Direct naar artikelinhoud
GetuigenissenPolitieagenten

‘In mijn vijftien jaar als politieman heb ik nog nooit zulk geweld meegemaakt. Het is oorlog’: Brusselse agenten getuigen

‘Bij de jongerenbendes circuleert een document met de namen, de gezichten en soms zelfs de adressen van onze rechercheurs. Almaar meer collega’s krijgen de toestemming om hun dienst­wapen mee naar huis te nemen.’Beeld Saskia Vanderstichele

Bendes kogelen op klaarlichte dag concurrenten neer, wagens worden doorzeefd met kalasjnikovs: het Brusselse drugsgeweld neemt schrikwekkende proporties aan. Wie zijn de dealers en huurmoordenaars: jongens uit de buurt of buitenlandse maffiosi? Hoe veilig zijn de onschuldige Brusselaars nog? En de politiemensen, die almaar nadrukkelijker door de bendes in het vizier worden genomen? We spraken met agenten over het leven in de loopgraven van de drugsoorlog. ‘Het enige wat we kunnen doen, is vermijden dat het nóg erger wordt.’

De drugsoorlog in onze hoofdstad eist gemiddeld één leven per maand. We spraken met drie politiemannen van de zone Brussel-Zuid die aan de frontlinie strijden: een inspecteur van het nabijheidsteam rond de belangrijkste drugshotspots, een rechercheur van de sectie drugs en een agent van de gespecialiseerde interventie-eenheid Special Response Unit (SRU).

Inspecteur nabijheidsteam: “We hebben een kookpunt bereikt. Tot enkele maanden geleden bleef het vooral bij intimidatie: dan sloten de bendes bijvoorbeeld weleens een concurrent op in een kelder. Vandaag wordt die concurrent gewoon bij klaarlichte dag op straat neergekogeld.”

Interventieagent: “In Anderlecht werd een man klemgereden door vier mannen met kalasjnikovs, die hun laders helemaal leeg schoten. Hun uitgebrande vluchtwagen hebben we later in Molenbeek teruggevonden. Het is eventjes in het nieuws geweest, om dan snel weer in de vergetelheid te raken. Ik vind dat schokkend. Een executieteam dat iemand afmaakt met oorlogswapens in de hoofdstad van Europa, dat is toch niet normaal?”

Inspecteur: “Een maand geleden hebben rivaliserende gangsters in Vorst meer dan tachtig kogels op elkaar afgevuurd. Tachtig, in één schietpartij! Dat lijkt toch op een scène uit een slechte Hollywood-film?”

Interventieagent: “In mijn vijftien jaar als politieman heb ik nog nooit zulk geweld meegemaakt. En het gebeurt week na week. Het is oorlog, ik weet niet hoe ik het anders moet noemen.

“Weet u wat het gruwelijkste is? Het slachtoffer van die kalasjnikov-aanslag in Anderlecht was niet eens het doelwit. De arme man had enkel een auto geleend van een kennis, maar de schutters hadden het blijkbaar niet nodig gevonden om na te gaan wíé ze precies moesten fusilleren.”

Inspecteur: “De wapens zijn overal. Als je zou willen, kun je vanavond voor 300 euro een kalasjnikov kopen aan het Zuidstation. Het resultaat? Elke banale ruzie kan met kogels worden beslecht. Onlangs was het opnieuw prijs: een ruzie tussen twee jongeren is uitgedraaid op een schietpartij in het metrostation Sint-Guido. Niemand die daar nog van schrikt, helaas.”

Interventieagent: “In het drugsmilieu is iedereen tot de tanden gewapend. Als we een huiszoeking moeten doen bij een dealer, vragen we bijna altijd versterking van onze gespecialiseerde eenheid, omdat het te gevaarlijk is geworden. In 80 à 90 procent van de huizen vinden we wapens: soms zijn het alarmpistolen, maar vorige week heb ik in een lade twee kalasjnikovs gevonden. En dat was niet de eerste keer.”

