Direct naar artikelinhoud
InterviewHolocaust-overlever Simon Gronowski (92)

‘We moeten de mensen van jongs af aan informeren over de misdaden van de nazi’s. Opdat het niet meer terugkomt’

Simon Gronowsk: 'We moeten de mensen informeren, al van jongs af aan, over de misdaden van de nazi’s. Opdat het niet meer terugkomt.'Beeld Damon De Backer

‘Ik ben een slachtoffer van extreemrechts, een gevaar voor de mensheid en de jeugd.’ Op de 505-concerten in Antwerpen, tijdens de voorleesmarathon ‘Dit zijn de namen’ in het Fort van Breendonk en aan de piano in de Bozar: keer op keer kreeg Holocaust-overlever Simon Gronowski deze week het publiek stil met zijn verhaal.


“Ik ben een slachtoffer van extreemrechts. De nazi’s hebben mijn moeder en mijn zus vermoord in een gaskamer in Auschwitz-Birkenau, in 1943. Mijn vader ontsnapte aan zijn arrestatie door de Gestapo, omdat hij met een probleem aan de longen in het ziekenhuis lag. Pas toen de geallieerde troepen op het einde van de oorlog de bergen met lijken vonden, de gaskamers en de crematie-ovens, begreep mijn vader dat zijn vrouw en dochter niet meer zouden terugkomen. Hij is van verdriet gestorven op 9 juli 1945, hier in Brussel. Ik was 14 en ik was helemaal alleen op de wereld.”

Aan de elektrische piano in de hoek van de kamer heeft Simon Gronowski zojuist een flard uit 'Imagine' gespeeld. Heel even was hij John Lennon in het diepst van zijn gedachten. Nu herhaalt hij uit het blote hoofd de toespraak die hij afgelopen zondag op het Antwerpse Sint-Jansplein hield, tijdens de 505-concerten voor menselijkheid. Moeiteloos kreeg Gronowski het hele plein stil.'Held van de dag' werd hij hier en daar genoemd.

Holocaust-overlever Simon Gronowski kreeg moeiteloos iedereen stil met zijn toespraak op het Antwerpse Sint-Jansplein ­tijdens de 505­­-concerten voor menselijkheid.Beeld Irene Van Impe

“Op mijn elfde ben ik samen met mijn moeder en mijn zus thuis opgepakt door de Gestapo. Ze hebben me in de kelder van hun hoofdkwartier gegooid en de dag erna naar de gevangenis in de Dossin-kazerne overgebracht. Daar ben ik een maand gebleven.”

Zijn stem weergalmt zachtjes door de voorste kamer van dit herenhuis in Elsene. Aan de muur zijn tientallen tekeningen van advocaten en rechters opgehangen. Op een stapel boeken houden David Van Reybroucks Tegen verkiezingen en Wiens Belang? van Marijke Persoone elkaar nog net in evenwicht. En aan de zware eikenhouten werktafel spert een man met de lange, slanke vingers van een pianist de ogen wijd open terwijl hij zijn leven overschouwt.

92 is Gronowski nu. Hij is nog altijd actief als advocaat en speelt nog elke dag piano, meestal jazz. Maar het bekendst is hij als ‘Holocaust-overlever’. Als kind werd hij wekenlang opgesloten in de Mechelse Dossin-kazerne, samen met zijn moeder en zijn zus. Nummer 1.234 was hij en op 19 april 1943 werd hij op transport XX naar Auschwitz-Birkenau gezet, samen met zijn moeder die Chana heette. Zus Ita, die op haar zestiende de Belgische nationaliteit had gekregen, bleef alleen achter.

“De beestenwagen was pikdonker en er waren geen stoelen om te zitten. De schuifdeur was gesloten met een grote, metalen hendel. Samen met mijn moeder en vijftig andere mensen was ik opgesloten, en ik begreep er niets van. Ik zat nog volop in mijn padvinderswereld. Ik wist niet dat ik ter dood veroordeeld was en dat deze trein me op de plek van mijn executie zou brengen. Maar dan, een mirakel: ter hoogte van Borgloon, in Limburg, ging de deur opeens open en heeft mijn moeder me uit de trein geduwd. Ik heb gesprongen, ben beginnen te lopen en ben ontsnapt.”

