Direct naar artikelinhoud
Duitsland

Duitsers missen hun monarchie, maar hoeven geen keizer

Keizer Wilhelm II (1859-1941).Beeld Getty

Sinds de ondergang van het Duitse keizerrijk in 1918 is de hoop op herstel van de monarchie blijven smeulen. Dankzij de achterachterkleinzoon van de laatste keizer is er nu een nostalgisch, maar ook beklemmend boek, Kaisertage.

Als je maar lang genoeg wacht, neemt de geschiedenis vanzelf ironische trekken aan. Zo was prins Georg Friedrich Ferdinand van Pruisen, de 42-jarige achterachterkleinzoon van de laatste Duitse keizer, onlangs te gast bij de Deutsche Parlamentarische Gesellschaft (DPG) – trefpunt van Bondsdagleden. Van die ironie was de opgewekte Hohenzollern-telg zich zelf terdege bewust. Getuige zijn belofte zich niet “on-republikeins” te zullen gedragen in het centrum van de Duitse democratie.

De DPG is gevestigd aan de Friedrich Ebert Platz, vernoemd naar de eerste president van de Weimar Republiek. Deze Friedrich Ebert, toenmalig leider van de sociaaldemocratische SPD, zat in het Rijksdaggebouw – aan de overkant van het plein – soep te eten toen op 9 november 1918 zijn partijgenoot Philip Scheidemann in een naburig vertrek op eigen gezag de republiek uitriep. De keizer die bij deze gelegenheid werd afgezet, had niet kunnen vermoeden dat een nazaat honderd jaar later door Duitse volksvertegenwoordigers, onder wie een SPD’er, zou worden gefêteerd.

Geen aanbeveling

Aanleiding van de luisterrijke bijeenkomst was de presentatie van een boek, Kaisertage, over de laatste vier regeringsjaren van keizer Wilhelm II – met tot dusverre ongepubliceerde aantekeningen van diens adjudanten en kamerdienaren. Hoewel prins Georg Friedrich de bronnen van het boek beschikbaar heeft gesteld, leest het niet als een aanbeveling van de monarchie. Integendeel. Het geeft een beklemmende indruk van de rituelen die de keizer, in tijden van oorlog en vrede, gevangen hielden. 

‘We zijn monarchisten die in een republiek zijn terechtgekomen, terwijl onze Nederlandse buren republikeinen met een monarchie zijn’
Een Duitse aanwezige op de boekvoorstelling

Nauwgezet registreerden de leden van de hofhouding het tijdstip waarop zijne majesteit werd gewekt, hoelang de kapper vervolgens bezig was met het bijpunten van zijn snor, in welk uniform van welk legeronderdeel de keizer zich hulde, met wie hij het ontbijt gebruikte, welke dignitarissen hij ontving, hoelang hij correspondeerde en houthakte, welke ontvangsten hij bijwoonde, wanneer de thee en het diner werden opgediend, et cetera. Alles werd zonder commentaar genoteerd. Ook de troonsafstand op 9 november 1918, en het daarop volgende vertrek van de keizer naar Nederland (waar hij op 4 juni 1941 zou sterven).

De Duitsers, die bij een ander verloop van de geschiedenis nu de onderdanen zouden zijn geweest van Georg Friedrich, smullen van deze lectuur: de eerste oplage van Kaisertage was vóór de presentatie van het boek in de DPG al uitverkocht. “We zijn tenslotte monarchisten die in een republiek zijn terechtgekomen”, zegt een genodigde. En de wreedheid van dat lot wordt nog eens vergroot door de wetenschap “dat onze Nederlandse buren republikeinen met een monarchie zijn”.

Prins Georg Friedrich Ferdinand van Pruisen (42), achterachterkleinzoon van keizer Wilhelm II.Beeld Getty

Onderaannemers van de keizer

In 1918 wilde dan ook niemand de monarchie afschaffen, zegt historicus Lothar Machtan – een van de sprekers bij de boekpresentatie. Hoe is dan mogelijk dat een revolutie die niemand wilde niet alleen de val van de keizer tot gevolg had, maar ook die van de tientallen vorsten die Duitsland destijds telde? “Dat komt doordat die vorsten zichzelf eerder tot onderaannemers van de keizer hadden gedegradeerd”, zegt Machtan. 

“En dat hing weer samen met het grote succes van het keizerrijk, waarvan Wilhelm II de belichaming was. Hij stond voor eenheid en moderniteit. De vorsten stonden voor het versnipperde, krachteloze Duitsland van weleer. Zij meenden zich alleen te kunnen handhaven als zij hun lot verbonden met dat van de keizer. Het succes van Duitsland, dat ten onrechte aan Wilhelm werd toegeschreven, was de opmaat van de verbittering over de nederlaag van 1918 – die ook ten onrechte aan Wilhelm werd toegeschreven. En toen Wilhelm viel, vielen al die vorsten met hem.”

