Direct naar artikelinhoud
InterviewWalter Grootaers

Walter Grootaers is genezen en gaat meteen vreemd met een Vlaamse supergroep: ‘Ik wil alles vertellen, maar mijn kinderen leven nog’

Walter Grootaers: ‘Ik ben geopereerd door een robot. Er zaten zeven gaten in mijn buik.’Beeld Dirk Leunis

De leverkanker lijkt overwonnen, Walter Grootaers is back in business. Meer zelfs, de opper-Kreuner heeft een plaat gemaakt met een nieuwe ‘Vlaamse supergroep’: onder meer Axl Peleman, Ruben Block en Stef Kamil Carlens spelen mee. ‘Het is geen plaat over verliefdheid, maar over gemis.’

“Mijn memoires kan ik pas schrijven als mijn kinderen dood zijn: ik wil alles wel vertellen, maar mijn kinderen leven nog.” Het is een uitspraak van Walter Grootaers die hem typeert, zeker als u zich zijn geweldige lach daarbij probeert voor te stellen. Terwijl de ­mensen om hem heen hem kennen als een ­warme en zelfs discrete familieman die bijna per ongeluk een grote carrière in de muziek en televisie had.

Jean Blaute, die jarenlang de platen van De Kreuners producete en Grootaers goed kent, zegt over hem: “Onze vriendschap is heel bijzonder en al eens ontroerend. Hij is een lieve en goudeerlijke man.”

BIO
• geboren op 27 januari 1955 in Soest (Dui)
• groeide op in Lier
• frontman van de popgroep De Kreuners, die hij in 1978 mee oprichtte
• verder bekend van tv-werk zoals in Fear Factor, Wipe-Out, Big Brother en Homo universalis
• was tot enkele jaren geleden in Lier Open Vld-schepen van o.a. Stadsontwikkeling

Walter Grootaers ontvangt mij in zijn huis niet ver van Lier. De nieuwe hond, Woody, een aanhankelijke lagotto romagnolo – ook wel ­Italiaanse waterhond genoemd –, neemt graag deel aan het gesprek maar wordt door zijn baas na een tijd toch de tuin in gestuurd.

En dan kan het verder, over zijn nieuwe plaat, corona, kanker en de kapoentjesclub De Kreuners, de groep waar, zo wil de legende, niemand van houdt behalve ongeveer iedereen.

“Zijn we eindelijk oud genoeg om alles te ­weten, beginnen we alles te vergeten”, zegt Grootaers alweer lachend aan het begin van het gesprek. Dus werd het tijd om het een en ander op te schrijven. Hij opent enthousiast over de laatste trip met zijn gezin, in de paasvakantie. “We zijn naar Frankrijk geweest, van Normandië via Versailles naar Dijon en dan via Genève en Reims terug naar huis.”

Gaan de kinderen nog allemaal graag mee?

“Ja, zeker. Luka wordt in juli 23. Josh is 21, Lila is 18. Zij doet een schakeljaar in Gent en is in Maastricht toegelaten voor de opleiding performance. Luka studeert mixed media in Gent en doet aan slampoetry. Josh studeert netwerkeconomie, met als keuzevak AI. Ze zitten momenteel alle drie op kot in Gent, samen in een huis.”

Het is grappig dat je zoon AI studeert, terwijl het eerste singeltje van De Kreuners, ‘Nummer 1’, daar bij wijze van spreken ook al over ging: ‘Dankzij de chip word ik nummer één.’

“Dat was in 1980. Toen wisten we natuurlijk nog lang niet wat die chip allemaal kon. Visionair, ge kent mij. (lacht)

“In Nederland dachten ze wel dat ik ‘dankzij de shit word ik nummer één’ zong, maar kom. Voor onze eerste twee singles zijn we naar de Matrix-studios in Londen gegaan, met Jean-Marie Aerts. We wilden eigenlijk naar de Konk Studios van The Kinks, maar die waren volgeboekt.

