© Stefaan Beel, collectie wielermuseum Roeselare

Maak kennis met de Nieuwe Planckaerts, de light versie

Ze zijn goe bezig. Ook zij. Vier decennia nadat het drietal Eddy, Walter en Willy Planckaert de koers heeft gekleurd, rijden er opnieuw drie broers Planckaert in het peloton. Van oud naar jong: Baptiste, Edward en Emiel. Geen familie van, en dat kunnen ze niet voldoende benadrukken. “Onze achternaam is dezelfde, maar voor de rest… Hun palmares was mega-indrukwekkend. Wij hebben amper een palmares.” Maak kennis met de Nieuwe Planckaerts. De light versie.

Wim Vos

Wielrenners zijn reizigers. Dus was het puzzelen om ze samen aan één ­tafel te krijgen. Broer één – Baptiste (29) – zat eerst in de Ronde van ­Valencia en nadien in Oman. Broer twee – Edward (23) – trok van de Franse Ster van ­Bessèges naar de Spaanse Ruta del Sol. En broer drie – Emiel (21) – begon het seizoen in Mallorca. Dan kan ­Zwevegem, waar het ouderlijk huis staat, soms ­verdomd ver weg zijn.

Drie broers in één peloton, mét de naam Planckaert. Vinden jullie dat zelf ook bijzonder?

Baptiste: “Ik had het nooit gedacht. Dit wordt mijn negende jaar als prof en plots komen die twee erbij. Eerst ­Edward vorig jaar, nu Emiel. Ik had wel al een tijdje in de gaten dat ze iets ­konden. Bij de jeugd waren hun ­uitslagen beter dan de mijne. Maar om plots alle drie prof te zijn… ­Speciaal.”

Je broers droegen nog kinderkleren toen jij al prof was.

Emiel: “Wij keken op naar Baptiste. Wij reden nog bij de nieuwelingen en hij al in hetzelfde peloton als Tom Boonen. Ons grote voorbeeld sliep een slaap­kamer verderop.”

Edward: “Eerlijk, Baptiste is nog ­altijd een voorbeeld. Hoe hij zijn ­carrière opgebouwd heeft. Zeven jaar moeten wachten op een plaats bij een topploeg (WorldTourploeg Katusha, red.), ieder jaar opnieuw de moral vinden om ervoor te blijven leven. En er nog geraken ook. Je gaat er geen tien vinden die het hem hebben voorgedaan.”

Baptiste (knipoogt): “Schoon hé, ­zoveel broederliefde.”

© STEFAAN BEEL

Vragen ze soms om raad?

Baptiste (laconiek): “Vragen wel, maar of ze ernaar luisteren?”

Emiel: “Je moet het vooral kunnen. Het is waar: Baptiste kent de parcoursen, hij weet waar je op welke plek moet zitten. Maar dat weten is één, het ­kunnen uitvoeren is een ander verhaal. Dat vergeet Baptiste soms. Twee jaar ­geleden reden we samen de Ronde van Normandië, een gemengde koers, met profs én beloften. ­Baptiste had de ­leiderstrui. Als er een ontsnapping weggaat, moet je meespringen, fluisterde hij mij in. Wij gaan er niet achter rijden. Dus ik mee­springen, tot drie keer toe, en we ­waren inderdaad weg. Maar bij het ­eerste kaske werd ik er los afgereden. Daar stond ik met zijn gouden tip.”

Jullie zijn misschien geen ­familie van de andere ­Planckaerts, maar de koers zit even goed in de ­genen.

Baptiste: “Onze pa was een goede amateur. Hij had misschien prof ­kunnen worden, maar een vaste job als tuinaanlegger bood meer werk­zekerheid. En er was grootvader langs moederskant ­natuurlijk…”

Willy Truye, prof van 1955 tot 1964, bij illustere ploegen als ­Mercier en Wiels’s Flandria. ­Vandaag misschien niet meer de bekendste naam, maar…

Baptiste (onderbreekt): “...als ge zijn uitslagen ziet. Tweede in de Ronde van Vlaanderen in 1958!”

Emiel: “Daar kunnen wij alleen maar van dromen.”

Edward: “Ook al hadden wij daar als kind geen benul van. Vandaag praat hij meer over zijn tijd als coureur, over zijn getjol naar Frankrijk, hoe hij met de trein naar de koers moest. Maar als je vraagt waarom wij zijn beginnen koersen: wij kenden eigenlijk alleen maar dat.”

Baptiste: “Onze ouders gingen overal mee. Niet simpel. Met drie koersende broers was het splitsen. Moeder ging mee met de ene, vader met de andere. Of ze crosten van de ene koers naar de andere. Dan hadden Emiel en Edward bij de aspiranten ­gereden, en was het hop-hop-hop, rap in de auto om mij nog te zien koersen. Die hebben duizenden kilometers gebold.”

Edward: “Nu nog. Niet dat het vaak gebeurt, maar wil ik eens achter de brommer trainen, dan rijdt mama ­altijd.”

(Lees verder onder de foto(

© STEFAAN BEEL

Trainen jullie altijd samen?

Emiel: “In de zomer is dat moeilijk. Maar in de winter, voor de lange duurtrainingen, wel. Toch als we alle drie goesting hebben. Just, Edward?

