De werf heet sinds eind 2013 Antwerp Dry Docks. © Walter Saenen

Nieuw boek onthult geschiedenis van oude Antwerpse scheepswerf: “Er was zo veel vriendschap en solidariteit”

Ten noorden van ’t Eilandje ligt aan het Hansadok een rij oude droogdokken met een pomphuis, smidse en ketelmakerij uit 1930. Samen vormden zij tot 1990 het kloppende hart van de Mercantile: een wereldvermaarde scheepswerf waar ooit ruim vierduizend scheepsherstellers werkten. Bouwhistorici Steven Van den Borne en Lode De Clercq publiceerden onlangs een fraai boek over de bewogen geschiedenis en erfgoedwaarde van de werf. Engine Deck Repair, dat er nu actief is onder de naam Antwerp Dry Docks, wil de werf nieuw leven inblazen en stelde zich onlangs kandidaat voor de bouw van twaalf hypermoderne mijnenjagers.”

Joeri Naanai

Het nieuwe boek over de Mercantile Marine Engineering and Graving Docks Company – kortweg de Mercantile – is een uitgave van het scheepsherstellingsbedrijf Antwerp Dry Docks, dat sinds eind 2013 gevestigd is op de oude site van de Mercantile. Ter voorbereiding van de huidige modernisering van de werf, bestelde Antwerp Dry Docks in 2016 een bouwhistorische studie bij Steven Van den Borne (42) en Lode De Clercq (63). Kwestie van bij de sloop van oude en overbodige infrastructuur op de werf zo veel mogelijk waardevol industrieel erfgoed te ontzien. “In 2017 zijn er onder meer bedrijfsgebouwtjes uit 1930 afgebroken”, aldus Steven en Lode. “Maar de oude droogdokken worden nog steeds gebruikt. De smidse en ketelmakerij uit 1930 en de lashal uit 1970 zijn gerenoveerd tot moderne werkhallen. En het pomphuis in art-decostijl uit 1930 zal worden gerestaureerd.”

© Walter Saenen

Tijdens hun onderzoek ontdekten Steven en Lode een schat aan historische informatie. “Onder meer oude bouwplannen en unieke archieffoto’s. We spraken ook met gepensioneerde scheepsherstellers over het dagelijkse leven op de werf. Zij koesteren nog steeds levendige herinneringen aan de tijd toen de Mercantile wereldfaam genoot als een van de grootste en beste scheepswerven op aarde. Eind 2017, toen onze studie rond was, hadden we zo veel boeiend materiaal dat we besloten om er een boek over te schrijven. Daarin besteden we eerst aandacht aan de voorgeschiedenis van de Antwerpse haven en scheepsherstelling sinds de zestiende eeuw, maar ons boek focust vooral op de bouwtechnische geschiedenis van de droogdokken, werkhallen en machinerie op de Mercantile sinds 1928.”

© Walter Saenen

Kameraadschap in de vrieskou

Aangekomen op de scheepswerf worden we hartelijk ontvangen door vijf gepensioneerde scheepsherstellers die er vroeger jarenlang gewerkt hebben en speciaal voor CittA teruggekeerd zijn naar hun oude werf om ons rond te leiden. Dit is de eerste keer in jaren dat zij als het ware weer thuiskomen. “Dit doet me wel wat”, geeft Charles Deen (73) uit Deurne toe. “Ik heb hier ruim veertig jaar als takelaar gewerkt. Vanaf 1964. Dat waren mooie tijden. Scheepshersteller was toen nog een beschermd beroep, want na de Tweede Wereldoorlog moest je beschikken over een vergunning om op een Antwerpse scheepswerf te mogen werken. Die roze kaart werd van vader op zoon doorgegeven en was dus vergelijkbaar met een dokwerkerskaart. Daardoor was er werk genoeg en kreeg je een mooi salaris.”

© Walter Saenen

Gepensioneerd machinefitter Julien Cant (65) uit Rupelmonde beaamt: “Wij verdienden meer dan dokwerkers of werknemers in de petrochemie. Maar het was hard labeur. Hoeveel jonge gasten zijn vandaag nog bereid om buiten in weer en wind op een bevroren, ijsglad scheepsdek te staan lassen? ’s Winters was het zelfs binnen in de werkhallen ijskoud.” Charles knikt: “Ja, de winters waren veel strenger dan nu.” Volgens technisch ingenieur op rust Eddy Desmedt (64) uit Hemiksem was werken op de Mercantile ook gevaarlijk: “We werkten met gigantische plaatwalsen, torenhoge kranen en ander gevaarlijk materieel. Geen wonder dat hier vaak ongelukken gebeurden en er af en toe zelfs een dode viel.”