Rechercheur: “In 2023 hebben we achttien schietpartijen geregistreerd, dit jaar zitten we in april al aan achttien. En in het drugsmilieu lokt geweld altijd méér geweld uit: ik zie niet in hoe de politie die lawine in haar eentje kan stoppen.”

Hoe is het zover kunnen komen?

Inspecteur: “Corona heeft alles veranderd. Na de lockdowns zag Brussel er helemaal anders uit: er werden autovrije zones ingericht, de Brusselaars kwamen massaal naar buiten om elkaar te ontmoeten in parken en op pleintjes. Met andere woorden: voor de dealers wemelde het van de potentiële klanten op plekken waar wij niet met de wagen kunnen patrouilleren. In combinatie met de toegenomen armoede is dat de ideale cocktail voor een florerende drugshandel. De voorbije jaren schoten de verkooppunten als paddenstoelen uit de grond. Vóór 2020 was de drugsoverlast in Brussel beheersbaar, nu niet meer.

“Voor de dealers is het ene pleintje lucratiever dan het andere, dus is er een territoriumstrijd ontstaan. Rivalen worden bedreigd, ontvoerd, mishandeld of vermoord.”

Interventieagent: “Vorige week hebben we een dealer gearresteerd die dagelijks voor 30.000 euro aan cocaïne verkocht op ‘zijn’ pleintje. Als het om zulke bedragen gaat, hoeft het niet te verwonderen dat de bendes hun territorium tot op de centimeter afbakenen.”

‘In mijn vijftien jaar als politieman heb ik nog nooit zulk geweld meegemaakt. Het is oorlog’: Brusselse agenten getuigen
Beeld RV

AFHAALRESTAURANT

Hoe verloopt de drugshandel in de stationsbuurt?

Inspecteur: “Er zijn een vijftal hotspots, elk met hun eigen specialiteiten. De bendes van het Jacques Franckplein in Sint-Gillis en het metrostation Clemenceau in Anderlecht dealen vooral cocaïne, op het Bethlehemplein in Sint-Gillis gaat het hoofdzakelijk om marihuana. En in de Anderlechtse wijk Peterbos verkopen ze zowat alles.

“De meeste bendes dealen het liefst cocaïne, want die brengt het meest op: één kilo heeft een straatwaarde van 9.000 euro.”

Interventieagent: “De bendes zijn erg goed georganiseerd. Op zo’n pleintje lijkt het alsof je eten afhaalt bij een drive-through: je schuift aan met de auto, de dealer tikt op je raampje, je overhandigt wat cash en je ontvangt meteen een pakketje. In enkele minuten tijd heeft de dealer honderden euro’s verdiend. Zo banaal is het. Alsof ze Tic Tacs verkopen.”

Inspecteur: “De business past zich continu aan. Vroeger was cocaïne enkel verkrijgbaar per gram, voor 50 euro. Voor wie dat niet kan betalen, zijn er nu ook pakketjes van een halve gram, of zelfs 0,2 gram. Zo blijven die mensen toch klant.”

Is er een duidelijke rolverdeling op de pleintjes?

Inspecteur: “Er is een dealer, een lijfwacht die eventuele geschillen hardhandig oplost, en er zijn spotters die waarschuwen voor politie.”

Interventieagent: “Eén fluitsignaal en iedereen stuift weg. Of er wordt een codewoord geroepen. Vroeger was ara populair, wat ‘politie’ betekent in de banlieues van Marseille. Nu horen we vaker miec: ‘Maak dat je wegkomt!’”

Inspecteur: “Op de pleintjes hangen ook veel jongeren rond die worden betaald om onze interventies te hinderen. Ze proberen ons te vertragen wanneer we de achtervolging inzetten, en helpen de dealers om snel te vluchten. De deelsteps zijn voor hen het ideale instrument: niet enkel omdat de dealers ermee kunnen ontsnappen, maar ook omdat ze er barricades mee kunnen bouwen. Soms worden we zelfs met die dingen bekogeld.”

Interventieagent: “En dan zijn er nog de kopstukken: de CEO’s die alles overzien, die de orders plaatsen en het meeste geld verdienen. Maar het vuile werk laten ze door anderen opknappen.”

