan daar een streep door trekken.”
2. Wat vindt u uw belangrijkste eigenschap?
“Loyauteit. Ik heb heel mijn leven gewerkt bij dezelfde werkgever, de Universiteit van Leuven. Ik heb er alles aan te danken. Natuurlijk heb ik andere aanbiedingen gekregen, maar veranderen van werkgever, daar denk ik zelfs niet aan. Al de ervaring die je opgebouwd hebt, al de kennis die je vergaard hebt, is wel dánkzij anderen. Ik behoor dus tot de generatie die fier is om te kunnen zeggen: ‘Ik werk daar al dertig jaar’.
“Ik ben ook trouw aan mijn gezin. Als je loyaal bent, aanvaard je dat het moeilijke deel uitmaakt van het goede. Daar wordt vandaag weleens al te snel aan voorbijgegaan.”
3. Wat is uw passie?
“Ik ben graag samen met mijn gezin, ik werk graag, ik kook graag, ik dans graag. Vorig jaar heb ik een openhartoperatie ondergaan en het ergste is dat ik niet langer een hele avond kan rock-’n-rollen. Ik kan twee nummers dansen, maar dan lig ik in de touwen. Ja, lachen jullie maar, zo reageren mijn cardiologen ook. (lacht)
“Volgens dokter Hendrik Cammu van de Universiteit van Brussel is dansen eigenlijk de beste cardiotraining. En het zorgt voor hechting, je pakt iemand vast en je moet je op elkaar afstemmen, elkaars ritme aanvoelen. Fantastisch, hè. (zwijgt even) En je raakt zo heerlijk, beestig bezweet.” (lacht)
4. Wat beschouwt u als uw grootste prestatie?
“Weet je, een grootse prestatie neerzetten is weinig mensen gegeven. Dat is ook geruststellend, vind ik. Je moet je inspannen en degelijk werk leveren, toewijding is belangrijk. Maar die druk om telkens beter en meer te presteren is nefast. Wat ik als psychiater gerealiseerd heb, vind ik geen prestatie. De samenleving heeft wel studies geneeskunde voor mij mogelijk gemaakt, een specialisatie tot kinderpsychiater, mijn job aan de universiteit. Weet je wat dat kost? Dat is een enorm cadeau van de samenleving. Het is dus niet meer dan logisch dat ik mijn job op een fatsoenlijke manier uitoefen.
“Mijn belangrijkste bijdrage vind ik mijn optimistische levenshouding in deze toch wel complexe tijden. Optimisme vanuit de ervaring van het leven. We hebben geen oorlog, we hebben de vrijheid om pijnlijke discussies te voeren. We komen uit een tijd waarin mensen hun mond moesten houden. Bij mij thuis in de living hangt een grote zwart-witfoto uit 1904 van mijn overgrootouders. Mijn overgrootvader was kraanman in de haven van Antwerpen. Die man, een ongeschoolde arbeider, heeft de estafette toch maar doorgegeven. Die foto hangt er ook opdat we ons allen verbonden zouden voelen: kijk, daar komen we wel vandaan! Kijk waar we nu staan! Debat, wrijvingen en conflict zijn nodig om onze samenleving verder te doen evolueren. Onze generatie praat, ook al is dat voor Vlamingen niet makkelijk. We hebben nog heel wat te leren op dat vlak. Hoe kunnen we respectvol met elkaar van mening verschillen? Maar tegelijk moeten we die vrijheid omarmen. We moeten trots zijn op de vooruitgang die we geboekt hebben.”
5. Wat was het gelukkigste moment in uw leven?
“De dag van mijn huwelijk. De dag dat we voor al onze vrienden stonden en hen toonden: vanaf nu gaan wij samen door het leven. Je partnerkeuze is voor mij de meest cruciale beslissing in je leven. Beroepshalve krijg ik vaak te maken met ouders die zeggen: ‘Met je kinderen moet je toch geluk hebben’. ‘Ja’, zeg ik dan, ‘en realiseer je je wel hoeveel geluk kinderen moeten hebben met hun ouders?’ Partners die uit elkaar gaan en er een vechtscheiding van maken: dat is ziek, dat is giftig. Giftig voor de ontwikkeling van jongeren.
“Sommige bejaarden betalen daar de prijs voor, ze krijgen geen bezoek meer van hun kinderen. ‘Schande hè, van die kinderen.’ Maar de relatie met je volwassen kind verdien je wel onderweg. En als je kind tot het besef komt dat je je onrechtvaardig of respectloos hebt gedragen, kun je er niet meer van uitgaan dat alles verzwegen en vergeten zal worden. Een jong kind kun je ervan overtuigen dat de andere partij geschift is, maar je kind wordt snel volwassen. En de langste tijd van je leven breng je door met je volwassen kind. En je volwassen kind heeft de capaciteit om met enige afstand na te denken en zich een oordeel te vormen. Daar moet je voor gaan!”