(Lees verder onder de foto’s)

© Walter Saenen

© Walter Saenen

© Walter Saenen

Toch missen de gepensioneerde scheepsherstellers hun loodzware job. Gevraagd naar wat zij het meest missen, klinkt het in koor: “De kameraadschap!” Charles voegt daar, met verwijzing naar hun hoge salaris, in Antwerps dialect aan toe: “En ons pree!” (hilariteit) “Iedereen hielp elkaar”, glimlacht Julien. Berchemnaar Freddie Ruelle (62), ooit hulpbrigadier van de takelaars, mijmert: “Er was zo veel vriendschap en solidariteit, dat ik ’s nachts nog vaak nostalgisch droom van mijn oude job. Ik heb heimwee naar de Mercantile zoals naar mijn eerste kus.”

Julien was pas zestien toen hij in 1969 aan de slag ging op de Mercantile: “Ik trad daarmee in het spoor van mijn vader, die zijn roze kaart aan mij doorgaf. Ik heb 43 jaar op deze werf gewerkt. Nadien schreef ik een boek over de geschiedenis van de Antwerpse scheepsherstellers, getiteld Shopman van vader op zoon. De titel verwijst naar de Shop, het voormalige aanwervingslokaal op de Rijnkaai, waar Antwerpse scheepsherstellers zich met hun roze kaart van 1963 tot 1994 ’s ochtends aanboden om te ‘shoppen’ naar een job in de haven en er afgeroepen werden door reders en andere havenbonzen. In feite was de Shop dus het eerste Belgische uitzendbureau. Je kreeg er werk voor minstens drie dagen. De jobs werden verdeeld tussen scheepsherstellers die uitblonken in een specifieke stiel. Hun ervaring en vakkennis garandeerde kwaliteit.”

Zo stond de Mercantile onder meer bekend voor zijn uitstekende krukasslijpers. “Zij reisden zelfs de wereld rond om aan boord van buitenlandse schepen te werken”, weet Antwerpenaar Jacques Lievens (60), die nog steeds als assistent-dokmeester op de werf werkt. “Zulke gespecialiseerde vaklui verdwijnen stilaan.” Julien knikt: “In 1969 telde onze stad nog negenduizend erkende scheepsherstellers. Die zijn intussen goeddeels vervangen door machines, computers en polyvalente werknemers.” Jacques zucht: “Bovendien is de roze kaart afgeschaft en de Shop opgedoekt, waardoor de resterende Antwerpse scheepsherstellers hier nu moeten concurreren met werklui uit lageloonlanden. Dat drukt de lonen.” Gepensioneerd brigadier-takelaar René Lievens (63) uit Deurne nuanceert: “Ja, financieel is het vet nu van de soep, maar een havenjob is vandaag wel veel minder zwaar dan vroeger.” Eddy weet: “Er gebeuren nu ook minder ongelukken, dankzij strengere veiligheidsvoorschriften.”

Van Swa Vitesse tot Pol Vergif

Julien stelde zijn historisch boek in de lente van 2015 voor in Café Centrum in Zwijndrecht. In die volkskroeg komen tientallen gepensioneerde scheepsherstellers van de Mercantile al jaren elke tweede maandag van de maand samen om tussen pot en pint bij te praten en herinneringen aan “de goeie ouwe tijd” op te halen. “Toen we nog werkten, was café Vidi op ’t Eilandje onze stamkroeg”, vertelt Julien. “De bijnaam van de cafébazin was Platte Jeanne. Een ironische bijnaam, want Jeanne had een stevige boezem. (lacht) Ook elke scheepshersteller werd aangesproken met zijn bijnaam, zoals Charel Siroop, Swa Vitesse, Pol Vergif, Vettige Gilet en den Dief van Washington.”

Julien werd De Stoker genoemd, want hij zorgde op de Mercantile ook voor de verwarming van de werkhallen. “Café Vidi zat elke vrijdag stampvol, want op vrijdag kregen we op het Falconplein ons wekelijks loon in cash geld”, vertelt Julien. Freddie lacht: “Sommigen gaven al hun centen meteen uit op café. Anderen werden op betaaldag geëscorteerd door hun vrouwen, die het geld dan meteen afpakten om verkwisting aan de toog of aan de gokkasten te voorkomen.”

(Lees verder onder de foto’s)

© Walter Saenen

© Stadsarchief Antwerpen

Oude glorie

Hoewel Julien en zijn kameraden tientallen jaren werkten op de Mercantile, hebben zij het prille begin van hun werf nooit meegemaakt. “In ons boek tonen we dat dit begin in feite op ’t Eilandje lag”, aldus bouwhistorici Steven en Lode. “In 1877 richtten de Engelse ingenieurs Archibald Black en James Hoskin op de Ankerrui 13 het scheepsbouw- en herstellingsbedrijf Britannia Engine Works op. Er gingen zo’n vijftig vaklui aan de slag. Na diverse overnames en fusies, kwam de briljante ingenieur Cyrille De Bièvre in 1923 aan het roer van het bedrijf. De bedrijfsnaam omvatte toen al het Engelse handelsbegrip Mercantile en was in de Antwerpse volksmond verbasterd tot ‘de Merkantiel’.