Door wie? Jongens uit de buurt?

Inspecteur: “Dat verschilt per wijk. Op sommige plekken, zoals het Bethlehemplein, dealen veel tieners uit de buurt. Op andere pleintjes werken de lokale jongens vooral als spotters.”

Rechercheur: “De meeste buurtjongens beginnen onder aan de ladder, als helper of spotter. Dan beginnen ze te dealen, en na een paar jaar krijgen ze een leidersrol. Naarmate ze opgroeien op het pleintje, groeien ze ook door in de organisatie. De afgelopen maanden hebben we gemerkt dat de bendes opvallend meer tieners en sans-papiers rekruteren.”

Hoe oud zijn de jongsten?

Rechercheur: “Ik stuit geregeld op spotters van amper 12 jaar.”

Inspecteur: “Sommigen dealen ook mee, hoor. Die gastjes zitten in het zesde leerjaar.”

Kennen jullie die jongens persoonlijk?

Inspecteur: “Jazeker. Van sommige gastjes onthou ik de geboortedatum makkelijker dan die van m’n eigen familieleden, omdat ik ’m zo vaak moet noteren.

“Ik heb die jongens zien opgroeien. Het is tragisch: als kind voetbalden ze op hun pleintjes, nu dealen ze er. Misschien blijven ze wel tot hun oude dag op hetzelfde muurtje zitten. Of ze worden geliquideerd, die kans bestaat ook.”

Kennen jullie de dodelijke slachtoffers van de afgelopen maanden?

Inspecteur: “O, ja. Heel wat, zelfs. Dat vertel ik ook aan de jongens op de pleintjes: ‘Jij weet óók wie er vorige week is doodgeschoten. Denk je dat je zomaar uit zo’n organisatie kunt stappen? Morgen kan het jouw beurt zijn!’ Ik ken meerdere gastjes die spoorloos zijn verdwenen. Plots komen die jongens niet meer opdagen op school. Zijn ze ontvoerd, vermoord? Geen mens die het weet.

“Ik probeer er niet te veel over na te denken. Ik heb ze vaak genoeg gewaarschuwd.”

Rechercheur: “Soms voel ik dat ik héél even tot hen doordring.”

Inspecteur: “Je legt uit dat hun leven in gevaar is, dat dit werk geen toekomst biedt. Maar ’s anderendaags zegt iemand: ‘100 euro cash als je eens fluit wanneer de politie komt!’ Dan is de rekening snel gemaakt. Voor hen is de drugshandel een inkomstenbron, een spelletje bijna.”

Rechercheur: “100 euro per dag, gewoon om te spotten, dat is 3.000 euro netto per maand. Op je 14de!”

Inspecteur: “Ik heb het opgegeven. Je kunt uren met die jongens praten, maar ze doen toch verder. Ze verdienen simpelweg te veel geld, wij staan machteloos.”

Rechercheur: “Sommige ouders vallen uit de lucht wanneer hun tienerzoon wordt verhoord in een drugsonderzoek, omdat ze nooit hebben beseft hoe díép hij in zo’n bende zit. Die jongens krijgen niet zelden een aframmeling, live in het politiekantoor.

“Helaas zijn de meeste ouders wél op de hoogte van wat hun zoon uitspookt, maar kiezen ze ervoor om geen vragen te stellen. Ze zwijgen, en in ruil krijgen ze een deel van de koek. Ze leven in armoede, ze hebben de cash nodig om te kunnen overleven.”

‘Deelsteppen zijn een ideaal instrument voor de drugsbendes: de dealers kunnen er snel mee vluchten, de helpers gebruiken ze om de straat te barricaderen. Of om ons te bekogelen.’Beeld saskia vanderstichele

UITGERUKTE TANDEN

Werken er ook buurtjongens in Peterbos, hét epicentrum van de drugshandel en het geweld in Brussel-Zuid?