Het lijkt een verhaal uit een diepe, oude tijd. Maar deze man in Elsene heeft het werkelijk beleefd. Honderden, tientallen keren heeft hij zijn verhaal al verteld en nog altijd zijn het de details die raken: de pot met confituur op de keukentafel op het moment van de Duitse inval, de drie jonge mannen die beslissen om uitgerekend dit konvooi aan te vallen en er ternauwernood in slagen een wagon open te maken, de laatste woorden die de jonge Gronowski uit de mond van zijn moeder hoorde (“De trein gaat te snel”), het warme bad dat hij bij veldwachter Jean Aerts kreeg, de man die hem na zijn sprong uit de trein met gevaar voor eigen leven in huis nam en verstopte voor de Duitsers.

Al die schoonheid, al die gruwel.

“En waarom dat alles? Omdat mijn ouders toevallig in de joodse godsdienst zijn geboren. Ik ben dus slachtoffer van extreemrechts, een gevaar voor de mensheid en voor de jeugd. Het is de wieg van het fascisme, het nazisme, het racisme en het antisemitisme. Extreemrechts is de wieg van de haat en ik wil ertegen vechten, met mijn verhaal.”

Simon Gronowski recht de rug. “Het was een geluk om dit te mogen vertellen”, zegt hij. “Ik wil de mensen waarschuwen voor het gevaar. Dat is mijn opdracht.”

Volgens de peilingen stemt 1 op de 4 Vlamingen straks op Vlaams Belang. Kunt u hen begrijpen?

“Niet iedereen die op een extreemrechtse partij zoals het Vlaams Belang of het Rassemblement national van Marine Le Pen in Frankrijk stemt, is een racist of fascist. Velen vergissen zich, zijn verdwaald of zijn beïnvloed door de simpele propaganda op sociale media. Of ze zitten in de miserie en willen dat er iets verandert. Maar onder de leidinggevenden van die partijen bevinden zich wel gevaarlijke mensen. Neonazi's. Tegen hen moeten we vechten.”

Hoe?

Par le devoir de mémoire. Door de herinnerplicht. We moeten de mensen informeren, al van jongs af aan, over de misdaden van de nazi's. Opdat het niet meer terugkomt. En ten tweede via de verkiezingen. Ik zeg tegen iedereen, en vooral tegen de jongeren: stem nooit op Vlaams Belang. Ze dragen nette pakken en mooie stropdassen, alsof ze zomaar een partij zijn, maar ik zeg u: het is een gevaarlijke partij, ze bedriegen u. We moeten op onze hoede zijn, want het kan zomaar herbeginnen. We moeten België, en Vlaanderen, behouden zoals het is: een plek met vrijheid, vrede, verdraagzaamheid en vriendschap.”

Bent u bang voor wat er na de verkiezingen kan gebeuren?

“Nee. Zelfs als Vlaams Belang straks de verkiezingen wint, blijf ik optimistisch. Ondanks de tragische gebeurtenissen uit het verleden, die ik en anderen hebben meegemaakt, en ondanks de tragische gebeurtenissen waardoor er vandaag nog hele volkeren lijden, behoud ik mijn geloof in de toekomst. Ik geloof in de menselijke goedheid. Ik heb mijn toespraak niet voor niets geëindigd met te zeggen: ‘Jongeren, vergeet nooit dat het leven mooi is. Leve de vrede en de vriendschap onder de mensen.’ Vriendschap zal het altijd halen van haat. Ik ben een optimist. Ik heb nooit haat gevoeld, haat is een ziekte.”

Maar ondertussen winnen extreemrechtse partijen overal in Europa wel terrein en duren de oorlogen in Gaza en Oekraïne voort.

“Ik weet het. Over extreemrechts: het komt en gaat, maar uiteindelijk zal de democratie het altijd halen, geloof ik. En over de oorlog in Gaza: als ik naar de beelden kijk, word ik fysiek ongemakkelijk. Ik zap weg en kijk liever naar het voetbal.”

Het voetbal?