6. Welke kleine, alledaagse gebeurtenis kan u blij maken?
“Koken voor de bende, voor mijn vrouw en mijn vier dochters en hun mannen. Zalig. Samen tafelen, meer moet dat niet zijn. (lacht) Het heerlijke van deze tijd is dat keukens belangrijke plekken geworden zijn. De Jeroen Meusen, het zijn échte gezinspsychiaters.”
7. Wat is uw zwakte?
“Ik ben niet de beste om de leiding te nemen. Ik noem mezelf een goede tweede man. In de jaren 90 ben ik zeven jaar diensthoofd geweest van de afdeling kinderpsychiatrie. Ik vond dat hels, hels. Zorgen voor al die personeelsleden. Ik heb het ziekenhuis gevraagd om mij uit die functie te ontslaan. En dat is de aller-, allerbeste beroepsbeslissing in mijn leven.”
8. Wat is uw grootste angst?
“Dat iemand van mijn gezin zou sterven. Ik moet eerst heengaan. “Ik ben in zekere zin opgegroeid met het fenomeen angst. Mijn moeder is recent overleden. Zij was een heel joviale vrouw, maar ze was ook heel angstig. Toen ze 17 was, verloor ze haar vader en ze is altijd bang geweest dat ze ook jong zou sterven. Ze beschouwde het bijna als een fatum: ‘Wat zal er mij overkomen als ik 49 ben?’ Maar er gebeurde niets, ze is 86 geworden. (lacht) En dan kwam deel twee: wat nu? Nu kon het dus ieder jaar gebeuren. Van kindsbeen af heb ik dus wel veel nagedacht over leven in angst.”
9. Waarvoor wilt u vechten?
“Tegen onrecht. En ik kan je verzekeren dat ik na dertig jaar praktijk niet alleen vrienden heb. Als het over het belang van het kind gaat, zul je mij niet kunnen sussen. Ouders hebben trouwens alle baat bij een direct gesprek, ik wind er geen doekjes om.
“Het thema mensen- en kinderrechten is fundamenteel in mijn leven. Toen ik dertig jaar geleden begon, had ik er niet het flauwste idee van hoe wijdverspreid kindermishandeling in België wel is. Maar liefst 7.000 meldingen vorig jaar, en dit in een democratisch land. Om dan nog te zwijgen van de toenemende cijfers van partnergeweld waar kinderen getuige van zijn. (is even stil)
“Door al die miserie ben ik door de jaren heen toch ernstiger geworden. Als ik nu terugdenk aan mijn onderzoek naar seksueel misbruik in de Kerk, ben ik echt verzopen in honderden en honderden dossiers. Achteraf gezien ben ik erdoor getraumatiseerd geraakt. Ik had mijn omgeving nodig om te zeggen: ‘Nu moet je stoppen!’
“We hebben lang gedacht dat het meeste seksuele misbruik plaatsgrijpt binnen gezinnen. Incest. Daar zijn we vandaag helemaal niet meer zeker van. Misschien was het gezin wel het gemakkelijkst te onderzoeken. Hoeveel duizenden slachtoffers zijn er niet gevallen alleen al in West-Europa binnen de Kerk, het onderwijs, in tehuizen, in de sportwereld, enzovoort? Dat zijn massale cijfers die we niet gezien hebben.
“Misbruik gebeurt o-ve-ral. Wil iedereen zijn ogen eens opendoen? En toch werkt het niet zo. Dat leert de realiteit ook. Iedere keer heb je toch een soort van voorbeelddossier nodig. Dus ja, er is nog een lange weg te gaan. Maar het is zo’n belangrijke rechtzetting van de geschiedenis.”
10. Waar hebt u spijt van?
“Van alles wat ik niet of te laat gezien heb. Het is niet zo dat slachtoffers voor de eerste keer spreken als de waarheid naar boven komt. Ze hebben allemaal al pogingen gedaan, maar we zien of horen het niet. Voor de rest vind ik dat stommiteiten tot het leven behoren. We leren er ook uit.”
11. Wanneer hebt u voor het laatst gehuild?
“Twee keer in hetzelfde weekend, toen mijn moeder gestorven is en mijn dochter zei dat ze zwanger was.Dat was toch wel merkwaardig, een weekend van leven en dood. Toch bijzonder wat het leven soms verzint.