Rechercheur: “Nee, Peterbos is een geval apart: daar komen we weinig echte Brusselaars tegen. De spotters, dealers en transporteurs komen uit Frankrijk of Wallonië. Voor de bendes is dat een voordeel, want de politie kent hun gezichten niet.”

Inspecteur: “Oorspronkelijk werkten er wel locals in Peterbos, maar die werden bont en blauw geslagen als ze niet genoeg verkochten, of als ze een steek lieten vallen bij het spotten. Ook folteringen zijn niet uitzonderlijk. Ik herinner me een jongen van wie de tanden waren uitgerukt met een tang.”

Rechercheur: “Of die kerel van wie ze een vinger hebben afgeknipt, omdat hij geen drugs wilde stockeren bij hem thuis.

“De Brusselse bendes houden hun leden almaar meer onder de knoet met bruut geweld. Als de verkoop een dag niet wil vlotten, krijgt de dealer klappen. En als de politie zijn drugs in beslag neemt, moet hij elke eurocent verlies terugbetalen.”

Inspecteur: “Ik ken jongens die al zes maanden gratis werken. Het is dat of in elkaar geslagen worden. Of erger.”

Er werken ook sans-papiers voor de bendes, zeiden jullie net.

Rechercheur: “Je zegt het goed: ‘voor’ de bendes. Niet ‘in’ of ‘met’ de bendes, dus. De kopstukken beschouwen die sans-papiers als vervangbaar: het kan hun geen moer schelen als we er vandaag eentje arresteren, want morgen staat er toch weer een rijtje nieuwe kandidaten klaar.”

Inspecteur: “Veel van die sans-papiers zijn zelf verslaafd. Soms krijgen ze toestemming om cocaïne voor eigen gebruik uit de voorraad te halen, of ze worden in drugs uitbetaald.”

Rechercheur: “De bendes schakelen nu ook vaker jonge vrouwen in als passeurs, die geld of drugs door de stad moeten vervoeren. Zij lopen minder risico dan de buurtjongens om tegengehouden te worden voor een politiecontrole.”

En wie haalt de trekker over tijdens schietpartijen?

Rechercheur: “Soms doet een bende een beroep op professionals. In Antwerpen zijn het vaak Nederlanders, maar hier wordt het vuile werk evengoed opgeknapt door piepjonge Brusselaars. Of door sans-papiers: die mensen hebben toch niets meer te verliezen, en net dat maakt hen zo gevaarlijk.”

Het huis van een concurrent laten beschieten zou amper een paar honderd euro kosten.

Rechercheur: “De bedragen liggen inderdaad opmerkelijk laag. De werkelijke prijs is anders niet min: wie zo’n opdracht geeft, wordt zélf het doelwit van de concurrentie.”

‘Denk je dat je zomaar uit zo’n organisatie kunt stappen? Ik ken meerdere gastjes die spoorloos zijn verdwenen. Plots komen ze niet meer opdagen op school. Ontvoerd? Vermoord? Geen mens die het weet.’Beeld Saskia Vanderstichele

LINKS BASTION

Voelen jullie de haat op straat?

Inspecteur: “Absoluut. De haat tegen de politie is de laatste jaren sowieso enorm toegenomen in Brussel. De tragische dood van de 19-jarige Adil, tijdens een politieachtervolging in 2020, was een kantelpunt. Bijna iedereen op de pleintjes is tégen ons, zelfs de buurtbewoners. Als we een spotter arresteren, zien zij geen bendelid, maar hun neefje of een vroegere klasgenoot. En dan klinkt het algauw: ‘De politie is racistisch!’ Dat ben ik beu, ik heb verdorie zélf buitenlandse roots.”

Interventieagent: “In Sint-Gillis, een extreemlinks bastion, worden we voortdurend tegengewerkt door anarchistische Brusselaars. Ze zijn anti-politie, ze filmen alles wat we doen en schelden ons uit voor racisten. Soms gedragen die mensen zich nóg agressiever dan de drugscriminelen.”

Jullie komen dus vaak in gevaarlijke situaties terecht.