‘Keizer Wilhelm II stond voor eenheid en moderniteit. De vorsten stonden voor het versnipperde, krachteloze Duitsland van weleer’
Historicus Lothar Machtan

Prins Georg Friedrich mengt zich doorgaans niet in debatten over het Duitse verleden en het aandeel van zijn betovergrootvader daarin. In de marge van de boekpresentatie wil hij er slechts dit over zeggen: “In november 1918 deed zich een jammerlijke samenloop van omstandigheden voor. De keizer werd te veel met de nederlaag vereenzelvigd om te kunnen blijven zitten. Zijn zoon, kroonprins Wilhelm, was niet geliefd bij de Duitsers. En diens oudste zoon, mijn grootvader Louis Ferdinand, was te jong om de keizer te kunnen opvolgen. Er was dus niemand om de monarchie te kunnen voortzetten.”

Maar de Duitsers, die eeuwenlang onderdanen waren geweest van hertogen, koningen en – sinds 1871 – een keizer, bleven verweesd achter. Ze waren door de monarchie geconditioneerd geraakt. Soms letterlijk. Zo was Lorenz Adlon, de eerste directeur van het naar hem vernoemde hotel aan Unter den Linden, er zo aan gewend dat de middelste doorgang van de Brandenburger Tor alleen door de keizer mocht worden gebruikt, dat hij er doorgaans onbekommerd doorheen wandelde. Deze gewoonte werd hem fataal na de val van de monarchie. 

Fantoompijnen

Op 9 november 1918, de eerste dag van de republiek, werd hij op deze plek aangereden door een vrachtwagen met revolutionaire soldaten. Hij overleefde het ongeval, maar werd drie jaar later op dezelfde plek opnieuw aangereden – ditmaal met dodelijke gevolgen. Machtan: “De voorspelbaarheid van Wilhelms agenda was onderdeel van de binding met het volk. De mensen wisten precies wanneer hij een ritje ging maken. Dat was niet het enige houvast dat zij na de revolutie kwijtraakten.”

‘De voorspelbaarheid van Wilhelms agenda was onderdeel van de binding met het volk. De mensen wisten precies wanneer hij een ritje ging maken. Dat was niet het enige houvast dat zij na de revolutie kwijtraakten’
Historicus Lothar Machtan

Het verlies van de monarchie ging dus met fantoompijnen gepaard. Duitsers bleven aanvankelijk de feestdagen van het keizerrijk vieren. Bustes en portretten van de keizer verdwenen soms pas na jaren uit overheidsgebouwen. Koningsgezinde Duitsers liepen massaal uit bij de uitvaart van keizerin Auguste Victoria, in 1921 in Potsdam. Monarchistische organisaties kwamen tot bloei – al kreeg dit geen sterke politieke vertaling. Paul von Hindenburg, de tweede president van de Weimar Republiek, werd als “Ersatz-Kaise” vereerd. “Kaiserwette” was lange tijd het bondige synoniem van een stralende zon tegen een strakblauwe lucht.

Paul von Hindenburg (1847-1934), de tweede president van de Weimarrepubliek, werd vereerd als “Ersatz-Kaiser'.Beeld Getty Images

Smet op blazoen

In zijn Nederlandse ballingsoord – eerst Amerongen, vanaf 1920 Doorn – bleef de ex-keizer intussen hopen op het herstel van de monarchie. Niet helemaal zonder grond. Rijkskanselier Heinrich Brüning zou in 1932 hebben overwogen het keizerrijk te reanimeren – in een poging de opmars van de nazi”s te stuiten. Winston Churchill en David Lloyd George – premier van het Verenigd Koninkrijk van 1916 tot 1922 – betreurden om die reden achteraf dat zij zich voor de val van de keizer hadden beijverd. Voor een machtsgreep was de monarchistische beweging echter te versnipperd. Monarchisten in Saksen en Beieren betwistten de aanspraken van de Hohenzollern – de koninklijke familie van Pruisen – op het keizerschap.

‘De nazi’s hebben ons als familie geprostitueerd’
Louis Ferdinand

Andere monarchisten – onder wie August Wilhelm (“Auwi”), de vierde zoon van de ex-keizer – bekenden zich tot het nationaalsocialisme. Kroonprins Wilhelm en “keizerin” Hermine, de tweede echtgenote van Wilhelm II, zagen in Hitler enige tijd de wegbereider van de herstelde monarchie (tegen beter weten in). De nazi’s koketteerden met deze vorstelijke flirts. “De nazi’s hebben ons als familie geprostitueerd”, was een gevleugelde uitspraak van Louis Ferdinand – de grootvader van prins Georg Friedrich en zelf betrokken bij de aanslag op Hitler in 1944. En daarmee waren de nazi”s bepaald succesvol. Tot op de dag van vandaag kleeft een bruine smet op het Huis Hohenzollern. Dat frustreert ook prins Georg Friedrich, de huidige chef van de familie. “De Duitsers herinneren zich de misstap van prins August Wilhelm beter dan het verzet waarbij andere familieleden waren betrokken.”