“Met ouder worden ween ik makkelijker. Het overvalt mij, soms zelfs en plein public. Dat vind ik vreselijk gênant. Ook bij patiënten is het al voorgevallen, maar heel zelden. Sommige verhalen zijn zo ziekmakend dat je weerstand breekt.”
12. Wanneer schrok u van uzelf?
“Ik zie één incident, heel lang geleden. We zaten op het strand en ik zag een man zijn kind voortdurend onder water duwen. Sommigen vinden dat lollig. Ik zag dat kind almaar happen naar lucht. Toen ben ik naar hem toe gelopen, al roepend!”
13. Bent u ooit door het lint gegaan?
“Nee.”
14. Welke kunstvorm beroert u het meest?
“Kunst an sich is belangrijk voor mij, de vorm doet er niet zozeer toe. Hier op het dak (van het Leuvense Vertrouwenscentrum Kindermishandeling, red.) staat bijvoorbeeld een Golem van Koen Vanmechelen. Jongeren kunnen er dossierstukken ingooien waarvan ze niet willen dat wij ze bewaren. De Golem is een symboolfiguur, een drager van verhalen. Kunst is belangrijk omdat ze een taal biedt voor twijfel. Voor het uiten van gevoelens die moeilijk verwoord kunnen worden. De gesproken taal wordt overschat. In onze samenleving ben je bevoordeeld als je goed kunt praten. Terwijl wij natuurlijk jongeren zien die muziek spelen of dansen om te tonen hoe ze zich voelen, maar het niet kunnen omzetten in woorden. In ons onderwijs heeft dat geen plaats. En dat is jammer.”
15. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?
“Ben ik gelovig? Ja, in de zin van: ik ben doordrongen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Die conventies vormen voor mij de grondwet van het bestaan, maar zijn natuurlijk voor een groot deel schatplichtig aan de christelijke cultuur. Aan die cultuur ben ik loyaal, ik voel mij er sterk mee verbonden. Maar met hoe Rome geloof interpreteert, wil ik niets te maken hebben.”
16. Wat biedt u de ultieme ontspanning?
“Dansen.”
17. Hoe kijkt u naar uw lichaam?
(lacht) “Goh, jongens. Ik vind het belangrijk om het te verzorgen, maar meer valt daar niet over te zeggen. Plus, ik draag een kostuum. (lacht) Ik vind dat je netjes moet zijn. Uit respect voor de anderen.”
18. Wat vindt u erotisch?
“Dansen vind ik erotisch, maar voor de rest heeft niemand daar zaken mee.”
19. Wat is uw goorste fantasie?
“Goh, op een bepaald moment heb je zóveel goorheid gehoord dat je er niet meer over kunt fantaseren. Ik kan bijvoorbeeld niet meer naar de film. Uit Slumdog Millionaire ben ik misselijk buitengelopen, mijn oren dichtstoppend. Geweld en machtsmisbruik zijn voor mij veel te reëel.”
20. Welk dier zou u willen zijn?
“Geen. Een pluchen.” (lacht)
21. Aan wie bent u schatplichtig?
“Aan zoveel mensen.”
22. Hoe was de relatie met uw ouders?
“Mijn vader was arts. Op mijn 12de ben ik begonnen met poppentheater, terwijl de kinderen van de collega’s van mijn vader tennisten of gingen golfen. (lacht) Mijn moeder heeft me daarin altijd gesteund. Een paar zussen deden mee. Als student werd het een Antwerps poesjenellentheater, dat vond mijn vader geweldig. Hij heeft zelfs meegespeeld. Dus ja, dat heeft wel voor een band gezorgd. Mijn vader was heel verbaal, humoristisch ook, meer rationeel, terwijl mijn moeder emotioneler in het leven stond. Maar ik had met beiden een goede verstandhouding.
“Nu ligt dat stil, maar we hebben met ons gezin twaalf jaar een gezinstheater gehad, we speelden jaarlijks in Mortsel op het wijkfeest voor sinterklaas.”
23. Aan wie hebt u leed berokkend?
“Zonder twijfel aan Tinny Mast, de moeder van de verdwenen kinderen Kim en Ken. Toen ik naast haar in de tv-studio zat bij Jan Van Rompaey, en zei dat ouders als hun kinderen van huis weglopen ten onrechte denken dat ze verdwenen zijn. Later vertelde ze mij: ‘Ja, ik zat naast u. En wie was ik, een volkse moeder, naast de expert?’ Maar zij had gelijk. Haar kinderen waren verdwenen en vermoord. Ik heb me daarvoor op de televisie verontschuldigd.
“En natuurlijk heb ik door het soort werk dat ik doe niet alleen vrienden. Sommige mensen reageren gekwetst, zijn razend, haten mij. (zwijgt) Dat hoort erbij.”