Inspecteur: “Ja. Als ik een dealer in de boeien sla, neem ik makkelijk 1.000 euro cash en 700 gram cannabis in beslag: dat komt neer op 8.000 euro verlies én een verkooppunt dat voor een paar uur platligt. Voor de drugsbaronnen is dat peanuts, maar voor de dealers en spotters is het hun leven. Daarom worden we vaak omsingeld en aangevallen tijdens patrouilles. De bendeleden rijden ons klem en bekogelen ons met flessen of stenen tot de ruiten van onze wagen sneuvelen. In hun ogen is het hún pleintje.

“Ik word ook almaar vaker geconfronteerd met personen die een vuurwapen bovenhalen. Op sommige dagen moet ik wel zeven keer zelf mijn wapen trekken, hoewel ik zelden schiet.”

Interventieagent: “De zenuwen zijn de hele dag door gespannen. Bij een huiszoeking denken veel dealers dat ze worden aangevallen door moordlustige rivalen, dus grijpen ze snel naar hun wapen en beginnen ze te schieten. Als we roepen dat we van de politie zijn, weigeren ze ons te geloven.

“En wat nog erger is: die gasten krijgen gewoon gelijk van de rechter! Onlangs is een drugsdealer vrijgesproken die tijdens een huiszoeking in Molenbeek een collega van me had beschoten, in de zomer van 2021. ‘Ik dacht dat ik op een rivaal schoot’, beweerde die kerel. Het oordeel van de rechtbank: wettige zelfverdediging. Tweehonderd uur taakstraf in plaats van dertig maanden cel.

“Welk signaal geeft het gerecht daarmee aan de bendes? Dat ze op agenten mógen vuren, ook als die zich identificeren? Zij lezen dat ook in de krant, hè. Vroeg of laat zal zo’n huiszoeking eens slecht aflopen in Brussel. In Charleroi is het al gebeurd: in maart is een collega van de speciale eenheden doodgeschoten.”

Zijn jullie zelf ooit gewond geraakt?

Inspecteur: “Vorig jaar in juni heeft een dealer me een klap op het hoofd gegeven: hersenschudding, een maand buiten strijd. Een collega werd aangevallen met een mes, een pees in zijn vinger was volledig doorgesneden.

“Het is zelfs gevaarlijk om in burger over straat te lopen. Drie jaar geleden werd een collega die geen dienst had, herkend op een pleintje: véértig jongeren vielen hem aan met alles wat ze konden vinden. Een baseballknuppel, stokken, een kruk… Een paar winkeliers uit de straat hebben hem op het nippertje kunnen redden. Hij is nog altijd arbeidsongeschikt.”

Interventieagent: “Mijn collega’s hebben laatst een foto van mij ontdekt op de telefoon van een dealer. De tekst die erbij stond: ‘Tu vas mourir, fils de pute!’ Die foto delen de bendeleden met elkaar op Snapchat, samen met de nummerplaat van onze anonieme wagen.

“Ik weet intussen wie mijn foto heeft verspreid, en het is een knul die ik persoonlijk ken. Razend word ik ervan, ik doe gewoon mijn werk! En ik ben niet het enige doelwit: bij de jongerenbendes circuleert een document met de gezichten, de namen en soms zelfs de adressen van onze rechercheurs.”

Angstaanjagend.

Interventieagent: “Inderdaad. Almaar meer collega’s krijgen de toestemming om hun dienstwapen mee naar huis te nemen.”

‘De meeste ouders weten dat hun kind dealt, maar ze zwijgen en in ruil krijgen ze een deel van de koek. Ze leven in armoede, ze hebben de cash nodig om te overleven.’Beeld Saskia Vanderstichele

DOOD AAN DE LAPTOP

De spanning loopt soms hoog op tijdens buurtvergaderingen. De bewoners roepen dat hun wijken niet langer leefbaar zijn.

Inspecteur: “Dat begrijp ik best. De drugshandel trekt junkies aan, die uit geldnood winkeldiefstallen plegen en mensen op straat beroven. Sommigen prostitueren zichzelf. De straten rond zo’n pleintje worden vuiler, de sfeer wordt bitsiger.”