In de studio met David Poltrock, Stef Kamil Carlens, Ruben Block, Joost Zweegers en Mario Goossens.Beeld Margit Vantoortelboom

“Jean-Marie heeft mee onze sound bepaald, hij experimenteerde graag en had aan Erik (Wauters, gitarist, red.) een brother in arms.

“Jan (Van Eyken, red.) speelde toen nog bas. Hij speelde gitaar bij The Strings, maar we zochten een nieuwe bassist en Jan was een fan. Hij was komen kijken toen we in de Beursschouwburg samen met U2 speelden en wilde heel graag bij ons spelen. Hij had voor de eerste repetitie met ons nog nooit een bas vastgehad. In drie dagen tijd had hij alle nummers ingestudeerd. Dat hij heeft hij ons wel pas verteld nadat hij aangenomen was.”

Dat doet mij een beetje denken aan het verhaal van Ben Crabbé, met wie ik toen samenwerkte bij Studio Brussel. Hij zat toen ook hele dagen Kreuners-nummers mee te ­drummen.

“Bij zijn auditie wilden we dat Ben meespeelde op ‘Ik dans wel met mezelf’, die cover van Billy Idol, wat voor een drummer best een ingewikkeld nummer is. Oké, zei Ben, maar welke versie? De elpeeversie, die van de single of de ­versie die jullie nu live spelen? Wij keken elkaar aan en wisten niet waar hij het over had. Hij kende ons repertoire beter dan wijzelf.”

Terugkomend op Jean-Marie: we komen langzamerhand in de periode dat onze generatie onvermijdelijk begint uit te dunnen. Arno, Jean-Marie... De kanker doet zijn ­wrede werk. Jij hebt vorig jaar ook jouw deel van die ellende gehad.

“Ouder worden komt niet gratis. De leverkanker die ik bleek te hebben, is een stille sluipmoordenaar. Daar voel je niets van.

“In 2022 speelden we nog de hele zomer, maar in 2023, ongeveer rond deze periode, kreeg ik het bericht dat ik kanker had. Ik kreeg eerst last van mijn buik, kon niet meer op mijn zij slapen. Na grondig onderzoek bleek dat er een gezwel van twaalf centimeter in mijn lever zat.

“Mijn radioloog in Lier zei: ‘Hiervoor moet je naar Leuven.’ Daar ben ik fantastisch begeleid. Ik wist meteen waar ik aan toe was. De tumor kon niet zomaar verwijderd worden, er zaten aders in de weg die door de lever lopen.

“Dan zijn er twee opties: een levertransplantatie of immuuntherapie. Het werd het tweede, want mijn lever was voor de rest nog oké. Maar als je immuuntherapie start, dan kun je daarna geen transplantatie meer krijgen, want je immuunsysteem zal die nieuwe lever altijd afstoten. Ik heb toen toch gekozen voor de therapie, want het was duidelijk dat de artsen daar veel hoop op stelden. Ik heb elke maand, van mei tot september 2023, een baxter gekregen. Ik reed gewoon zelf naar het ziekenhuis, want ik had geen pijn meer. Er was immers nog een ander gezwel, aan mijn maag, maar dat was goedaardig, zo bleek na een biopsie. Die tumor is weggenomen en toen was de pijn weg.

“Na de immuuntherapie was het gezwel in mijn lever naar zes centimeter gekrompen en was het te opereren.

“Begin oktober vorig jaar ben ik dan geopereerd met zo’n robot. Zeven gaten in mijn buik... Na drie dagen voelde ik me weer goed, na een halve dag liep ik alweer rond en dan ben ik thuis gaan revalideren. Daarna heb ik nog enkele maanden immuuntherapie gehad, maar dat is enkele weken geleden ook afgerond.

“Ik heb wel weer mijn fysiek moeten opbouwen. De behandeling maakt je moe en je stem droogt ook uit. Daar heb ik nog altijd last van. Ik drink elke dag minstens twee liter water. Maar ik kan alweer twee keer per week een half uur sporten. Die vermoeidheid, dat herkende ik van corona.”

