Direct naar artikelinhoud
Vier vragenZaak-Annie De Poortere

‘Niet gedood, wel begraven’: vier vragen over de verdwijning van Annie De Poortere

H.D., de vroegere echtgenote van Annie De Poortere, verscheen vandaag voor de raadkamer.Beeld BELGA

De autopsie op het lichaam van de bijna 30 jaar in een tuin in Sint-Martens-Latem begraven Annie De Poortere leverde niks op. Haar ex-echtgenoot H.D. (78) zou aan de speurders verteld hebben dat hij haar begroef, maar dat hij haar destijds thuis dood aantrof.

en

Wat weten we over de rol van H.D.?

De voor de hand liggende vraag is waarom H.D. die avond niet gewoon de hulpdiensten of de politie heeft gebeld. Het uitblijven van een aannemelijk antwoord op die vraag is wat de Gentse onderzoeksrechter deed besluiten om de man onder elektronisch toezicht te plaatsen voor feiten die in een mededeling van het Gentse parket “voorlopig gekwalificeerd worden als moord”. Intussen is de autopsie uitgevoerd. Hieruit valt volgens het parket “geen concrete doodsoorzaak af te leiden”.

H.D. probeerde die bewuste zaterdag 12 november 1994 om Annie De Poortere te laten opnemen in het psychiatrisch ziekenhuis Sint-Camillus in Gent. Zij had een depressie en een alcoholverslaving en zou die dag een crisis hebben beleefd. Er was geen plaats voor een opname. H.D. besloot niet van zijn plannen voor die dag af te zien en trok naar een wedstrijd van FC Latem, de lokale voetbalploeg waar hij sinds zijn jeugd fan van is. Tijdens zijn ondervraging zou hij hebben gezegd dat hij haar bij zijn thuiskomst dood aantrof. In een toestand van radeloosheid en zelfverwijt zou hij dan hebben besloten een put te graven in de tuin van zijn buren.

De advocaat van H.D., Ashley Bickx, is erg karig met commentaar. “Mijn cliënt verleent zijn volledige medewerking aan het onderzoek”, zei hij vrijdagochtend bij de verschijning van H.D. voor de raadkamer, die diens aanhouding met elektronische enkelband verlengde.

Het lichaam van De Poortere werd deze week teruggevonden in de tuin naast haar toenmalige woning in Sint-Martens-Latem.Beeld BELGA

Kunnen de speurders hier nog een zaak van maken?

Nu er op de 30 jaar oude lichaamsresten geen sporen van geweld zijn gevonden, lijkt dat lastig. Er kunnen nog getuigen worden ondervraagd en er kan verder onderzoek worden gevoerd op de kledij van Annie De Poortere. Haar medische dossier zal worden opgevraagd. Er zullen familieleden en kennissen worden verhoord om zicht te krijgen op eventuele relatieproblemen. En wat H.D. ook tegenover de onderzoeksrechter mag hebben verklaard: elk detail zal worden geverifieerd.

Ook zonder materieel bewijs kan hier nog een zaak van gemaakt worden, zo legt Joachim Meese uit in Het Laatste Nieuws. Hij is advocaat en professor Strafrecht aan de Universiteit van Antwerpen. “Je kan zelfs veroordeeld worden voor moord, zonder dat het lijk gevonden is. Hier is de doodsoorzaak onbekend en is er dus nog een ander verhaal.”

Enkel het feit dat hij de politie niet zou gebeld hebben, maar wel zijn vrouw begraven, is volgens professor Meese onvoldoende om de man te vervolgen voor moord. “Dat alleen lijkt me nogal weinig. Je moet elke redelijke twijfel kunnen uitsluiten. En dan zijn vreemde gedragingen alleen niet genoeg. Maar goed, de speurders zullen wellicht alles nog aftoetsen aan de verklaringen van die man.”

Het parket laat weten dat “er volop wordt ingezet op snel verloop van het onderzoek”.

Annie De Poortere verdween in 1994.Beeld RV

En hoe zit het met de verjaring van de feiten?

Ook voor het begraven van het lijk zal H.D. zich nooit voor een rechtbank moeten verantwoorden. Dat kan alleen kan als het slachtoffer met geweld om het leven is gebracht. Maar vooral: die feiten zouden al lang verjaard zouden zijn.

Net daarom gaat het parket nu voor “moord”, zo schrijft Het Laatste Nieuws. Daar geldt een verjaringstermijn van 30 jaar. “Maar om van moord te spreken moet je kunnen aantonen dat er voorbedachte rade was”, zegt professor Meese. “Anders spreken we over doodslag en dan is het ook al verjaard. De speurders zullen - in de mate van het mogelijke, want het is lang geleden - nog wel onderzoeken waar hij op dat moment was. En of hij bijvoorbeeld een motief had.”

Hoe komt het dat het dertig jaar lang vrijwel stil bleef over deze verdwijning?

Volgens Alain Remue, het hoofd van de cel-Verdwijningen bij de federale politie, was 1994 in België nog min of meer het stenen tijdperk op het vlak van zoeken naar vermiste personen. De cel werd opgericht in september 1995, na de dubbele verdwijningen van Mélissa Russo en Julie Lejeune en ook An Marchal en Eefje Lambrecks in de zomer daarvoor. “Voor die tijd had je nog ouders van vermiste kinderen die zelf naar het kopieercentrum moesten om opsporingsaffiches te maken”, zegt hij. Remue was met vijf toen hij met de cel startte, vandaag heeft hij een team van vijftien mensen.

Het was een periode zonder gsm, zonder mail, zonder internet. Zonder Child Focus ook, dat nu bij elke onrustwekkende verdwijning bliksemsnel beelden kan verspreiden. “Die families, destijds, stonden er helemaal alleen voor”, zegt Remue. “Ik besef dat het vandaag moeilijk is om je zo’n wereld voor te stellen, maar onze focus lag in die beginperiode ook nog eens op de vele dossiers van kinderen die vermist waren.”

Het eerste grote dossier was Liam Vanden Branden, de tweejarige peuter die op 3 mei 1996 verdween aan het Zennegat in Mechelen. “Die zaak is altijd aan mij blijven plakken. Het is vandaag exact achtentwintig jaar geleden”, zegt Remue. “Ik heb daarnet even met de papa gebeld. Ik blijf contact houden met al die mensen, want die stoppen nooit met zoeken. Ik heb het al zo vaak gezegd: meestal is slecht nieuws voor die mensen nog altijd beter dan geen nieuws. Ik hoop in de zaak-Liam nog altijd op een toeval, zoals bij Annie De Poortere.”