Interventieagent: “De wapenhandel floreert en het aantal autodiefstallen neemt toe, want de bendes vervoeren nooit geld of drugs in hun eigen wagens.”

Inspecteur: “En dat gebeurt allemaal in buurten met een bevolking die sowieso kwetsbaar is.”

Interventieagent: “Bovendien vinden sommige afrekeningen nu overdag plaats, midden in woonwijken. En die moordcommando’s schieten erop los, dus de verdwaalde kogels vliegen alle kanten uit. In het ‘beste’ geval raken ze enkel auto’s, maar er kan net zo goed een buurtbewoner worden getroffen. Dat er gezinnen met kinderen in de buurt wonen, kan die bendeleden niets schelen. Ze hebben geen enkele erecode.”

Eind vorig jaar werd een vrouw in Marseille dodelijk getroffen door een verdwaalde kalasjnikovkogel terwijl ze thuis achter de laptop zat.

Interventieagent: “Er wordt met oorlogswapens geschoten in woonwijken. Als die trend aanhoudt – en ik zie geen reden waarom dat níét zo zou zijn – is het slechts een kwestie van tijd vóór zoiets ook hier gebeurt.”

Inspecteur: “Een man smeekte me onlangs: ‘Help me, ik kan niet meer!’ De buurtbewoners voelen zich gegijzeld. De machthebbers zouden eens moeten meemaken wat de mensen in de probleemwijken elke dag opnieuw zien: drugshandel voor de deur, jongeren die schreeuwen als de politie komt aanrijden, loeiende sirenes, achtervolgingen, schietpartijen...”

Sommigen durven de politie niet meer te verwittigen als ze iets verdachts zien.

Interventieagent: “Het zou niet mogen, maar ik begrijp het wel. De bendeleden kennen de buurtbewoners, dus ze komen vaak snel te weten wie hen heeft verraden – en bovendien bestaat er een grote kans dat ze daags na hun arrestatie alweer op vrije voeten zijn.

“Sommige inwoners van Peterbos sluiten zich de hele dag op in hun appartement, uit angst voor de dealers die de buurt terroriseren. Zodra die kerels ook maar de indruk hebben dat je de politie wilt bellen, beginnen de dreigementen. Het laatste wat de bewoners willen, is opvallen: dan lopen ze een groot risico om door de criminelen misbruikt te worden.”

Hoezo?

Interventieagent: “Sommigen worden gedwongen om drugs te stockeren in hun appartement, of er nu kinderen wonen of niet. Als ze niet luisteren, worden ze afgeranseld. En ze durven ons niet te waarschuwen, omdat ze bang zijn dat we hen als medeplichtigen zullen beschouwen.”

Inspecteur: “Geef mij morgen een gratis appartement in het Brusselse en ik pas.”

STAPELS CASH

Hebben jullie de afgelopen maanden ook successen kunnen boeken?

Rechercheur: “Onlangs hebben we de grote baas van de drugshandel in Peterbos gearresteerd op de luchthaven in Barcelona – hij stond op het punt naar Dubai te vertrekken. Maar het is moeilijker geworden om doorbraken te forceren. Vroeger volgden we een klant naar een verkooppunt, vaak een videotheek, waar kilo’s en kilo’s drugs lagen opgestapeld. Tegenwoordig wordt het spul in kleinere hoeveelheden gestockeerd, verspreid over veel meer locaties.”

Interventieagent: “Ik heb ooit een dealer opgepakt met 10.000 euro op zak, maar ook dat is zeldzaam geworden: de cash wordt nu meer verdeeld onder de bendeleden.”

Het is dus moeilijker geworden om individuen te bestraffen?

Rechercheur: “Inderdaad. Soms hangen er wel vijf spotters rond op een pleintje, maar fluiten of roepen als er een politiewagen aankomt: wat is daar illegaal aan? En de dealers hebben soms amper vijf of tien gram op zak, daarvoor krijg je in ons land geen zware straf. We moeten dus heel nauw samenwerken met het parket om grote, sterk onderbouwde dossiers samen te stellen. Anders gaat het harde werk van onze agenten op het terrein verloren.”

