Direct naar artikelinhoud
Filmrecensie

‘Patser’: half geslaagde stroomstoot voor de Vlaamse film

Onder meer Matteo Simoni (rechts) speelt mee in 'Patser'.Beeld RV

Dat Patser een stroomstoot door het Vlaamse filmlandschap jaagt, staat vast. Of het ook een geslaagde film is, is een andere vraag.

“Next level shit” zou het worden. Dat lieten Adil El Arbi en Bilall Fallah zelf verstaan. Als onze verwachtingen voor Patser hoog lagen, dan lag dat dus niet helemaal aan ons. En dat ze uiteindelijk maar half ingelost worden, al zeker niet.

Op het eerste gezicht maakt 's lands sympathiekste filmduo zijn belofte waar: de ambitie druipt van elke frame. Na een ultra-lowbudgetfilm (Image) en een al iets grootschaligere opvolger (Black) halen de regisseurs nu alles uit de kast in een flashy gangsterfilm over vier Marokkaans-Antwerpse drarries, die het leven zien als een videospel waarin zij zelf een eindbaas à la Tony Montana willen worden. En wie Tony Montana zegt, zegt cocaïne. De vrienden stelen een shitload wit poeder, maar beseffen niet wat voor rwina (escalatie) ze veroorzaken door zelf te gaan dealen.

Recordaantal fucks

Het lijkt haast alsof de film zelf stijf staat van de coke - het kan voor Adil en Bilall niet snel genoeg gaan. Sommige beelden jagen ze er letterlijk in fast forward door, de montage is sowieso al hyperkinetisch, en ook de acteurs laten hun energiepeil zelden onder ADHD-niveau zakken. Ze drukken zich bovendien uit in een turbotaaltje dat de gemiddelde vijftigjarige ongetwijfeld met Chinees verwart. Gij weet, dit moet de Vlaamse film met het grootste aantal fucks ooit zijn. Het is maar een van de vele punten waarop Adil en Bilall hun idool Martin Scorsese naar de kroon proberen te steken.

'Patser' is een wilde rollercoaster, maar na een paar loopings krijg je zin om even uit te stappen en op adem te komen

Het niveau van de regisseur van The Wolf of Wall Street en Goodfellas blijft echter nog ver buiten bereik. Kijk, het is echt fijn dat er nog eens iets anders gemaakt wordt in ons land – een film die letterlijk en figuurlijk de taal van de jeugd spreekt – maar moesten alle registers echt de héle tijd open? Patser is een wilde rollercoaster, maar na een paar loopings krijg je zin om even uit te stappen en op adem te komen.

Stripfiguren

Het scenario kan ook nooit echt overtuigen. Dat Adil en Bilall hier en daar goochelen met de vertelstructuur – soms op het patserige af – kan niet verhullen dat de plot zelden de clichés van het gangstergenre overstijgt. Ook qua inleving loopt er een en ander mis: na een geslaagd begin dat een zonnig achterbuurtsfeertje à la La Haine schept, lopen de personages verloren in de actie. Voor psychologische diepgang is er dan geen tijd meer. Racisme en kansarmoede worden terloops vermeld, een traumatische flashback wordt nogal onhandig ingevoegd, maar uiteindelijk blijven Adamo (Matteo Simoni), Badia (Nora Gharib), Volt (Saïd Boumazoughe) en Junes (Junes Lazaar) stripfiguren op een groot scherm. Ze worden gelukkig wel fris vertolkt, en het accent van Simoni – van Limburgs naar Antwerps met Marokkaans-Italiaanse slag – is zelfs verrassend geloofwaardig.

Dat Adil en Bilall hier en daar goochelen met de vertelstructuur – soms op het patserige af – kan niet verhullen dat de plot zelden de clichés van het gangstergenre overstijgt

Na Patser kan het twee kanten op met Adil El Arbi en Bilall Fallah: ofwel komen ze binnenkort met een knaller van een scenario op de proppen, leren ze hun jeugdig enthousiasme beter doseren, en leveren ze die absolute topfilm af – waartoe ze zeker in staat zijn. Ofwel is er geen “next level” meer, en houden ze het bij publieksfilms die nooit grootse of subtiele cinema opleveren, maar wel voor entertainment zorgen.

Vanaf 24/1 in de bioscoop.