August Wilhelm van Pruisen (1881-1949), de vierde zoon van keizer Wilhelm II, gefotografeerd in het uniform van de SA.Beeld Getty

Desondanks is de monarchisme nooit helemaal uit Duitsland verdwenen. Hoewel een “eeuwigheidsclausule” in de grondwet van de Bondsrepubliek de aanspraak op ambten op basis van geboorte uitsluit, sprak een derde van de Duitsers zich begin jaren vijftig uit voor het herstel van de monarchie – dat zijn beslag zou moeten krijgen als beide Duitslanden weer zouden zijn verenigd. In 1969 noemden 40 procent van de lezers van het weekblad Quick, en meer dan de helft van de lezers van Bild Louis Ferdinand als de meest geëigende kandidaat voor het bondspresidentschap. De prins verklaarde zich grootmoedig bereid het ambt op zich te nemen als beide kamers van de volksvertegenwoordiging een beroep op hem zouden doen, maar dat hij in dat geval geen afstand zou doen van zijn aanspraak op de keizerstroon. Uit een in 2011 gehouden enquête bleek dat 9 procent van de Duitsers (14 procent van de 14- tot 29-jarigen) “een koning of koningin” wenste.

Louis Ferdinand van Pruisen (1907-1994). Beeld Getty Images

Royalty

Op gezette tijden borrelt uit de krochten van de publicistiek een pleidooi op voor het herstel van de (constitutionele) monarchie – “zoals in Engeland”. Bijvoorbeeld toen bondspresident Christian Wulff (2010-2012) in schandaaltjes verwikkeld raakte. Maar de fantoompijn over de verdwijning van de monarchie uit zich toch voornamelijk in de bovenmatige belangstelling voor de buitenlandse royals. In geen ander land ter wereld ontlenen zoveel bladen daaraan hun bestaansrecht. En bijna geen ander land vaardigt zoveel cameraploegen af naar koninklijke huwelijken of begrafenissen in het buitenland.

En als de gekroonde hoofden elders in de wereld niet de aandacht van de Duitse media opeisen, doet de eigen “Hochadel” dat wel. Zo hebben rijk geïllustreerde bladen jarenlang plezier beleefd aan de incidenten waarbij “Prügelprinz” Ernst August van Hannover, echtgenoot van prinses Caroline van Monaco, geregeld betrokken raakte totdat hij stopte met drinken. Ze volgden gretig de gangen van “societygraaf” Gottfried von Bismarck – tot die in 2007 op 44-jarige leeftijd overleed aan een overdosis cocaïne. Of van de in 1960 geboren Gloria von Thurn und Taxis, die graag als rebel poseerde – alvorens terug te keren naar de moederschoot van de rooms-katholieke kerk.

‘Ik zie mezelf als de beheerder van de erfenis van Pruisen. Die taak vertrouw ik niemand anders toe’
Georg Friedrich Ferdinand van Pruisen

Van Georg Friedrich Ferdinand van Pruisen, de ongekroonde keizer, moet de Duitse schandaalpers het niet hebben. Zijn levenswandel geeft geen aanleiding tot hoon, geroddel of achterklap. Interviews geeft hij maar hoogst zelden. En aan de schaarse uitspraken die uit zijn mond worden opgetekend, kan niemand aanstoot nemen. Voor hij trouwde – met Sophie von Isenburg, een prinses, dat wel – behartigde hij vanuit een tweekamerappartement in Berlijn de belangen van zijn familie“ ‘Want daarvoor heb ik geen paleis nodig”. De ernstigste jeugdzonde waarop hij zich liet betrappen, was dat hij vanaf het stamslot Hohenzollern sneeuwballen gooide op passerende bussen.

Zonder het keizer- of koningschap te begeren, gedraagt Georg Friedrich zich als een constitutioneel vorst.  “Mij wordt vaak gevraagd actuele ontwikkelingen te becommentariëren” zegt hij na de boekpresentatie in de DPG. “Maar ik ga daar nooit op in, hoewel sommige ontwikkelingen zich zeker voor commentaar lenen” Wat hij dan wel als zijn taak ziet? “Ik probeer de mensen het goede voorbeeld te geven”, zegt hij met zijn innemendste glimlach. “En ik zie mij als de beheerder van de erfenis van Pruisen (het verdwenen koninkrijk dat tot 1918 de kern vormde van het Duitse keizerrijk, red.). Die taak vertrouw ik niemand anders toe”’ De Duitse republiek gunt het hem van harte.

Paul Schönberger, Stefan Schimmel: Kaisertage

Omslag Kaisertage.