Voor de 24-jarige Jesse Sprikkelman was het ongemakkelijk om tijdens seksuele voorlichting alleen te leren over heteroseks. Als brugklasser was hij nog niet officieel uit de kast, maar wist al wel dat hij op mannen viel. "Ik voelde me niet vertegenwoordigd en werd daar onzeker van", zegt hij daarover. Daarom is het volgens hem een goed idee om op scholen meer aandacht te besteden aan seksuele identiteit en genderidentiteit.
Jesse ziet daar niet alleen ruimte voor bij seksuele voorlichting, maar bijvoorbeeld ook bij maatschappelijke vakken op middelbare scholen en vervolgopleidingen. "Ik heb een media-opleiding gevolgd, dus iedereen was heel open. Maar ik kan me voorstellen dat in bijvoorbeeld de bouwsector minder open gepraat kan worden over diversiteit."
Hoe hij dat zelf zou aanpakken in de klas? "Ik zou open gesprekken proberen aan te gaan met leerlingen, bijvoorbeeld op basis van de actualiteit. Mensen krijgen als snel het gevoel dat hen iets wordt opgelegd, dus daarin moet je wel voorzichtig zijn."
Na 24 uur was het regenboogzebrapad al beklad
Zo zijn er nog meer manieren om de lhbtiq+-gemeenschap zichtbaarder te maken, denkt Jesse. Hij doelt daarmee op de rol van gemeenten, die het voor hun queer inwoners comfortabeler kunnen maken door bijvoorbeeld de regenboogvlag te hijsen of een regenboogzebrapad aan te leggen. Voor dat laatste heeft Jesse zich in zijn woonplaats Zutphen hard gemaakt. En met succes: vorige maand is het pad aangelegd.
"Zo'n gebaar laat zien dat iedereen zichzelf mag zijn", vertelt hij. Maar nog geen 24 uur nadat het zebrapad er lag, was er al verf overheen gegooid. "Dat laat zien hoe hard het nodig is dat de lhbtiq+-gemeenschap vertegenwoordigd wordt."
Meer labels zorgen voor meer onbegrip
We zouden moeten stoppen met het gebruiken van labels, vindt Edwin Fokkema (48). Als kind was hij het buitenbeentje van de klas en werd gepest. Hij is homoseksueel en andere kinderen zagen aan hem dat hij "anders" was.
"Maar we zijn toch allemaal mensen? Dus we moeten elkaar ook zo zien", zegt Edwin. Door mensen in een bepaald hokje te stoppen, creëer je volgens hem meer afstand. En dat kan leiden tot haat en agressie. "Bovendien zijn er de afgelopen jaren meer labels bijgekomen. Dat leidt bij veel mensen tot onbegrip."
Edwin erkent dat het niet makkelijk is om het hokjesdenken los te laten. Ook hijzelf worstelt daar nog mee. Daarom daagt hij zichzelf en anderen uit om eens in gesprek te gaan met mensen die anders zijn dan jijzelf.
"Door te praten met iemand die je doorgaans misschien zou vermijden, leer je meer over hun beweegredenen. Je snapt dan misschien waarom iemand zich op een bepaalde manier gedraagt. Dan leer je dat ook zij gewoon mensen zijn."
Feitenloze emoties
De ideeën van Jesse en Edwin zouden volgens Marian van der Klein zeker bij kunnen dragen aan een tolerantere maatschappij. Van der Klein is senior onderzoeker op het gebied van maatschappelijke participatie bij het Verwey-Jonker Instituut. Maar er valt het meeste terrein te winnen in de landelijke politiek, denkt ze.
"In het verkiezingsprogramma van de PVV wordt bijvoorbeeld gesproken over 'genderwaanzin' en 'diversiteitspropaganda'. Dat zijn emotionele oneliners die veel schade kunnen aanrichten."
Zo hebben andere politici in debatten uitgesproken bang te zijn dat er meer geweld plaats zal vinden op vrouwentoiletten wanneer trans vrouwen toegang krijgen. Of de (onjuiste) bewering dat het kinderen zo zou worden opgelegd om homoseksueel of trans te zijn.
Dit soort uitspraken heeft invloed op de samenleving. Het faciliteert haat tegen de lhbtiq+-gemeenschap en zorgt voor een gevoel van onveiligheid, zegt Van der Klein. "En dat terwijl de uitspraken feitenloos zijn. Het is jammer dat kinderen hierdoor niet zelf de ruimte krijgen om te ontdekken wie ze zijn."