“Natuurlijk. Naar Union Saint-Gilloise! Maar wat ik nog wilde zeggen over Gaza: net zoals ik als kind een slachtoffer was van het nazisme, zijn ook nu weer de kinderen het eerste slachtoffer, aan beide kanten. Daarom moet er zo snel mogelijk een staakt-het-vuren komen, onder druk van de Verenigde Staten. En of er dan een oplossing wordt gevonden met één, twee, drie of vier staten: het maakt niet uit, zolang er maar een oplossing wordt gevonden.”

Hoe kunt u hoopvol blijven als u ziet wat er op het terrein gebeurt?

“Frankrijk en Duitsland hebben drie oorlogen uitgevochten: in 1870, in 1914 en in 1940. De haat, misdaden en verwoestingen waren nog erger dan in Gaza vandaag. En zie nu: beide landen zijn vereningd in de Europese Unie en leven broederlijk naast elkaar. Zo zullen ook het Palestijnse en het Israëlische volk op een dag verenigd zijn. Liefst zo snel mogelijk. En bovendien mag je het Israëlische volk niet verwarren met het Joodse volk. Maar bon: ik ben neutraal, ik kies geen partij.”

Voelt u zich nog Joods?

“Nee. Ik ben religieus opgevoed, maar op het einde van de oorlog heb ik twee jaar gewacht op mijn moeder en mijn zus. Elke dag bad ik tot God. Maar zodra ik begreep dat ze niet meer zouden terugkomen, heb ik mijn geloof verloren. Sindsdien ben ik atheïst. Ik ben van Joodse origine, dat heb ik nooit genegeerd, net zoals ik een zoon van immigranten ben: mijn vader is in 1920 naar België gekomen om in de mijnen te werken, daarom ben ik solidair met de vluchtelingen van vandaag. Ik wil voor alle slachtoffers spreken, want de Joden hebben geen monopolie op het lijden. Armenië, Rwanda: de ene genocide is niet erger dan de andere. Ze zijn allemaal verschrikkelijk.”

Simon Gronowski: 'Extreemrechts is de wieg van de haat en ik wil ertegen vechten, met mijn verhaal.'Beeld Damon De Backer

De bel gaat. Zoals beloofd komt kleinzoon Emile het gras afrijden. “Ik ben getrouwd, heb twee dochters gekregen, ben gescheiden en heb vier kleinzonen”, zegt Gronowski. “We moeten leven voor het heden en voor de toekomst, heb ik altijd gevonden. Niet voor het verleden.”

Het is de reden waarom Gronowski zijn verhaal meer dan vijftig jaar verzweeg. Om dan als een vulkaan uit te barsten en niet meer op te houden met stromen en vertellen, tot in de Verenigde Staten toe. De dag voor ons gesprek nam hij deel aan de voorleesmarathon 'Dit zijn de namen' in het Fort van Breendonk en ook daar vertelde hij voluit.

Waarom hebt u zo lang gezwegen?

“Het was geen geheim, laat dat duidelijk zijn. De mensen die dicht bij mij stonden, wisten twee dingen: dat ik van de trein was gesprongen en dat mijn hele familie was vermoord. Maar als ik mijn hele leven lang in alle details over de gebeurtennissen in mijn jeugd had verteld, was ik depressief geworden. Ik wilde leven. Bovendien is niemand me ooit komen ondervragen. Ik was ook bang om de mensen te storen met mijn verhaal en als jonge advocaat had ik schaamte om op te biechten dat ik was vervolgd omdat ik jood was. De balie is een gesloten wereld, ik dacht dat het mijn carrière kon schaden. Om al deze redenen wilde ik het achter me laten. Maar alles veranderde toen ik in 1995 telefoon kreeg van een historicus, een schrijver en een uitgever. Ze waren op mijn verhaal gebotst en zeiden dat ik een boek moest uitgeven. Ik ben gehoorzaam, ik heb hun advies gevolgd. (lacht) Dat boek heeft mijn leven veranderd. Sindsdien word ik overal uitgenodigd, vooral in scholen. In Frankrijk, Engeland, Amerika, zelfs in Duitsland. Ik praat tegen het negationisme en om de helden die me gered hebben te bedanken.”

'Met vergeving raak je aan de kern van menselijkheid', zei u eerder al. We lijken die gave met zijn allen wat kwijtgespeeld.

