Direct naar artikelinhoud
Column

Het is voorbij, het saluut is gebracht, het leed is in duizend kleuren geleden

Het is voorbij, het saluut is gebracht, het leed is in duizend kleuren geleden
Beeld Bob Van Mol

Op zijn berg in de Oostkantons schrijft Marnix Peeters over vrijheid, vogels en zijn vrouw.

Wij waren naar Hasselt gereden om in de bibliotheek naar Ilja Leonard Pfeijffer te gaan luisteren. Hij vertelde weinig nieuws – wij hebben allebei zijn Grand Hotel Europa al uit – maar het was fijn om hem met zijn bronzen stem uit het boek te horen voorlezen, en ik was benieuwd naar hoe hij in het echt zou zijn. Toen wij ons exemplaar lieten signeren, zei hij dat hij van onze columns in Zeno houdt. Ja, dat kan dus nooit meer stuk.

Na de lezing werd ik bij Standaard Boekhandel verwacht, voor een signeermoment. Er kwamen mensen over hun moeder vertellen, mijn oom Fons en mijn tante Marie-Louise kwamen een boek kopen, een oude klasgenoot uit de Latijn-Griekse, Mario, passeerde, en net voor het einde verscheen tot mijn verrassing de geriater die in het Salvatorziekenhuis mijn moeder tijdens haar laatste zes weken onder haar hoede had gehad.

Ze vertelde dat ze drie exemplaren had gekocht en die op de afdeling had verspreid, en dat haar verplegend personeel erg blij was met het boek. Wij doen ook allemaal maar ons best, zei ze, altijd maar hopend dat het goed genoeg is, en het doet deugd om te lezen dat u dat hebt geapprecieerd.

Toen wij een uur later met onze Hasseltse vrienden Marc, Marleen en Jozef aan tafel gingen en ik over dat moment begon te vertellen, kreeg ik het kwaad. Mijn vrouw merkte het en wees ons op een donzige hond op het terras. Daarna ging alles beter, het werd een fijne avond en de rog met kappertjes was erg lekker.

Ik hoop maar dat de hemel bestaat, en dat er een kijkgaatje is waardoor je nog een stukje van het vervolg op je leven kunt zien

Nu mag de riem eraf, zei ik tijdens de rit terug naar de Oostkantons. Het is voorbij, de cirkel is rond, het saluut is gebracht, het leed is in duizend kleuren geleden. Het afscheid is afgerond.

Zo voelde dat echt: als een opluchting, alsof er een punt was gezet achter een vaarwel. Ik had het niet zien aankomen en ik weet niet waarom het die dag in Hasselt moest gebeuren en of de ontmoeting met de dokteres er een rol in speelde, en ik weet dat het heimwee nu en dan nog wel als een kwaaie stokstaart de kop zal opsteken, maar dat zijn de feiten, ik vertrouw mijn gevoel.

Mijn moeder had nooit gedacht dat ze dit zou veroorzaken, zei ik ’s anderendaags, toen eindelijk de wind was gaan liggen en wij nog eens het bos in konden, dat na twee weken stormachtigheid bezaaid lag met takken en dennenkegels. Dat zoveel mensen nog met haar zouden meeleven, om haar zouden huilen, haar verhaal aan anderen zouden aanbevelen. Dat haar foto door zoveel duizenden onbekenden zou worden bekeken, voor wie ze op een of andere manier iets zou gaan betekenen. Ik hoop maar dat de hemel bestaat, en dat er een kijkgaatje is waardoor je nog een stukje van het vervolg op je leven kunt zien. Dat je nog een beetje uitgesteld fier kunt zijn.

Dat spreekt toch helemaal vanzelf? zei mijn vrouw.