Juist, je was in 2020 een van de eerste ­‘bekende’ covidpatiënten.

“Ik heb toen een tijd op intensive care gelegen, ook al omdat ze nog niet goed wisten wat ze met die ziekte aan moesten. Het was maart 2020, de epidemie was nog maar net uitgebroken. Ik was de hele tijd moe, leeg, kapot, had geen adem, mijn hand opheffen was al een geweldige inspanning. Mijn huisdokter meende dat ik niet besmet was, maar na twee dagen zei mijn vrouw: ‘We gaan naar de spoed.’ Ik mocht niet door de gewone ingang naar binnen, wel via de garage. Ik lag eerst naast een kind en een oudere vrouw, maar wegens besmettingsgevaar parkeerden ze me in het hok waar de schoonmaakspullen stonden.

Klasfoto van de 'supergroep'.Beeld Margit Vantoortelboom

“Gelukkig zag ik er het grappige nog van in. Ik had grote ademhalingsproblemen, elke verpleegster en dokter was in driedubbel plastic gehuld, met mondmaskers en schermen: heel raar allemaal. Maar de behandelende specialist zei meteen: ‘Meneer Grootaers, dit komt goed, u hebt een groot gebrek aan zuurstof maar we halen u erdoorheen. Dat stelde mij gerust. Na vier dagen op intensieve zorg was ik al aan de beterhand en mocht ik naar huis.

“Ik sloot mezelf toen op in de woonkamer – wat een beetje grimmig was omdat ik de kinderen en Nicole alleen van een afstand kon zien. Maar acht dagen later was ik genezen.

“Die beelden van al die zieken in Italië waar de ziekenhuizen de toestroom niet meer aankonden, of die verlaten straten in New York: ik dacht aan ‘Keep Me In Your Heart’ van ­Warren Zevon (Amerikaanse muzikant, 1947-2003, red.). We hebben er een eigen versie van gemaakt, ‘Plaats in je hart’, dat wordt ook een van de twee nieuwe singles.

Toen ik het nummer voor het eerst hoorde dacht ik: als hij net als Warren Zevon een plaat maakt met zijn eigen supergroep, gaat dat over zijn kanker en ziet het er niet goed uit.

“Dat was zeker niet de bedoeling. Het ging mij op dat moment, aan het begin van de coronaperiode, om de mensen die aan corona stierven en die geen afscheid konden nemen van hun geliefden. Dat pakte mij zo, dat je je vrouw zelfs niet meer mocht zien of haar hand mocht vasthouden.

“Ik zat toch thuis opgesloten en ben aan het spelen gegaan met songteksten, heb wat nummers vertaald – wat ik ook al heel lang doe.

“In het Engels zingen is veel gemakkelijker dan in het Nederlands. De onnozelste teksten klinken geweldig in het Engels. In het dialect klinkt ook alles beter. Er zijn zoveel goeie platen in het West-Vlaams, maar ik versta er geen woord van. Gisteren was ik in de auto aan het meefluiten met ‘Min moaten’ van Filip Kowlier. Voor ik destijds begreep dat Kowlier het over zijn vrienden had, was zijn volgende plaat al uit. (lacht) Maar dat is niet erg. Je moet dat nummer niet verstaan, maar vóélen.

“Toen ik Axl Peleman en mijn manager Rick Tubbax vertelde dat ik volop bezig was met het vertalen van teksten, waren zij meteen mee, en zo is de boot vertrokken.

“Axl is in tweeënhalf jaar een keer of dertig hier geweest, hij had op mijn computer een ­studiootje geïnstalleerd en nam dan de akoestische gitaar op, of de pianopartij, waardoor ik verder kon oefenen voor mijn zangpartij.