Wie zijn de bazen?

Rechercheur: “Brusselse criminelen. We merken dat jeugdbendes die vroeger vooral betrokken waren bij straatcriminaliteit – handtassen en kettingen wegrukken, kleine diefstallen, soms bescheiden geweldplegingen – zijn overgestapt op de drugshandel. Op andere hotspots, zoals in Anderlecht, hebben enkele beruchte families de touwtjes in handen.”

Inspecteur: “In bepaalde wijken zijn er nu zelfs minder geweldsdelicten. De criminele bendes hebben begrepen dat dealen meer winst oplevert én minder zwaar wordt bestraft.”

Waarom hebben de kranten het dan zo vaak over de Albanese drugsbonzen en de mocromaffia?

Rechercheur: “Die verhalen zijn overdreven. Grof geschetst: Antwerpen is de toegangspoort voor cocaïne, Brussel is het distributiecentrum. De Brusselse bendes staan in voor de verkoop, en voor de aanvoer zijn ze afhankelijk van hun contacten in Frankrijk, Nederland, Spanje... Meer is het niet.”

Peterbos wordt dus niet gerund door maffia uit Marseille?

Interventieagent: “Nee, dat klopt niet. Er bestaan inderdaad banden met die organisaties, maar de bende in Peterbos is geen Frans satellietbedrijfje. Het geweld uit Marseille kopiëren die bendes wél.”

Rechercheur: “Klopt. De territoriumoorlog in Brussel wordt uitgevochten tussen lokale bendes en Brusselse families, niet tussen buitenlandse kartels.”

Wat doen die bendes met zoveel cash?

Rechercheur: “Witwassen. Soms op de ouderwetse manier: ze verbergen stapels geld in een auto en rijden naar plekken waar nog veel cash wordt aangenomen, zoals Noord-Afrika of Spanje. Daar investeren ze rechtstreeks in vastgoed. Daarom legt justitie soms beslag op villa’s van drugsbazen in Marbella of Marokko.

“Maar witwassen gebeurt de laatste tijd steeds ingenieuzer, via ingewikkelde financiële constructies. De bendes schakelen een financieel expert in, die het geld met valse facturen van spookbedrijf naar spookbedrijf versluist, tot het onzichtbaar wordt voor de Belgische overheid.

“Het lukt ons gelukkig almaar beter om die geldstromen te traceren. Momenteel zitten we in de eindfase van zo’n onderzoek: de witwasser in kwestie bekleedt een topfunctie bij een internationaal bedrijf. Tot nu toe had hij een blanco strafblad. Zo zie je maar.”

‘De laatste maanden worden opvallend meer sans-papiers en tieners gerekruteerd. De jongste dealers zijn amper 12 jaar oud’Beeld Saskia Vanderstichele

STRAFFELOOSHEID

Ik hoorde ook dit tijdens een buurtvergadering: ‘Jullie pakken dealers op, maar diezelfde avond zitten ze alweer op hun pleintje coke te verkopen.’

Interventieagent: “Ik ga akkoord met die mensen.”

Inspecteur: “Denk je dat wij dat leuk vinden? Natúúrlijk wil ik die criminelen voor lange tijd achter de tralies zien vliegen. Maar mijn taak is om misdrijven vast te stellen, daders te arresteren en drugs in beslag te nemen. Dat justitie met een tekort aan magistraten kampt en dat de gevangenissen overvol zitten, daar kan ík niets aan doen. Dat minderjarigen in ons rechtssysteem sterk worden beschermd, daar ben ík niet verantwoordelijk voor. En wat kan ík veranderen aan het feit dat landen als Marokko, Tunesië en Algerije hun onderdanen niet meer willen terugnemen?”

Interventieagent: “Voor mij is het duidelijk: zolang ons gerecht niet anders – of strenger – optreedt tegen die criminelen, zal er niets veranderen.”

