Philippe Muyters: “Blij dat Armstrong niet in volgwagen zit in de Ronde”

© Geert Van de Velde

Philippe Muyters (N-VA) is fier op wat hij als bestuurder van het wereldantidopingagentschap WADA al heeft bereikt. “Doping is vandaag iets ­negatiefs, terwijl het vroeger als vanzelfsprekend werd beschouwd.” Dat Wouter Vandenhaute uitgerekend dopingzondaar Lance Armstrong naar hier haalt op het moment dat heel de sportwereld inzoomt op Vlaanderens Mooiste, is dus een serieuze streep door de rekening. “Ik heb hem nog gebeld, maar het was te laat om hem nog op andere gedachten te brengen.”

Hannes Cattebeke en Kristof Bohez

Sport in de portefeuille houdt een minister jong. Het kabinet van Philippe Muyters (56) hangt vol met wedstrijdtruitjes en andere prullaria. Zijn ogen twinkelen als hij over den Antwerp spreekt. En zijn koershart slaat sneller bij het aanbreken van de heilige Vlaamse wielerweek. Alleen de spreekbeurt van de Amerikaanse oud-wielrenner en doping­zondaar Lance Armstrong, aan de vooravond van de Ronde van Vlaanderen, heeft een bittere bijsmaak.

Muyters is fier op het werk dat hij als vertegenwoordiger van de Europese sportministers al jaren levert binnen het Wereld Antidopingagentschap WADA. Dan komt de uitnodiging door Flanders Classics van de levenslang geschorste Texaan naar Vlaanderens Mooiste op zijn zachtst gezegd ongelegen. “Ik wil geen spreekverbod voor Armstrong. Het moet zelfs ongelofelijk interessant zijn om hem eens te horen. Maar koppel zijn komst niet aan de Ronde van Vlaanderen. De aanvankelijke aankondiging was dat hij niet alleen zou spreken op vrijdag, maar ook de Ronde in een volgwagen zou bijwonen. Dat gaf de indruk dat hij zou worden opgevoerd als een icoon en dat vond ik een fout signaal. Meteen na de aankondiging heb ik een hele tijd met Flanders Classics-baas Wouter Vandenhaute aan de lijn gehangen. Het was te laat om hem op andere gedachten te brengen. Maar het is goed dat Armstrong uiteindelijk zondag niét in een volgwagen van de directie zal zitten.”

© Geert Van de Velde

Begrijpt u dat Vandenhaute het risico neemt om een volksfeest als de Ronde te laten overschaduwen door dat evenement?

“Ik kan niet voor hem spreken. Maar ik weet wel dat hij er heel veel publiciteit mee heeft gescoord.”

Hij had gehoopt op 500 vips, maar uiteindelijk hebben er zich geen 400 ingeschreven. Is dat een teken aan de wand?

“Er zijn blijkbaar nog mensen die vinden dat Armstrong niet in de Ronde thuishoort. Ik merk ook een evolutie bij de renners zelf. Thomas De Gendt zegt dat hij er in de dopingtijden nooit zo bovenuit had kunnen steken als hij nu soms doet. Tim Wellens had op een bepaald moment een voorschrift kunnen krijgen voor een geneesmiddel, maar deed het bewust niet. Doping is vandaag iets negatiefs, terwijl het vroeger als vanzelfsprekend en noodzakelijk werd beschouwd. Ploegleiders die hun hele team verplichten om doping te nemen, vind je vandaag niet meer. Maar het Russische dopingschandaal heeft wel aangetoond dat er ook op grote schaal nog misbruiken kunnen worden georganiseerd.”

Chris Froome en Bradley Wiggins, beiden Tourwinnaars na het tijdperk-Armstrong, zijn eveneens in opspraak ­gekomen, door de medicijnen die ze lieten voorschrijven.

“We spelen nu wel veel korter op de bal. Dat Armstrong zijn Tours won op doping, is pas vele jaren later uitgekomen. Van Froome of Wiggins ga ik op dit moment niet zeggen dat ze schuldig zijn, maar wat Wiggins inroept, is toch heel vreemd. Hij heeft een middel genomen uit vrees dat hij mogelijk astma zou krijgen. Ofwel heb je astma en kan je daar iets tegen nemen, ofwel heb je geen astma en kan je het niet nemen.”

Vlaanderen wil het WK wielrennen in 2021 binnenhalen. Kan u daarvoor nog met Vandenhaute samenwerken?