24. Welke eigenschappen waardeert u in anderen?
“Passie. Als iemand zich voor iets helemaal geeft, dat is zoveel waard. Wat het ook is, hè.” (stilte)
25. Hoe definieert u liefde?
“Ruimte. Ruimte geven en krijgen. Elkaar vrij laten, binnen verbondenheid, dat is de kunst. Ik voel mij serieel getrouwd. Je moet je als koppel continu heruitvinden.
“Ik vind het erg als jongeren zeggen: ‘Ja, mijn lief en ik zijn zeven jaar samen en we hopen dat het nog voor lang is.’ Hopen? Je moet godverdomme 200 procent zeker zijn als je met elkaar begint. Ja?! (lacht) Begin niet met: ‘wij hopen’. (windt zich geamuseerd op) Wij hopen wat? Wat? Waarom voeg je dat eraan toe? Je moet weten: liefde is een job; hè.”
26. Hoe wilt u bemind worden?
“Zoals ik net zei.”
27. Welk maatschappelijk probleem ligt u na aan het hart?
“Het belangrijkste probleem vind ik angst. Angst is een slechte raadgever. Angst genereert negatieve energie. Angst zet aan tot veel geweld. (denkt na) We zouden beter angstig zijn voor angst. Angst doet mensen kiezen voor eenvoudige oplossingen, terwijl de kracht van het leven in het complexe schuilt.
“Veel ouders zijn bang voor de toekomst van hun kind. Ze zien dat de wereld van morgen veel minder zekerheden biedt en wentelen hun eigen angsten en stress op hun kinderen af. Kinderen moeten vandaag presteren én op school én in hun hobby’s én in sociaal gedrag. Kinderen kunnen die druk niet aan. Je moet kunnen aanvaarden dat kinderen hun eigen tempo hebben om zich te ontwikkelen. Ouders willen hun kinderen beschermen tegen de hardheid van de wereld en moedigen hen dus aan om weerbaarder te zijn, dat heeft iets paradoxaals. Kinderen moeten de tijd krijgen om hun persoonlijkheid te ontplooien. Als je twintig jaar na datum terugkijkt naar een klasfoto, besef je dat je je in sommigen schromelijk hebt vergist. Heel stille kinderen zijn nu mondige volwassenen, of omgekeerd. Kinderen moeten hun ‘klik’ vinden, maar dat vraagt natuurlijk veel vertrouwen van de ouders. Je moet durven zeggen: ‘Ik voel mijn kind aan. Ik steun de dromen van mijn kind en we zien wel waar we komen.’ Het belangrijkste dat je je kind mee kunt geven, is je vertrouwen in zijn mogelijkheden. En ruimte om zijn plek te zoeken.”
28. Wat zoekt u op reis?
“Steden. Gevels. Al die mensen met hun natuurreizen. (lacht) Het is niet aan mij besteed. Oooo nee! Geef mij maar de stad, de auto’s, de drukte, terrassen! Parijs, veel verder hoeft de wereld niet te reiken.”
29. Hebt u zichzelf ooit betrapt op racistische gevoelens?
“Ik heb bij mezelf racisme moeten ontdekken, ja. Ben ik een racist? Zoals de meerderheid van de Belgen ben ik ervan overtuigd van niet.
“En dus was het heel confronterend om te moeten ontdekken: ik ben dat wel. Ik heb ook aan kansarmen, vluchtelingen, mensen in de marge, gezegd: ‘Als je uit je miserie wilt geraken, kun je dat’. Ik heb dat niet aangevoeld als uitsluiting. Dankzij mijn vak heb ik geleerd dat wij écht ongelijk geboren worden, op het vlak van capaciteiten, mogelijkheden, gezondheid, opvoeding, schoolkeuze. Ik heb mijn voorspoed te danken aan heel veel toevalligheden, heel veel zaken waar ik geen enkele persoonlijke verdienste aan heb. Ik kan er dus niet van uitgaan dat de ander een gelijke is en als hij een goede school aangeboden krijgt even ver kan geraken als ik. (zwijgt even) Die maakbaarheidsgedachte is discriminerend.”
30. Hoe werkt u mee aan een betere wereld?
“Zoals iedereen, door proberen mens te zijn. Ik werk vaak samen met de Belgische zuster Jeanne Devos in India. Veel mensen zouden vrijwilligerswerk willen doen, maar weten niet hoe daaraan te beginnen. Daarom pleit ik voor een vrijwilligersbank, een soort Tele-sociaal. Boodschappen doen, een paar uurtjes lesgeven, wat gezelschap houden, belangeloos. Het hoeft allemaal niet zo spectaculair te zijn.”