Walter Grootaers is genezen en gaat meteen vreemd met een Vlaamse supergroep: ‘Ik wil alles vertellen, maar mijn kinderen leven nog’
Beeld Dirk Leunis

“Het nummer van Zevon hebben we in 2021 al opgenomen in een kleine studio, in The ­Cavern in Edegem, en toen was ik nog oké.

“Ik had op dat moment wel al last van uitdroging van mijn stem, en dat was een paar jaar later ook nog zo. Axl zei toen, uit voorzorg: ‘We gaan de acht resterende nummers ook meteen afwerken. We hebben nu alle zang, ik moet ­alleen nog een groep zoeken.’

“Er waren tijdens de stemopnamen al wat namen gevallen, die van Stef Kamil (Carlens, red.) bijvoorbeeld. Ik ben een geweldige fan van zijn platen en op de een of andere manier doet hij mij aan Berre (Bergen, de in 2016 gestorven bassist van De Kreuners, red.) denken. Die vulde de leegtes tussen de noten ook graag op, legde melodie over melodie.

“En toen kwam Axl af met al die gasten en plots bleek het een echte supergroep. Ik was blij verrast, maar Axl zei: ‘Zij zijn blij dat ze mógen meedoen.’ (lacht)

“Mario Goossens, Ruben Block, David ­Poltrock en Joost Zweegers, die dan ook nog een grote fan van mij bleek te zijn.”

Jullie hebben eerst de zangpartijen opgenomen en daarna pas de muziek: helemaal anders dan hoe jullie met De Kreuners werken.

“Ja, en daarom vond ik dat ook zo boeiend, want bij De Kreuners werkt dat zo niet. Daar maken we een kader voor een nummer, Jan of Erik en ik, en we werken daarop verder. Dat groeit bij ons organisch, het is voor De Kreuners de beste en waarschijnlijk de enige manier om ergens te raken. Net zoals de Stones doen, trouwens. (lacht)

“Ik had deze keer alles al ingezongen, iedereen had de nummers gehoord in een demo­versie en was enthousiast. We waren bij David thuis ook al een paar nummers gaan voorbereiden: onder meer ‘She’ (van Charles Aznavour, ook bekend in de versie van Elvis Costello), en ‘Que je t’aime’ van Johnny Hallyday, een demo waar ook Daan op meegezongen heeft, met zijn hele lage stem. Er zit zelfs een nummer van Slade bij: ‘Ver weg van jou’, een vertaling van hun ‘Far Away’. Ik heb dat altijd een geweldige tekst gevonden, en Slade een onderschatte groep.

“Joost Zweegers had meteen duizend ideeën en Stef Kamil ook, die heeft een bijzonder straf oog voor detail, voor het fijne werk. Ruben speelde gitaar en zong mee backings, Mario drumde.

“In september 2023 hebben we dan een dag of vier bij elkaar gezeten in de ICP in Brussel: fantastisch was het.”

De eerste dag van de opnamen in de ICP­-studio’s in september van vorig jaar mocht ik een uurtje komen kijken en luisteren. De gouden platen blonken een hele muur vol, Michel ‘Shelle’ Dierickx engineerde stoïcijns alsof hij nooit iets anders gedaan had en dat was ongeveer nog waar ook. Axl Peleman leidde de werkzaamheden in de volle studio en stuurde iedereen behendig de juiste richting uit.

“Die Nirvana Unplugged-sound vond ik wel goed”, zei hij tegen gitarist Ruben Block. “Het mag kapot klinken.” Walter kwam binnen met in zijn spoor dochter Luka, die ijverig foto’s begon te nemen. Hij deed vakkundig zijn verhaal over zijn leverkanker en de immuuntherapie, maar vroeg om het niet verder te vertellen, “want de mensen hebben geen gevoel voor ­tumor”. Waarna weer die geweldige lach klonk.

Terug naar vandaag. De keuze van de nummers is wat je eclectisch zou kunnen noemen: weg van de platgetreden paden. En er staat ook echt een groep in de studio: de Vlaamse Traveling Wilburys (met enige overdrijving), aangejaagd door Axl de orkestmeester.