“Absoluut. We verschillen van mening over Armstrong, maar dat wil niet zeggen dat ik op andere vlakken niet met hem kan samenwerken. Ook met mijn Russische collega kan ik nog door één deur.”

Echt?

“Ja. Ik was nochtans diegene die hem mocht gaan vertellen dat we hem uit de Foundation Board van het WADA zouden zetten. Hij was het er niet mee eens, maar we zijn wel nog altijd on speaking terms. Toen hij vorig najaar kwam pleiten om Rusland toch toe te laten tot de Winterspelen van Pyeongchang, heb ik geluisterd naar zijn argumentatie, maar hij wist ook dat we daar niet op zouden ingaan.”

Beschouwt u zichzelf als een antidopingstrijder?

“Absoluut. Ik ben fier wat ik daar bij het WADA al bereikt heb. Onder mijn Europese collega’s ben ik de antidopingspecialist.”

© Geert Van de Velde

Twijfelt u dan soms als men u vraagt om op een podium een prijs uit te reiken?

“Nee. Het is de taak van de dopingcontroleurs om uit te maken wie doping neemt. Ik ben daar om de winnaar te feliciteren. Als achteraf blijkt dat het met doping was, dan moet men die aanpakken. Maar op zo’n evenement ben ik altijd supporter. Ik kan niet neutraal naar een wedstrijd kijken. Meestal supporter ik voor de thuisploeg, want die nodigen mij uit. (schaterlacht) Behalve als het tegen den Antwerp is.”

Gaat u dinsdag kijken naar de Rode Duivels?

“Deze keer niet. Maar ik ga zo vaak mogelijk. Ik ben fan van de Rode Duivels.”

Dat is niet geheel volgens de N-VA-partijlijn.

“Zolang het niet kan voor de Vlaamse Duivels, supporter ik voor de Rode Duivels. We blijven rekening houden met een Vlaamse nationale ploeg, maar dat kan alleen als de splitsing eerst politiek een feit is.”

Uit een dossier van onze krant bleek vorige week dat ­vetbetaalde voetballers en hun club maar een habbekrats aan RSZ betalen. Veel politici, ook binnen uw partij, deden alsof hun neus bloedde.

“Ik vind dat we het daarbij niet kunnen laten. Voor de voetballers met hoge lonen, zoals Lukasz ­Teodorczyk, is het simpel: die moeten een even hoog percentage afstaan als alle andere werknemers. Maar als we de wet wijzigen, wil ik niet dat we alle sporters over dezelfde kam scheren. Er zijn ook profsporters met een veel kleiner contract, zeker buiten het voetbal. En wat gebeurt er met de kleine clubs die dankzij de bestaande regelgeving maar net het hoofd boven water kunnen houden? Zij mogen niet het slachtoffer worden van een andere aanpak.”

Is een progressieve RSZ-bijdrage voor professionele ­sporters een oplossing?

“We onderzoeken binnen onze partij het hele ­spectrum. De voorbije zestig jaar zijn er heel veel RSZ-koterijen gebouwd – ook buiten de sport. Maar we mogen dit geen eeuwen laten aanslepen. Ik wil hier werk van maken.”

De tegenstanders waarschuwen dat je topspelers minder makkelijk naar hier zal halen als je hun RSZ-bijdrage ­optrekt.

“Ik wil evenmin dat voetballers uit onze eerste klasse vluchten naar het buitenland omdat ze daar meer kunnen verdienen. Maar ook de club zou natuurlijk een hogere RSZ-bijdrage kunnen betalen. Het hoeft niet per se de speler te zijn. We moeten het eens goed bekijken en ook nagaan welke regelingen ze in andere landen gebruiken.”

Als minister van Werk wordt een van uw grote uitdagingen de krapte op de arbeidsmarkt. Steeds meer bedrijven ­klagen dat er vacatures blijven openstaan. Is dat een bedreiging voor onze economie?

“Ja. In eerste instantie is het natuurlijk fantastisch nieuws dat we al 31 maanden na elkaar minder werkzoekenden hebben. De vorige legislatuur moest ik elke maand aankondigen dat er meer werkzoekenden waren. Op het moment dat er weinig jobs waren, had het weinig zin om in te zetten op de langdurig werkzoekenden. Een werkgever gaat niet snel kiezen voor wie al drie jaar thuis zit. Maar nu komt het erop aan om ook de langdurig werkzoekenden nauwkeurig te screenen: kijken wat ze kunnen of kunnen aanleren, welk traject ze nodig hebben. En we vragen ook aan de werkgevers om feedback te geven over waarom bepaalde mensen niet worden aangeworven. Op die manier kunnen we die persoon veel gerichter helpen bij een volgende sollicitatie. Vandaag hebben we voor iedereen wel een instrument om hen te activeren. Het komt er alleen op aan om de juiste instrumenten in te zetten.”

