De vermoorde activist Enver Hadri. — © if
Duo krijgt opnieuw levenslang voor moord op Kosovaarse mensenrechtenactivist in 1990
Het Brusselse hof van assisen heeft woensdagavond Veselin Vukotic en Andrija Draskovic tot levenslang veroordeeld voor de moord op de Kosovaarse mensenrechtenactivist Enver Hadri, in 1990 in Sint-Gillis. Het duo krijgt zo dezelfde straf opgelegd als in 2016, toen de twee mannen bij verstek schuldig bevonden en veroordeeld werden.
De onmiddellijke aanhouding van de twee mannen met de Servische nationaliteit is bevolen. Het hof had Vukotic (72) en Draskovic (60) dinsdag reeds schuldig bevonden. Het parket vorderde levenslang.
Voor rechters en juryleden waren er geen verzachtende omstandigheden voor Veselin Vukotic, die opnieuw niet aanwezig was tijdens het proces. Ook verwezen ze naar een eerdere veroordeling in Montenegro voor doodslag.
Ook voor Andrija Draskovic waren er geen verzachtende omstandigheden. Hij was niet zelf aanwezig, maar liet zich wel vertegenwoordigen door zijn advocaten. De man nam volgens het hof deel aan een “staatsmisdrijf op Belgische bodem, bevolen door een vreemd land, waardoor de familie een echtgenoot, vader en grootvader ontnomen werd”. Ook werd op Draskovics banden met het criminele milieu gewezen en een veroordeling voor doodslag in 2000.
Op 25 februari 1990 rond 16.30 uur bevond de 49-jarige Enver Hadri, toen de voorzitter van het Mensenrechtencomité voor Kosovo, zich achter het stuur van zijn wagen in de Sint-Bernardusstraat in Sint-Gillis. Toen hij stopte voor een rood licht, kwam er een ander voertuig met vier inzittenden naast hem aangereden, van waaruit schoten op Hadri werden gelost. Er waren verschillende getuigen van de liquidatie. De Kosovaar werd in het hoofd geraakt en overleed twee uur later in het Brusselse Sint-Pietersziekenhuis.
De nu 72-jarige Veselin Vukotic en de 60-jarige Andrija Draskovic werden in november 2016 al bij verstek veroordeeld tot levenslange opsluiting door het Brusselse hof van assisen voor de moord op Hadri. Volgens de jury handelden de twee mannen op bevel van de Joegoslavische geheime diensten, meer bepaald van hoofdinlichtingenofficier Bozidar Spacic, met logistieke hulp uit Belgrado. Ook Spacic werd toen bij verstek veroordeeld tot levenslange opsluiting, maar hij tekende geen verzet aan.