“Het is allemaal muziek van de jaren 70 tot de jaren 90, van Frankie Miller tot The Pretenders. We gingen er bij de selectie van de nummers van uit dat het speelbaar moest zijn met één instrument, maar we voelden al snel dat sommige songs meer konden gebruiken. En zo ontstond het idee voor een groep en begint iedereen mee te denken en te zoeken en te improviseren. Luister maar wat Stef Kamil hiervan maakt. (laat trots zijn cover van ‘Love Song’ horen, een nummer dat op Tumbleweed Connection van Elton John staat, een plaat uit 1970, red.)

Je bent een geweldige fan van The Kinks en de Stones, maar daar ben je van weggebleven.

“Ja en nee. Ik heb eigenlijk al een volgende plaat klaar qua teksten, en daar moet ‘Celluloid Heroes’ van The Kinks op komen: dat ben ik al aan het vertalen sinds de jaren 80 en ik denk dat ik het nu gevonden heb. Iets van De Dijk moet er ook op. ‘Ik kan het niet alleen’: wereldnummer.”

Het gaat op de plaat heel dikwijls over de liefde maar zeker ook over de afwezigheid van de geliefde.

“Het is geen plaat over verliefdheid, maar over gemis: ik ben een melancholicus, sowieso. En 2020, 2021 en 2022 waren niet onze beste jaren, dat is gewoon zo. Ik probeer dat zwaarmoedige altijd voor me te houden, maar toch.”

Je hebt ooit al een soloplaat gemaakt, heel lang geleden, maar dit is de eerste keer dat je echt vreemdgaat, hè?

“Met muzikanten, wil je zeggen?” (hilariteit)

Wat vonden De Kreuners eigenlijk van jouw plannen?

“Die hadden daar geen probleem mee. Ik wil ook helemaal niet op tournee gaan met deze plaat; in het voorjaar van 2025 zou ik graag weer met De Kreuners gaan spelen. Geen grote tour met de festivals, want die hebben we allemaal al gedaan in 2022. Het grappige toen was dat de zaaloptredens na de festivals kwamen, terwijl die eigenlijk eerst moeten komen. Ik zei dat dan tegen het publiek: ‘Dit concert was bedoeld als een try-out maar de echte tour is eigenlijk al achter de rug, dus gaan we nu speciaal voor jullie nog wat extra fouten spelen.’ (lacht) En dan tegen Jan (Van Eyken): ‘Jan, doe uw best, hè.’ Waarop Jan een totaal vals akkoord speelde.

“Het was een geweldige zomer, we hebben in totaal voor 185.000 man gespeeld: ongelooflijk.”

Dat doet mij denken aan het mopje dat De Kreuners pas repeteren ná hun concerten, in plaats van ervoor.

“Pas op wat je zegt: wij hebben vroeger veel gerepeteerd, maar daarna kwamen er zoveel concerten dat we daar bijna geen tijd meer voor hadden. Ik herinner me de periode rond 1990, toen speelden we 180 concerten per jaar. In 1992 zeiden we tegen onze manager (toen Alain Grootaers, broer van, red.) dat het er minder moesten zijn. Geen probleem, zei Alain. En hij boekte er 160.” (lacht)

Wanneer heb je de groep eigenlijk verteld dat je ziek was?

“Ik wilde het stil houden, had geen zin in gezeur en pers en telefoons. Ik wist het zelf nog maar een maand. Rick Tubbax wist het wat eerder dan de groep en toen we zijn samen gaan eten en heb ik het verteld. ‘Jongens, ik heb leverkanker.’ En toen zei Erik: ‘Ja, en ik heb prostaatkanker.’ Hij is ook weer helemaal in orde nu, gelukkig.