Edward (schuldbewust): “Ik weet het. Ik ben de moeilijkste. Eenmaal ik weg ben, geen probleem. Maar die kleren aandoen, op die fiets stappen, zeker in de winter… pfff.”

Baptiste: “Als we ’s morgens om tien uur afspreken, weet ik op voorhand dat er iemand een kwartier te laat zal zijn. (lacht) En dan volgen de ­discussies op training: Gij rijdt te rap, gij rijdt te traag, zijde-gij nu al aan het eten…”

Emiel: “Of: Is die training nog niet ­gedaan? Soms vertrekken we voor twee uur en zijn wij na vier uur nog aan het rijden. (wijst naar Baptiste) Door hem daar. En dan is het al beter dan vroeger. Het is al gebeurd dat ­Edward en ik de oprit afreden, dat hij naar links wilde, ik naar rechts, en dat we allebei ons ­goesting deden. Zagen we mekaar uren later pas terug op de oprit.”

© STEFAAN BEEL

Heeft ieder zijn rol op training?

Emiel (laconiek): “Baptiste rijdt op kop en wij zitten in zijn wiel.”

Zei hij voor de grap?

Emiel: “Baptiste rijdt systematisch te rap voor ons. Laten we zeggen: hij doet de helft van de training het kopwerk, ik en Edward verdelen de rest.”

En af en toe een koffie?

Baptiste: “Nooit. West-Vlamingen, hé. Altijd deure doen. Hoogstens in de ­zomer. Als we echt geen goesting ­hebben om te trainen, moe zijn en een terraske passeren.”

Emiel: “Vroeger vergeleken we ­elkaars uitslagen van het weekend. Wie het minst gepresteerd had, moest trakteren. Maar wie was altijd de ­dupe? De jongste natuurlijk. Tot ik het jaar nadien beter presteerde en ze plots van geen afspraak meer wisten. (snel) En nu moeten ze er ook niet meer opnieuw mee beginnen. Dan ben ik weer altijd gejost.”

Baptiste: “We hebben ons eigen Whatsapp-groepje. Na de koers ­informeren we onmiddellijk hoe het ­geweest is. Daar wordt redelijk wat ­gelachen met de uitslagen van de ­anderen. Wie bij een massaspurt op acht minuten binnenkomt, wie ­vanachter staat in het algemeen ­klassement…”

Nog onderwerpen waarmee ­jullie mekaar de duvel kunnen aandoen?

Baptiste: “Eten. Er wordt over niets ­zoveel gesproken op training als over ons gewicht. En wie het eerst naar de koekjes in zijn achterzak pakt, mag het horen. Wij kennen mekaars ­excuses al van buiten. Ik heb maar één boter­hammetje gegeten. Of: Ik heb te lang ­geslapen en amper ontbeten.”

Wie is de kwaadste klant?

Edward: “Ik vrees dat ik weer mijn hand moet opsteken. Ik krijg al ­honger als het woord koekjes valt.”

Baptiste: “Het is het moeilijkste aan prof zijn. Trainen doe je nog graag, maar van dat eten blijven…”

Emiel: “Zeker als je thuis bent en je verveelt je. Koekjes, cornflakes, pannenkoeken: ik zou álles opeten wat ik tegenkom. Maar het hoort erbij, ­zeker, als coureur? Net als valpartijen en ­blessures. “

***

Fotomoment. De fotograaf vraagt of de nieuwe Planckaerts zich even in de houding van hun beroemdere ­voorgangers kunnen plaatsen. In ­dezelfde volgorde qua leeftijd. Even is er ­verwarring. Eddy Planckaert ­kennen ze allemaal. Walter halen ze er ook uit. Edward: “Het zou al erg zijn. Hij is onze baas bij Sport ­Vlaanderen.” Maar de derde? “Is dat Jo Planckaert?”, opperen ze. Fout. Willy dus. De vader van Jo, en in lang ver­vlogen tijden winnaar van de ­groene trui in de Tour. Edward zucht. Hij weet zo’n beetje wat de andere broers ­Planckaert gewonnen hebben. Klassiekers, nog een groene trui in de Tour. “Onze achternaam is misschien hetzelfde. Maar voor de rest… Dat palmares is echt wel mega-indrukwekkend.”

Daar kunnen jullie alleen maar van dromen?

Edward: “Ik zal al blij zijn als ik dit ­seizoen een stapje vooruit kan zetten. Een paar keer top tien rijden, wat dichter zitten in de belangrijkere koersen.”

Emiel: “Voor mij is het helemaal nieuw. Ik hoop dat ik een paar grote koersen kan rijden en dat ik na dit jaar weet welk parcours ik in de toekomst aankan. Vlak, Vlaamse hellingen, Waalse Ardennen. Dan ben ik al ­content.”

En Baptiste?

Edward (droogweg): “Die gaat een klassieker of drie winnen.”

Baptiste: “Een paar finales rijden, mij tonen in de grotere wedstrijden en ­ergens een etappe winnen. Dat zal moeilijk genoeg zijn. (lacht) Ik weet het: de andere Planckaerts zouden er vroeger niet voor op hun fiets gestapt zijn.”

© collectie Wielermuseum Roeselare