© Geert Van de Velde

Volgt u het Steunpunt Werk dat zegt dat de werkgevers te kieskeurig zijn?

“Ja, al merk ik bij de werkgevers dat ze zich daar stilaan van bewust worden. Ze moeten afstappen van het idee dat ze witte raven gaan vinden. Als iemand niet 100 procent, maar 80 procent overeenkomt met een jobomschrijving, leer dan die andere 20 procent aan op de werkvloer in plaats van te blijven zoeken.”

Veel werkgevers wijzen op hun beurt naar langdurig ­werklozen die hun neus ophalen voor bepaalde jobs.

“Voor mij is het duidelijk. Als iemand echt zoekt, maar geen job vindt omdat de reguliere economie bijvoorbeeld te hoog gegrepen is, dan moeten we zoeken naar een job in de sociale economie of elders. Maar diegenen die niet willen, die moeten eruit. De werkloosheidsuitkering is een verzekering om een periode tussen twee jobs te overbruggen. Niet iets om op te blijven teren.”

In 2014 durfden weinig mensen er nog geld op te verwedden dat u opnieuw minister zou worden, zeker niet nadat u ­verklaard had dat u dat was beloofd.

“Maar voilà, ik ben het toch geworden. (lacht) Ik denk dat ik genoeg positieve kaarten op tafel kon leggen. En ik heb nooit de indruk gehad dat er binnen de partij aan mij is getwijfeld. Ik heb altijd een goede band gehad met de top van de partij.”

De eerste jaren liep het toch niet bepaald van een leien dakje.

“Omdat ik nieuw was in de politiek. De manier van werken is helemaal anders. Wanneer ik bij VOKA met iemand van de pers sprak, dan hielp die mij om onze boodschap beter te communiceren. Als minister zochten ze waarop ze mij konden pakken.”

Heeft u nooit gedacht: was ik hier maar nooit aan ­begonnen?

“Die momenten zijn er geweest. Maar ik ben ook ­iemand die voor zijn medewerkers blijft staan. Toen die vervelende mails vanop mijn kabinet naar buiten waren gekomen (waaruit de indruk ontstond dat Muyters het parlement had voorgelogen, nvdr.) en ik mij in het parlement moest komen verantwoorden, heb ik me weleens afgevraagd of het dat allemaal wel waard was. Maar dan beslis je om door te gaan en komt het toch weer goed.”

Is het, als de kritiek groeit, geen nadeel om als wit konijn te zijn binnengekomen. Dat je niet eerst een hele weg hebt afgelegd binnen de partij?

“Ik heb me bij N-VA altijd ondersteund gevoeld, zelfs door mensen die een ministerspost aan hun neus hadden zien voorbijgaan. Men zegt wel dat je geen vrienden moet zoeken binnen de politiek, maar voor mij zijn die er wel.”

Wie dan?

“Geert Bourgeois, bijvoorbeeld. Ik kom heel goed overeen met hem. We zitten ondertussen ook bijna tien jaar samen in de regering en we weten wat we aan elkaar hebben.”

U gaat er prat op dat u ook als minister uw emoties wil ­blijven tonen. Is dat lastig, binnen een stiel die volgens ­veel van uw collega’s steeds harder wordt?

“Ik heb er in elk geval geen moeite mee. Ik hoop dat ik nog altijd ben wie ik vroeger was. Soms loop ik al eens tegen de muur, maar er zijn zo veel momenten die echt wel de moeite waard zijn.”

Kruipt u nog altijd elke ochtend om tien over vijf op uw hometrainer?

“Meestal wel. Het kan ook eens 6 uur zijn, maar dat is dan echt uitslapen. Dan zit ik veertig minuten op mijn hometrainer en kijk ik naar fictieseries.”

Zal u nog minister zijn als in 2021 het startschot moet ­worden gegeven voor het WK wielrennen?

“We zullen zien. Ik doe mijn job heel graag. Maar ik ga nu niet zeggen dat ik opnieuw minister word. Er zijn altijd eerst verkiezingen.”

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Beste van Plus

Lees meer