Je bewijst hiermee ook je stelling dat de Kreuners geen vrienden zijn, maar eigenlijk familie. En de manager hoort daarbij. Iedereen heeft zijn specifieke rol. Dat zie je ook in de backstage bij de concerten. Jij bent de capo dei capi, natuurlijk.

(lacht) “En Jan vertelt de moppen en drinkt een pintje, Erik is met zijn gitaar bezig, Ben is de setlist aan het veranderen en Axl speelt Mister Cool. En Rick telefoneert.

Met Ruben Block.Beeld Margit Vantoortelboom

“Niet dat we elkaars deur platlopen, maar net daardoor delen we vooral de leuke momenten. Rick ken ik van toen we in 1980 samen toerden, hij was toen frontman van Rick Tubbax & the Taxi’s. Dat klikt nog altijd. Hij weet heel goed wat hij moet afschermen van mij en hij heeft ook verstand van muziek, we zitten vaak op dezelfde golflengte.

“Hij heeft me ooit wel een rel met VTM bezorgd, trouwens.”

Dat interview waarin je de legendarische volzin uitsprak: ‘Het succes van Tien om te zien is het bewijs dat ons onderwijs gefaald heeft’?

“Ja, dat.” (lacht)

“Alleen had daar tussen haakjes (lacht) achter gemoeten, maar dat deed Rick natuurlijk niet. (lacht) Dat heeft ons een paar maanden parten gespeeld, maar Mike Verdrengh en Jos Van Oosterwyck (destijds resp. topman van VTM en de man achter ‘Tien om te zien’, red.) tilden er uiteindelijk niet zwaar aan. Sommige anderen bij VTM hadden wél heel lange tenen.

“Maar toen brachten we ‘Ik wil je’ uit en was alles weer oké.”

In de jaren 80 programmeerde je ook een tijd bij Studio Brussel. Toen hoorde je elke week in jouw programma minstens één nummer van de Kinks en één van de Small Faces.

“Ik had één programma per week in de ochtend voor Bert Geenen en ik was speciaal een week vroeg opgestaan om te luisteren hoe die programma’s klonken. Maar dan moest ik ook nummers uit jullie playlist draaien, een obscure nieuwe plaat bijvoorbeeld. Voor mij veel te hard voor zo’n ochtendmoment. Ik zei tegen Bert: ‘Als ik dat moet draaien en ik sta mij te scheren, dan zit ik erdoor.’ Dus draaide ik ‘The Laughing Gnome’ van David Bowie in de plaats.”

In 2012 zijn jullie voor de eerste keer definitief gestopt. Je had toen drie jonge kinderen.

“Ons gezin hangt heel sterk aan elkaar, de kinderen onderling ook en ik heb dankzij Layla ondertussen ook al drie kleinkinderen.

“Mijn vrouw (Nicole Plas, tv-producente, red.) is tien jaar jonger dan ik en had een échte carrière (lacht) waar ze veel tijd in moest steken. We hebben er zelfs niet over moeten praten: ik zou zorgen voor de kinderen, bracht ze naar school en haalde ze weer op.

“In 2012 waren er ook verkiezingen. Ik was lijstduwer voor Open Vld en ze hebben me gevraagd om schepen te worden. Maar ik was niet gestopt met De Kreuners om wéér constant van huis te zijn, en heb om een mandaat gevraagd waarbij ik zoveel mogelijk overdag kon doen. Ik had niet zoveel avondvergaderingen.

“Halverwege de nu aflopende legislatuur ben ik met mijn schepenambt gestopt, om plaats te maken voor jonge mensen. Die gaan nu in mijn plaats pinten drinken.” (lacht)

Ben je helemaal niet meer bezig met politiek?

“Ik ben en blijf liberaal. Meer dan ooit is er een partij voor vrijheid en vooruitgang nodig, zoals de partij vroeger trouwens heette. Ik heb er veel hardwerkende mensen leren kennen.