(denkt na) Misschien wel. Maar vergeving is volgens mij altijd eerder zeldzaam geweest. Zoals je weet heb ik een diepe vriendschap opgebouwd met kunstenaar Koenraad Tinel. Zijn vader collaboreerde tijdens de oorlog met de Duitsers, zijn twee broers sloten zich aan bij de Duitsers en daar heeft Koenraad zestig jaar lang onder geleden. Een van zijn broers, Walter, was kampbewaker in de Dossin-kazerne toen ik er opgesloten zat. Op het einde van zijn leven heeft hij me om vergiffenis gevraagd. Ik voelde dat het oprecht was en heb hem in mijn armen genomen. Dat heeft hem veel deugd gedaan, maar mij ook. En heel belangrijk: het initiatief kwam van hem, hij heeft zelf om vergiffenis gevraagd. Dat gebeurt vandaag ook niet zo vaak, heb ik het idee.”

U wilde altijd dat uw ouders tevreden zouden zijn over uw leven. U bent 92, wat denkt u?

“Ik denk nog elke dag aan mijn ouders en aan mijn zus. Voor hen ben ik advocaat geworden, om de gruwel van de nazi's te overwinnen. (denkt na) Ik denk dat ze tevreden zouden zijn, ja. Trots misschien zelfs. (snel) Hoewel, er is geen enkele reden om trots te zijn. Ik ben maar een simpele man.”

Wat is voor u de zin van het leven?

“Anderen helpen. Dat is mijn rol. Iedereen kan een tegenslag meemaken, maar je moet altijd blijven leven. 'Maar meneer', zeggen leerlingen me vaak als ik op scholen ga spreken. 'Wat hebt u toch een triest leven gehad.' Dan moet ik altijd lachen. 'Maar nee', zeg ik hen. 'Het leven is mooi. Ondanks alle ellende, ondanks het Vlaams Belang, ondanks het verdriet.' Dat moeten we met zijn allen blijven uitdragen.”

U ziet er nog altijd erg vief uit, maar ook u wordt een dagje ouder. Bent u klaar om te sterven?

“Ja. (zwijgt even) Eergisteren heb ik in de Bozar pianogespeeld op de 40-jarige herdenking van de splitsing van de Brusselse balie. 'Over tien jaar zit ik hier opnieuw', heb ik achteraf gezegd. Iedereen moet natuurlijk sterven, maar ik ben er niet bang voor: ik geloof niet dat er nog iets is na de dood, er is alleen het leven. Maar voorlopig voel ik me nog heel goed, touchons du bois. Ik heb vroeger dan ook veel gesport.”

Gevoetbald ook?

(lacht) Nee, dat niet. Atletiek vooral. 800 en 1.000 meter. Tennis ook. Ik ben dol op tennis.”

Wilt u tot slot nog een liedje spelen op de piano?

“Oh ja, graag! Wat dacht je van wat jazz, 'Makin' Whoopee!' bijvoorbeeld? Wacht, ik zet me aan de piano.”

Simon Gronowski: 'Stem nooit op Vlaams Belang. Ze dragen nette pakken en mooie stropdassen, alsof ze zomaar een partij zijn, maar ik zeg u: het is een gevaarlijke partij, ze bedriegen u.'Beeld Damon De Backer

Met zijn hoofd naar de straat gericht, waar de hele wereld nietsvermoedend voorbijkomt, gaat Gronowski aan de piano zitten. Hij sluit zijn ogen en laat vervolgens zijn lange, slanke vingers over de zwarte en witte toetsen glijden.

Daar zit hij dan. De immigrantenzoon. De jongen die van confituur hield en in God geloofde, tot er op een dag drie keer hard op de deur werd geklopt.

De man die de horror beantwoordde met liefde en recht. Die met zijn ogen lacht en zo nu en dan nog eens danst.

“Ik ben Simon”, zei hij aan de telefoon.

Nu zegt hij: “Bref. Ik moet er zo meteen vandoor. Ze komen me halen, want blijkbaar is er een demonstratie aan Brussel-Centraal. Vraag me niet waarvoor. Allee kom hier, dat ik u een knuffel kan geven.”...