Dit worden de nieuwe frietkoten van Brussel

© rr

Ze zien eruit als een moderne foorattractie, met een tegelwand in warme tinten en een uitnodigende neonreclame op het dak. Brussel krijgt tien van dergelijke frietkoten, naar een ontwerp van het jonge architectenbureau Moto.

Geert Van der Speeten

De stad Brussel vervangt tien verouderde en vervallen frietkoten door nieuwe exemplaren. De stad wordt eigenaar en verhuurt ze aan frituuruitbaters die een charter ondertekenen over kwaliteit, hygiëne en klantenservice. De frituren komen op centrale plekken, zoals de Citroëngarage en het Atomium.

Brussel neemt het onderwerp best ernstig. Het erkent de symboolfunctie van de frituur voor de hoofdstad van België en lanceerde in juli een ontwerpwedstrijd. Er kwamen 52 voorstellen uit de bus, uit zes Europese landen. Vaak ludieke.

Het winnende ontwerp vertrekt vanuit respect voor de traditie. Het is van de hand van het jonge Gentse bureau Moto, opgericht door de architecten Thomas Hick en Mo Vandenbergh die konden warm lopen bij het gerenommeerde Robbrecht & Daem. Het klassieke volume van het frietkraam geven ze een frisse update. De frituur krijgt een opendraaiende luifel, die in gesloten toestand een spiegelende gevel vormt. Zo gaat het frietkot op in zijn omgeving. Binnenin vormen tegels in warme kleuren een aantrekkelijk interieur. Elke frituur krijgt een eigen signatuur door een unieke lichtreclame. Moto droomt ervan om daar neonkunstenaars voor aan het werk te zetten.

Jan Spier

Frietkoten zijn een levensgroot Belgisch cliché. Ze staan ook voor een onuitroeibare traditie, dat blijkt ook uit de erkenning van onze frietcultuur als werelderfgoed.

Op stadspleintjes en in dorpskernen vormen vrijstaande frituren vaak een beeldbepalend element. Zoals het frietkot van Jan Spier uit de Nero-strip zijn het vaak bakens in het sociale leven van een wijk. Anders dan snackbars of fastfoodzaken creëren ze een lokale sfeer.

‘De frituur lijkt lelijk, banaal en eenvoudig’, zegt architect Mo Vandenbergh. ‘Maar onderschat ze niet: ze maakt deel uit van ons patrimonium en claimt een grote zichtbaarheid. Ze is ook laagdrempelig en democratisch: iedereen passeert er.’

© rr

Straatmeubilair

Typisch aan het frietkot is zijn barakconstructie. Vandenberghe: ‘Het begon ooit als een kermiskraam, een mobiele foorattractie. Een frietkot moest eenvoudig en goedkoop zijn, maar met een aantrekkingskracht waar je direct op afstapt. Dat was ook ons uitgangspunt voor Brussel. Bij ons geen hyperbedacht ontwerp, in de vorm van een puntzak of zo. We kozen voor een eenvoudig en herkenbaar basisverhaal.’

Zelf houdt Mo Vandenberghe wel van plekken waar je friet uit het vuistje kan eten. ‘Ons frietkot is de basis van streetfood’, zegt hij. ‘Maar je merkt wel dat het steeds meer in de verdrukking komt. Het past niet meer onder de kerktoren, of op rustieke stadspleintjes met waterpartijen en boompjes. Het beeld van een vervallen friettent tussen modern straatmeubilair roept wrevel op.’

Toch stop je het klassieke frietkraam beter niet weg, vindt hij. ‘Je moet er niet van wegkijken of het problematiseren, maar het juist opnemen in de omgeving. Als een belangrijk, maar ook lichtvoetig statement in de publieke ruimte.’