Direct naar artikelinhoud
Column

Het zijn dan wel mooie atleten, maar hun voetbal is niet om aan te zien. Iceland go home

Hans Vandeweghe.Beeld Bob Van Mol

Hans Vandeweghe is sportjournalist.

Eerst mij geërgerd aan dat verhaal in de zaterdagkrant over sporthaters. Het ging vooral over vrouwen maar er werden een paar mannen met de haren bij gesleurd. Vervolgens hard moeten lachen. Ten slotte overviel mij medelijden. Ik heb dat wel eens meer met dat soort verhalen die ik digitaal klasseer in het mapje GVC, wat staat voor Gefrustreerde Vrouwen Club. Dropbox waarschuwt mij al een tijdje dat ik tegen de limiet aan zit.

Ik heb nog het meeste te doen met hun mannen. Dan denk ik: jongens, zoek een andere of doe eens wat beter jullie best – keuken, vuilbakken, bed, wherever – en wellicht houdt dat gezeur dan op. Niet van voetbal houden, is één ding. Dat is eenieders goed recht, maar het getuigt van bekrompenheid om je niet te interesseren aan iets waar de hele wereld storm voor loopt. Sport haten is hetzelfde als politiek haten of boeken haten. Dom.

Ik ben ook geen honderd procent voetbalman. Ik bedoel: ik ben een sportjournalist, in dit land de laatste in zijn soort misschien. Daar snel even bij tikkend: de laatste is geen kwalificatie, hooguit een vaststelling dat de media tegenwoordig zo gespecialiseerd zijn dat je geen mening mag hebben over wielrennen en voetbal en tennis en de NBA. Ik heb die wel, want ik volg alles (en ik doe thuis ook hard mijn best).

Zo’n World Cup kan ik wel smaken. Als de Jupiler Pro League een daguitstap is met de frigobox naar Blankenberge en de Champions League een citytrip met gids, is de World Cup voetbaltoerisme weg van de platgetreden paden. Ik verklaar mij nader: als je naar de Champions League kijkt, weet je wat je kunt verwachten. Analist en commentator hebben al na tien minuten gezien dat Otamendi van Man City tegen PSG tien meter meer naar rechts speelt dan tegen Hull vorig week en dat hij deze keer meer past naar KDB dan naar pakweg Jesus.

Niet op de World Cup. Otamendi is hier ook en hij speelt bij Argentinië, maar ik heb het niet over dat land. Wel over de exotiek van andere landen. Neem nu Panama waar de Rode Duivels tegen moeten. Frank Raes, een collega met een brede interesse en een goeie vrouw want ze kijkt ook voetbal, zal vanavond vast van alles vertellen over Panama. Over de drugsoorlogen, de geschiedenis, de voetbalprestaties, de volksaard en wat al niet meer. Maar natuurlijk ook dat dat hele Panama er geen hout van kan; het blijft tenslotte voetbal.

Kleine landjes die de grootte van hun bevolking als argument gebruiken om niet te willen aanvallen, mogen van mijn part allemaal na de eerste ronde terug naar huis

De World Cup is reizen in een heel ver land, een restaurant binnenstappen en een menukaart krijgen in het cyrillisch zoals hier in Rusland, wat nog een beetje lukt, of in die Aziatische krabbels waar je helemaal niks van kan maken. Je wijst, je ontcijfert, je gaat zitten, bestelt en je hoopt op het beste.

Of je nog een keertje teruggaat naar dat plezante barretje, hangt af van wat je hebt gekregen en of sfeer en rekening een beetje naar je zin waren. Op zo’n World Cup gaan mijn voorkeuren uit naar Zuid-Amerikaanse en Afrikaanse exoten. Die willen nog wel eens verrassen in positieve zin, iets opvoeren waar je blij van wordt, waar je mond van open valt.

De Afrikanen vallen voorlopig een beetje tegen deze editie. Hoe dat komt, daar wil ik het misschien verder in dit toernooi nog eens over hebben. Peru vond ik dit weekend heel mooi voetbal brengen en die waren mij al gesignaleerd vanuit Zuid-Amerika. Jammer genoeg geraakten ze niet voorbij die ellendig saaie Denen. Wat hebben die hun mooie voetbalcultuur van weleer verkracht.

Aziatische en Oceanische teams verrassen ook zelden: gedrilde machines waar weinig frivools aanzit. Exotische Europese teams zijn er ook niet meer. De laatste die we leerden kennen, of die ons verrasten want we kenden hen natuurlijk wel, waren de IJslanders. Wat vonden we die met zijn allen plezant op het EK van 2016. Een verademing, een horde Vikingen die de plaatselijke horeca gouden tijden bezorgden en ook nog eens hun manieren hielden.

De IJslandse fans na het gelijkspel tegen Argentinië tijdens hun befaamde 'Iceland Clap'.Beeld Photo News

Ze waren met dertigduizend naar Frankrijk gereisd om hun team aan te moedigen. 30.000 IJslanders, dat is een tiende van de bevolking daar. Alsof één miljoen Belgen hier in Sotsji zouden opduiken om even de Belgian Clap te doen. Niet echt, er zouden vandaag ongeveer 1.000 Belgen bij de wedstrijd tegen Panama zijn. Maar de IJslanders: dit weekend waren ze weer massaal bij de wedstrijd tegen Argentinië en weer deden ze de Iceland Clap.

Lange tijd wilde het verhaal dat de clap van de viking zou stammen, een oude oorlogskreet zou zijn, maar daar klopt niks van. Het zijn IJslandse voetbalfans die iets gelijkaardigs hebben gehoord en gezien toen ze bij Motherwell in Schotland gingen voetballen, die de clap hebben geïmporteerd in IJsland.

Zaterdag hadden ze 28 procent balbezit tegen Argentinië, lagen met negen voor hun eigen kooi, gooiden zich voor alles wat richting hun doel wilde, probeerden Messi in mootjes te hakken en liepen bij balbezit heel hard naar voren. Dat kunnen ze heel goed en doen ze heel rap. Wat ze nog goed kunnen, behalve blijkbaar hun vrouwen soigneren want die IJslandse vrouwen kijken allemaal voetbal, is ver ingooien. Dat hebben ze dan weer vanuit hun opleiding. Alle IJslanders zijn gezond, want alle IJslanders sporten, en alle IJslanders spelen vroeg of laat handbal. Vandaar die ingooi.

Het werd 1-1 en mede daarom heb ik het wel gehad met die IJslanders. Kleine landjes die de grootte van hun bevolking als argument gebruiken om niet te willen aanvallen, mogen van mijn part allemaal na de eerste ronde terug naar huis. Er is niks exotisch meer aan IJslands voetbal, al helemaal niet het spel. Het zijn dan wel mooie atleten, maar hun voetbal is niet om aan te zien. Iceland go home, die Iceland Clap zullen we zelf wel doen.