Inspecteur: “Drugscriminelen worden veel te zacht aangepakt. Elke dag is frustrerend, maar ik heb me er ondertussen bij neergelegd. Ik doe gewoon mijn werk, meer kan ik niet doen.”

Rechercheur: “We kunnen deze oorlog niet alleen winnen: we hebben de steun nodig van de buurtbewoners, de politici, de gemeentelijke diensten, het gerecht... Wat wij doen, is voorkomen dat het nóg erger wordt. Meer niet.”

Interventieagent: “Precies. Als we ons twee dagen op rij niet vertonen op de hotspots, loopt het helemaal uit de hand. Ons werk is waardevol, maar we kunnen de drugshandel niet in ons eentje uitroeien.”

Wat staat er op jullie verlanglijstje?

Inspecteur: “Meer collega’s. Vandaag is bijna iedereen van mijn eenheid opgetrommeld om een manifestatie te begeleiden. We moeten ook bijspringen als de cipiers weer eens staken. Op al die momenten hebben de dealers vrij spel.”

Rechercheur: “En betere middelen! Niets hoogtechnologisch: gewoon betere camera’s en flexibelere privacyregels.”

Hoezo?

Inspecteur: “Stel dat jij straks op klaarlichte dag tien schoten lost in de lucht, dan is de kans groot dat we je nooit zullen vatten. De kwaliteit van de beelden is zo beroerd dat je niet eens een masker hoeft te dragen om anoniem te blijven. We grappen weleens op het bureau: ‘NASA kan close-ups maken van Mars, maar wij kunnen nog geen nummerplaat lezen.’”

Kortom: jullie zijn heel gefrustreerd.

Inspecteur: “Natuurlijk. Ik heb de afgelopen jaren meer en meer collega’s zien vertrekken. Sommigen werden bont en blauw geslagen en moesten thuis recupereren, anderen kiezen eieren voor hun geld en veranderen van job, of ze verhuizen naar een kalmere politiezone.

“De voorbije weken hebben nog maar eens twee collega’s voor arbeidsonderbreking gekozen. Ze hebben een gezin, ze willen meer rust… Hoe vaak hebben we tijdens debriefings al niet gezegd dat we op het nippertje aan het ergste zijn ontsnapt? Ik zet mijn leven dagelijks op het spel. Dat is psychologisch en emotioneel loodzwaar.”

Interventieagent: “Sinds ik zelf een gezin heb, overweeg ik almaar vaker om het voorbeeld van mijn collega’s te volgen. Zodra ik merk dat ik tijdens patrouilles de ogen begin te sluiten voor bepaalde situaties, omdat ik bang of te voorzichtig ben geworden, stop ik er onmiddellijk mee. Dat zou jammer zijn, want dit werk is en blijft mijn passie.”

Inspecteur: “Dat begrijp ik, en ik neem niemand iets kwalijk. Maar het maakt het personeelstekort nog nijpender, natuurlijk.

“Begrijp me niet verkeerd: ik ben nog altijd gemotiveerd. Ik doe mijn werk doodgraag. Maar mijn liefde voor Brussel is verdwenen. Ik heb hier 25 jaar gewoond: in Jette, in Etterbeek... Maar ik ben verhuisd, en ik denk niet dat ik ooit zal terugkomen. Zelfs op vrije dagen blijf ik uit de stad weg. Ik ben het zat.”

Interventieagent: “Mensen zullen weer zeggen dat wij anti-Brussel zijn, die kritiek hebben we ook gekregen toen Niveau 4 van Eric Goens werd uitgezonden. Maar wij zeggen gewoon waar het op staat.”

Inspecteur: “Zo is dat. Brussel is onherkenbaar geworden. Durf jij na tienen nog van Brussel-Zuid naar het Baraplein te lopen? Zou jij je moeder ’s nachts alleen laten in de buurt van Peterbos, dat ooit een normale woonwijk is geweest? Ze zal er niet worden neergeschoten, maar ze zou meteen voelen dat ze er niet welkom is. Sommige stukjes van Brussel zijn niet meer van de mensen. Dat mogen we nooit aanvaarden.”

© Humo