Onder leiding van directeur De Bièvre verhuisde de Mercantile in mei 1928 naar de site bij het pas aangelegde Hansadok, waar twee monumentale droogdokken in gewapend beton geconstrueerd werden. Tegen 1930 stonden er ook een bakstenen pomphuis en dito bedrijfsgebouwtjes in art-decostijl, en grote metalen werkhallen, zoals de smidse en ketelmakerij, die er vandaag nog steeds uitzien als stalen kathedralen. In november 1930 begon men er aan het herstel van de grote pakketstoomboot Albertville, het paradepaardje van de rederij Compagnie Belge Maritime du Congo. De Mercantile telde toen al tweeduizend werknemers.”

Tijdens de Tweede Wereldoorlog speelde de Mercantile vanzelfsprekend een grote strategische en economische rol. “Daarom was de werf op 10 mei 1940 het doelwit van een Duitse luchtaanval, die er stookolietanks vernietigde”, aldus Steven en Lode. “In 1941 werd de Mercantile onder Duits militair beheer geplaatst. Sommige scheepsherstellers gingen in het ondergronds verzet, werden later gearresteerd en stierven in het Oostenrijkse concentratiekamp Mauthausen. Anderen sneuvelden als gewapende weerstanders tijdens de bevrijding van de Antwerpse haven. Na de bevrijding van de Scheldestad in september 1944, werden op de Mercantile beschadigde schepen hersteld die tijdens de oorlog waren ingezet om de geallieerde troepen te bevoorraden. En scheepshersteller Franky Totté, die zijn deportatie als verzetsstrijder overleefd had, stelde voor om op de Mercantile een monument op te richten ter ere van zijn collega’s die hun verzet niet overleefd hadden. Het monument werd ingewijd op 14 juli 1947. Sindsdien is er aan het monument elk jaar een herdenkingsceremonie op 14 juli.”

© Steven Van den Borne

Na de oorlog beleefde de Mercantile een explosieve groei. “Er kwamen nog vier droogdokken en drie natte dokken bij”, aldus Steven en Lode. “Zo werd de Mercantile in de sector van de scheepsherstelling wat Cockerill was voor de scheepsbouw: een speler van wereldformaat. In 1953 werkten ruim vierduizend scheepsherstellers op de Mercantile. Droogdok 6 uit 1970, met stalen damwanden, was destijds overigens het meest geavanceerde droogdok in Europa. Vanaf 1975 ging het bergaf met de Mercantile, als gevolg van de oliecrisis, de economische recessie en de concurrentie van scheepswerven in lageloonlanden.” Na een dreigende loonsverlaging met 20%, organiseerden de scheepsherstellers in 1989 een staking met bezetting van de Mercantile, die negen maanden duurde. Een Nederlands bedrijf probeerde om de boel te reanimeren onder de naam Antwerp Ship Repair, maar in de zomer van 1993 ging de werf failliet. Reconversies mislukten en in oktober 2013 ging Antwerp Ship Repair opnieuw failliet. “Toen werkten hier nog maar 94 mensen”, weet Jacques. De glorietijd van de Mercantile was voorbij.

In de running voor mijnenjagers

Sinds eind 2013 is de werf in handen van de nv Antwerp Dry Docks, die sinds december 2018 deel uitmaakt van het bedrijf Engine Deck Repair. De site wordt momenteel klaargestoomd voor een nieuwe toekomst. De smidse, ketelmakerij en lashal zijn al gerenoveerd en fungeren als moderne werkhallen voor het onderhoud en herstel van scheepsonderdelen. Droogdok 5 en zijn ondergrondse pomphuis, beide uit 1960, worden vernieuwd. En Engine Deck Repair stelde zich onlangs kandidaat om op de werf twaalf nieuwe, hypermoderne mijnenjagers te bouwen voor de Belgische en Nederlandse marine. Dominique Verheyen van Engine Deck Repair: “Wij investeren tientallen miljoenen euro om deze werf te moderniseren voor ontgassing, onderhoud, herstel en bouw van schepen. Nu werken hier dagelijks ruim 200 mensen. Als we betrokken worden bij de bouw en het onderhoud van de mijnenjagers, kunnen we minstens dubbel zoveel mensen tewerkstellen. Het hele project kan de Belgische economie 2,3 miljard euro opleveren.”