'Het is mentaal zwaar om te horen dat je kanker hebt, zeker wanneer je dat ook nog eens aan je kinderen moet vertellen.'Beeld Margit Vantoortelboom

“Maar bij welke partij je ook bent, je wordt niet voor het vele werk beloond. Als je ziet wat voor bagger die mensen over hun hoofd krijgen. En toch mogen we het niet laten hangen. Het is niet omdat je gedegouteerd bent van de politiek dat je het aan de degoutanteriken moet overlaten. Er is geen alternatief, anders ondergraven we de democratie.

“Maar de eeuwige optimist in mij gelooft ook dat er altijd oplossingen zullen zijn en dat uit de chaos altijd iets nieuws, anders en goeds zal komen. Al zie ik in mijn eigen generatie een groot defaitisme. Elke seconde word je geconfronteerd met de harde realiteit: je gsm spuit de hele tijd negatieve berichtgeving.

“Voor mij dient mijn gsm alleen maar om te bellen en om te zien wat Lierse gedaan heeft.” (lacht)

Toen je broer Ronald niet zo lang geleden stierf, las ik in een mooi in memoriam van Annick De Wit in Het Laatste Nieuws, waar een zin in stond die, vond ik, ook over jou kan gaan. Ze schreef: ‘Geruststellend was: wat voorbijflitste aan film van zijn leven zag er schitterend uit.’ Heb jij niet ongeveer hetzelfde gevoel?

“Over onze Ronald zeiden ze altijd: ‘Dat is onze Walter, maar in het kwadraat.’ Hij belde, mij ooit vanuit Zwitserland waar hij maître d’hotel was: ‘Ik ga een wereldreis doen met een zeilboot.’ Terwijl hij nog nooit gezeild had, maar dat zou hij onderweg wel leren. Heel de wereld afgezeild, tot ze aanlegden in Papeete op Tahiti, waar hij snel werk vond in een hotel. Hij is daar een jaar of zes gebleven. Ooit schreef hij me: ‘Ze zijn hier Mutiny of the Bounty aan het opnemen, met Mel Gibson. Dat is gene gewone, die is elke dag zat.’ Hij speelde zelf mee in die film, al hebben we heel hard moeten zoeken naar de scène waar hij in zat. Hij was een van de piraten maar droeg een ooglapje, zodat we hem niet herkenden.

“Hij stierf in 2018, ik kreeg kort voor we moesten optreden in Breda het telefoontje dat hij gestorven was: hartaanval, net na zijn eerste chemo.

“Ronald was de tweede broer die ik verloor; Guy stierf op zijn 50ste, ook aan kanker.

“Het is mentaal zwaar om te horen dat je zelf ook kanker hebt, zeker wanneer je dat ook nog eens aan je kinderen moet vertellen. Toen er zekerheid was over wat ik mankeerde, hebben we het hun gezegd, omdat ik toen ook al wist dat er een oplossing was: ik had 90 procent kans om het te overleven.

“Wat me ook geruststelde waren die profs in Leuven: jonge mensen, die supergemotiveerd waren. Ze zeiden ook: ‘We zijn eens gaan kijken naar de foto’s van uw longen die genomen waren toen u covid had.’ Daar kon je mijn leverkanker ook al zien, maar iedereen had die toen gemist. Terwijl je zo’n gezwel van twaalf centimeter wel zou moeten zien zitten, dacht ik.”

Herinner je je het programma Een laatste groet van Bart Peeters op Canvas nog? Daar werden bekende mensen televisioneel begraven, begeleid door vrienden en familie. Je oudere dochter Layla is toen nog iets komen zeggen: ‘Dag papa, ik ben uw lied op twee benen.’ Zou je in de gegeven omstandigheden nog meedoen met zo’n programma en wie mag er dan iets komen zeggen en ook: wie niet?

“Die duizend mensen die ik niet wil zien ga ik hier niet opnoemen, maar van iemand als Frank Vander linden zou ik wel eens willen weten wat hij zou zeggen. Ik ben een fan van hem.”